contacten met de Literaire Club van het Cultureel Centrum in Klodzko hebben al gauw interessante resultaten opgeleverd. Boguslaw Michnik, die het Centrum leidt, heeft onder auspiciën van zijn literaire club een aantal belangwekkende poëziebundels uitgegeven, vooral van jonge Poolse dichters. Dergelijke uitgaven vormen dan de aanleiding tot een ontmoeting met de dichter, die zijn poëzie voorleest en een gesprek aangaat met het belangstellende publiek.
Dit keer was het een ontmoeting met de jonge Vlaamse dichter Guy van Hoof, wiens verzen in de hierboven genoemde reeks in een oplage van 270 exemplaren uitgebracht werden. Hij las zelf zijn gedichten in de Nederlandse versie, waarop zijn jonge Poolse vertaler, de neerlandicus Jerzy Koch, een Poolse vertaling liet volgen.
In zijn inleidend woord vroeg Jerzy Koch aandacht voor de Pools-Nederlandse relaties in de loop der eeuwen. Te weinig beseffen wij hoe dicht onze culturen in het tijdvak van de Renaissance bij elkaar stonden, hoezeer onderlinge contacten en uitwisseling van gedachten een gewone zaak waren. Dit is overigens onlangs nog gebleken uit de lezingen en tentoonstellingen die georganiseerd werden in het kader van de ‘Poolse Dagen’ in Gent, in februari 1985 en waarin juist de achtergronden van onze culturele relaties centraal stonden. De deelnemers werden hierbij geconfronteerd met een nalatenschap die een zekere verplichting oplegt: de verplichting voor o.m. filologen en vertalers om deze rijke traditie voort te zetten. De Nederlandse avond in Klodzko is er een bewijs van, dat in die richting wel degelijk iets gedaan wordt.
De ontmoeting met Guy van Hoof bood gelegenheid tot een gedachtenwisseling over kunst en poëzie en in het bijzonder over de plaats van de dichter in de huidige wereld, in de context van een crisissituatie op maatschappelijk en persoonlijk vlak. Het gevoel van innerlijke leegte en van conflict met de samenleving resulteert volgens Van Hoof in de neo-romantiek van de laatste jaren. Het motief van de eenzaamheid in de grote stad, dat in de poëzie van Van Hoof vaak naar voren komt, bleek het Poolse publiek aan te spreken. Enkele Poolse aanwezigen bespeurden in zijn gedichten ook nauwe banden met de plastische kunsten en wezen op een zekere affiniteit met Delvaux. De dichter gaf in de loop van de discussie toe inderdaad door de plastische kunsten beïnvloed te zijn.
Ook aan dit aspect van de Nederlandse cultuur hadden de organisatoren overigens aandacht besteed. De discussie werd gevolgd door twee films gewijd aan twee oude meesters uit de Nederlanden: Memlinc en Bosch. Van Memlinc werd vooral Het Laatste Oordeel belicht, dat zich in het Nationaal Museum in GdaĆsk bevindt.
Deze eerste Nederlandse poëzie-avond in Polen mag een succes genoemd worden. Ondertussen staan andere manifestaties op het programma. Wroclaw, het centrum van neerlandistiek, maar ook een belangrijk centrum van het Poolse theaterleven (men denke aan Grotowski, Tomaszewski's Pantomime en de toneelgroep van K. Braun) hebben wij uitgekozen voor de opvoering van Claus' Vrijdag in een vertaling van Zofia Klimaszewska en Axel Holvoet. Er wordt ook gedacht aan een Nederlandse poëzie-avond met voordrachten door Poolse acteurs. Maar over deze activiteiten hoop ik in een volgende bijdrage uit Polen verslag uit te brengen.
Zofia Klimaszewska