Festival van Vlaanderen, Kortrijk - Brugge
Van half april tot begin november werd, geografisch verspreid over bijna heel Vlaanderen, een haast niet te tellen aantal concerten georganiseerd in het kader van het Festival van Vlaanderen. Als hoofdthema kwamen in het Jaar van de Muziek uiteraard de jarige ‘prinsen van de muziek’ aan bod: Willaert, Schütz, Bach, Händel en Scarlatti. Het steeds omvangrijker worden van het Festival (in tijd, aantal en spreiding) en de vercommercialisering via het (broodnodige) mecenaat werden in de commentaren wel eens kritisch onder de loep genomen, maar als publiekstrekker blijkt de formule nog steeds te voldoen. Zoals gebruikelijk begon het Festival in Kortrijk. Gespreid over twee maanden werden in Kortrijk zelf dertien ‘klassieke’ concerten gegeven, uitgebreid met een toneelvoorstelling, een jazz-concert en een tweedaagse ‘Muzikale Animatie’. Bovendien vonden ook in Roeselare, Tielt en Izegem uitvoeringen plaats. Het accent lag hier eveneens op de ‘prinsen’ maar ook werd aandacht besteed aan o.a. gregoriaans, Dvoraks Requiem, en veel Mozart (‘Amadeus’ draaide in de Kortrijkse bioscoop). Als openingsconcert brachten het barokorkest ‘Les Goûts Réunies’ en het koor ‘Rundadinella’ o.l.v. Florian Heyerick, Magnificats van Willaert, Schütz en Bach en twee Schütz-psalmen. Het werd een wat mat concert, waar vaak weinig alert tot rommelig (Schütz-psalmen) werd gemusiceerd. Het koor zong behoorlijk, maar het nog jonge orkest is het stadium ‘beloftevol’ nog niet ontgroeid. Ook de solisten (o.a. Zeger Vandersteene, Jard van Nes) konden het geheel niet optillen. Gelukkig waren de componisten uitzonderlijk, al kunnen bij de Schützpartituren enkele vraagtekens geplaatst worden.
Ruim een week later trad het strijkorkest ‘City of London Sinfonia’ op o.l.v. een zwierige Doron Salomon en met Mayumi Fujikawa als soliste. Naar degelijke Britse traditie musiceerde het ensemble heel keurig. Het gaf mooie vertolkingen van twee concerti grossi van Händel en vooral van de bekende Little Music van Tipett en Serenade van Elgar. Fujikawa daarentegen verknalde de twee vioolconcerti van Bach grandioos door valsspelen, haperingen en door de langzame delen te interpreteren als een zigeuner bij het kampvuur. Zij kreeg een staande ovatie... Eveneens een ovatie, maar dit keer terecht, kreeg het Adolf Frederiks Bachkoor uit Stockholm o.l.v. Anders Ohrwall. Deze prachtig gevormde stemmen vertolkten even prachtig motetten van Willaert, Schütz en Bach, waaronder de in koormiddens beroemde maar geduchte motetten voor achtstemmig dubbelkoor. Even fris, klankvol en rijk aan muzikaal reliëf brachten zij ook een aantal romantische hedendaagse koorwerken van Scandinavische componisten (Nystedt, Rautavaara, Stenhammar) en zeer spitse en speelse volksliedbewerkingen van hun dirigent.
In Brugge werd de gebruikelijke Festival-veertiendaagse uitgebreid tot tweeëneenhalve week, van 25 juli tot 10 augustus. Naast de dagelijkse concerten stonden referaten, een tentoonstelling en een orgelconcours op het rijkgevulde programma. In die overvloed was heel wat prachtige muziek te horen, overwegend schitterend uitgevoerd, al waren er ook tegenvallers (‘The Tallis Scholars’) of missers (‘Les Goûts Réunies’). Een van de conclusies van het Festival zou kunnen zijn dat het werk van Adriaan Willaert - bij leven hemelhoog ge-