Jan Blokker Jr.: onnadrukkelijk en sentimenteel
Jan Blokker junior debuteerde in 1972 met De tocht landinwaarts, een bundel die over het algemeen door de kritiek nogal negatief werd ontvangen. De dichter kijkt nu ook zelf met ‘gemengde gevoelens’ naar zijn eersteling, zoals blijkt uit het gesprek dat H.M. van den Brink met hem had voor NRC Handelsblad (in het Cultureel Supplement van 13 maart 1984). Inmiddels heeft Blokker jr. geieerd om meer aan zijn gedichten te sleutelen, om het niet te laten bij wat snel, en ‘in korte, makkelijke zinnetjes’ werd neergeschreven. Bij andere dichters heeft hij gezien dat je aan kracht wint, wanneer je een gedicht kort houdt, en ook streeft hij nu meer naar een thematische samenhang van de bundels. Uit deze overwegingen, opgetekend n.a.v. het verschijnen van Blokkers vijfde bundel, Kind, blijkt alvast dat de dichter een hele leerschool heeft doorlopen en zich bewust is van de problemen van het métier. Hij zelf heeft weliswaar niet het gevoel dat zijn poëzie nauw aan zou sluiten bij die van zijn generatiegenoten, bij een traditie of school, maar duidelijk is wél dat hij zich richt naar eigentijdse voorbeelden.
De door Van den Brink aangestipte ‘onnadrukkelijke’ toonzetting van Blokkers poëzie, waarin toch af en toe zwaar sentiment doorklinkt, is echter niet van dien aard om aan deze poëzie een geheel eigen toon te verlenen. Blokker jr. wil inderdaad (nog steeds volgens hetzelfde interview) helder, gangbaar Nederlands gebruiken: ‘Emoties gevat in gewone woorden doen mij het meest. Poëzie is het hanteren van die emoties in een speciale vorm, daarin wijkt het af van proza’ (de uitspraak doet ook dienst als flaptekst van Kind). Maar het streven naar onnadrukkelijkheid blijkt in de gedichten zelf niet door pregnantie of precisie te worden gecompenseerd. Er gebeurt in deze verzen juist vrij weinig met taal, de woorden gaan slechts sporadisch een bijzondere, poëtische verhouding met elkaar aan, er is geen spankracht die de gedichten dwingend tot een organisch geheel maakt. De materie waarmee wordt gewerkt is rul. En toch kan van deze gedichten voor sommige lezers een zekere aantrekkingskracht uitgaan, wat te maken heeft met de meestal ingehouden maar soms zwaar aangezette sentimentaliteit.
De nieuwe bundel, die aanvankelijk Analyse zou heten (Kind kreeg als ‘minder nadrukkelijk’ de voorkeur), bevat voornamelijk gedichten over de eigen jeugd van de dichter - een thema dat in de recente Nederlandse literatuur veel aandacht krijgt. Volgens de dichter zelf: ‘de gedichten zijn pogingen om greep te krijgen op het verleden, vaak duiden ze ook de problemen aan bij het waarnemen daarvan’ (interview Van den Brink).
‘Het kind is terug’, zo opent de bundel, ingeleid door het motto ‘Woman, I know you understand / The little child inside the man’. Het motto is afkomstig van John Lennon - de Beatles zullen ook verder een belangrijke rol blijken te spelen; hun muziek is onlosmakelijk verbonden met een fase van de jeugd van de dichter - en voert de twee hoofdfiguren van de bundel in: de vrouw (de jij-figuur) die wordt toegesproken, en het kind dat schuilt in de volwassen man.
Bij de samenstelling van het geheel werd evenwicht nagestreefd: de bundel is gestructureerd rond groepen gedichten. Na vijf ‘losse’ inleidende gedichten volgen vijf cycli van ongeveer gelijke omvang: Jij en ik (zes gedichten; met als een soort coda een ‘los’ gedicht, Achter de rivier, eveneens een jij-ik-gedicht), Mon oncle (zes gedichten, geschreven voor Geert Lubberhuizen), Bergen Belsen (zes gedichten), Moeder (vier gedichten) en De hedevaart (zes gedichten). Alleen Bergen Belsen, met gedichten over een gedetailleerd beleefde droom, en De bede-