Lut de Block, een debuut
Iedereen weet het zo zachtjesaan wel: en heerst crisis en inflatie in de Vlaamse poëzie. Er worden ontzettend veel gedichten geschreven, meer dan ooit wellicht, bovendien worden ze meestal de wereld nog ingestuurd ook. Het aanbod is groot, de vraag klein, maar zelfs debutanten laten zich door deze barre omstandigheden niet afschrikken. Veel van dit alles speelt zich af op de literaire laagvlakte, veel publikaties gaan vrijwel onopgemerkt voorbij zonder ook maar de geringste deining te veroorzaken, veel hooggestemde poëtische aspiraties worden al heel vlug na hun ontstaan in de kiem gesmoord. De laatste jaren zijn rijzende sterren onder de debutanten zeldzaam, bijna onbestaand geworden. Beweren dat Lut de Block zo'n rijzende ster is, zou van een vermetel optimisme getuigen, maar dat haar debuut Vader (bekroond met de bijzondere Yang-poëzieprijs 1984) een gebeurtenis is, zoals Willy Spillebeen in de flaptekst van deze uitgave beweert, durf ik voorzichtig te beamen.
Het openingsgedicht van deze bundel maakt het de lezer in ieder geval duidelijk: hier is een dichteres aan het woord die de materie die ze behandelt stevig in de hand lijkt te houden. Het gedicht gaat over de dood van de vader. ‘Toen je stierf, vluchtte ik weg in het ritueel / van de in leven houdende herinnering’, schrijft de dichteres, en dit is een koele analyse van het verdriet dat het sterven van een geliefd persoon teweeg kan brengen. De toon van het gedicht is onderkoeld. De emotie blijft onuitgesproken, maar onderhuids aanwezig. Het zijn elementen die voor een debuut niet meteen kenmerkend zijn.
De eerste afdeling, die bijna volledig gewijd is aan de kinderjaren en de herinnering aan de vaderfiguur, bevat nog enkele van die strakke, afgemeten gedichten, zonder overbodige franjes, met een intelligente, afgewogen woordkeuze (de invloed van Eddy van Vliet is een enkele keer merkbaar). Waartoe Lut de Block met dit procédé in staat is, bewijst het vierde gedicht, dat ik hier in zijn geheel citeer:
Weet je nog hoe ik naar je rolde
toen ma het warme bed verliet.
Ze baadde zich in tegenlicht,
ik lag haar stiekem te begluren.
Ze kleedde zich in koele kleren van de dag.
Ik kneep haar door mijn wimpers weg
en lag als week dier aangespoeld.
Ik wou niet wijken, zoog me vast
in de fossielen van je wervels.
Er groeide helmgras op je rug
maar niet genoeg om mij te hechten.
Je schaarse handen maakten me te stug. ( p. 10)
De bundel is in vier cycli ingedeeld. Thematisch en stilistisch kunnen de gedichten in drie hoofdgroepen worden verdeeld. Na de gedichten rond de vaderfiguur, die de kindertijd incarneert, wijdt de dichteres een aantal gedichten aan het gezin, de partner, de kinderen, de dagelijkse realiteit die, bij wijze van spreken, niet verder dan het tuinpoortje reikt. Hier verliest zij zich meer dan eens in taalkundige ‘spitsvondigheden’, in sentimentele, kneuterige tafereeltjes uit het huis-, tuin- en keukenarsenaal en andere niemendalletjes. Jammer, want het tast haar zopas verworven geloofwaardigheid aan.
Lut de Block (o1952).
De belangrijkste gedichten zijn te vinden in een derde groep, die de natuur, de seizoenen, de erotiek en het vrouw-zijn tot onderwerp heeft. Hier wordt de emotie verwoord door sterke, vaak natuurgebonden metaforen. Parlando en Spielerei maken plaats voor functionele esthetiek, voor geladen beeld-gedichten van een opmerkelijke gave vorm, voor sensitieve natuurimpressies, voor doorleefde lyriek vol vitalisme. Ik hoop dat Lut de Block zich in deze richting zal blijven ontwikkelen.
Een blauwe reiger klapt uit de stilte
raakt het leigrijs van de lucht.
Met de populieren blijven we in beweging. Roeste denkbeelden dwarrelen
als afvallige bladeren op de grond
die we weer onder onze voeten voelen.
We rakelen ze niet op. Raken elkaar
in een adem van jenever en kastanjes. (p. 34)
Lut de Block heeft een bundel geschreven waaraan onbetwistbaar schoonheidsfoutjes kleven. Een strengere selectie zou wenselijk geweest zijn, maar dit is bij de bespreking van een debuut een weinig ter zake doende gemeenplaats geworden. Door een achttal gedichten, o.m. de hier geciteerde, krijgt deze dichteres van mij heel veel krediet.
Frans Deschoemaeker
lut de block, Vader, Yang Poëzie Reeks, Gent, 1984, 44 p.