Een strenge selectie, met weglating van de zeurderige confessies die ik - nog steeds - aan het papier toevertrouw. Het is lastig dat talloze pagina's los liggen, dat ik in allerlei cahiers, notitieboekjes en schriften door elkaar noteerde. Onoverzichtelijk, nooit door iemand anders dan mijzelf te ordenen. Als ik oud mocht worden (ik verwacht dat niet) zal ik misschien zelf zo'n selectie samenstellen en voor posthume publicatie klaar maken.
Die selectie heeft inmiddels - vanaf HW's 60ste levensjaar - gestalte gekregen, niet alleen niet-posthuum, maar óók met niet-weglating van ‘de zeurderige confessies’, in vele gevallen. Een leuk voorbeeld daarvan volgt al direct:
15 Jan.- De postziekte: elke morgen en avond verwacht ik wonder wat en helaas komt er vrijwel niets. Op die teleurstelling volgt doelloosheid en dadeloosheid, wachten op de volgende bestelling.
En op de datum daarna - 20 jan. - wordt ‘de postziekte’ door weer een andere kwaal gevolgd: le mal du siècle reeds voldoende bekend uit de 19-eeuwse literatuur:
20 jan.- Ik houd het in Borssele niet meer uit. Ik heb een paar dagen geleden aan het Office Régional du Travail in Algiers geschreven. Wil daar gaan werken, onverschillig wat. Bloemen, warmte, zoete geuren, blauw water en mooie, lichtbruine jongens met zwarte krulletjes en opwindende glimlach. Wat heb ik hier?
Deze dag eindigt trouwens met de ‘confessie’:
Ik was die dag snipverkouden, maar ik had me zo mooi mogelijk gemaakt met alle cosmetica die tot mijn beschikking stonden.
Maar juist die ‘zeurderige confessies’ zorgen ervoor dat de lezer de auteur tot in het diepst van zijn ‘wezen’ leert kennen, en vaak realiseert die lezer zich tegelijkertijd dat (iets van) dat ‘gezeur’ op hemzelf van toepassing is. Ik behoef mezelf maar even als voorbeeld te nemen - wie anders levert zo'n duidelijke herkenning op? - om te beseffen dat óók ik mijn omgeving heb lastiggevallen met de genoemde ‘kwalen’. Aan de postziekte lijd ik nog steeds en wat heimwee en nostalgie betreft in de winterkou, breek me de bek - onder mijn snotterende neus - niet open!
Veel van de wereld die HW beschrijft is volkomen onveranderd gebleven: de wereld van wie-weet-wat-voor-verwachtingen levert praktisch alleen maar teleurstellingen op en niet alleen tijdens de postbestellingen. De (binnen)wereld van HW kan met recht universeel genoemd worden: ze levert voortdurend herkenning op bij het lezende IK, hoe anders dat Ik ook mag zijn. HW confronteert de lezer met een nietsontziende eerlijkheid ten opzichte van zichzelf, en met zichzelf bedoel ik zowel de schrijver als de lezer.
En nu ben ik nog steeds niet verder gekomen dan de eerste bladzijden van dit Vierde Deel, met al mijn zeurderige confessies. Die Hans Warren blijkt een besmettelijke invloed te hebben. Maar er is zó veel dat in je ‘na blijft zeuren’ zodra je je intens met dit Dagboek bezighoudt, dat je er niet aan ontkomt om ook met jezelf bezig te zijn. Meer nog dan na de vorige delen 1, 2 en 3 zie ik na dit Vierde Deel naar het vervolg uit. Het einde van ‘,1952-1953’ begint als volgt:
30 dec. [1953] - 10.30 - Het leven dreigt een hel te worden.
En wanneer je de paar bladzijden die dan nog volgen, leest, is dat geen overdreven uitspraak. De anderen in HW's leven gaan nu pas echt la solitude et le rêve verstoren, en wanneer dit dagboek een roman in vervolgafleveringen was, had de auteur niet op een spannender moment kunnen afbreken. ‘De dood in het hart’, waar HW op die laatste pagina's over spreekt, bracht mij het laatste deel van Sartres nooit voltooide cyclus Les chemins de la liberté in gedachten, dat de titel La mort dans l'âme meekreeg. Dat zal wel toevallig zijn, maar