Culturele samenwerking Nederland-Vlaanderen
Noord-Zuid-media: verder weg dan ooit?
De brief van het duo (voormalig) NOS-voorzitter Erik Jurgens en Johan Fleerackers, lid van de raad van beheer van de BRT, waarin gevraagd wordt via formele afspraken een institutionele samenwerking tussen de Nederlandse en Vlaamse omroep mogelijk te maken, werd in de meeste persorganen gepubliceerd, maar heeft voor het overige weinig weerklank gekregen. In wezen komt het verzoek erop neer, de ‘eigenheid’ van twintig miljoen Nederlandstaligen te verdedigen tegen oprukkend buitenlands (commercieel, banaal) programmamateriaal en dat in een periode waarin de openbare omroep nauwelijks nog geld heeft om eigen produkties te maken. Samenwerking is meer dan ooit noodzakelijk en daar zijn juist zakelijke en uiterst doelgerichte overeenkomsten tussen regeringen en omroepinstellingen voor nodig.
Regering en omroep zijn de twee niveaus, waarop de beslissingen moeten worden geformuleerd. In beide gevallen zijn de vooruitzichten niet erg bemoedigend.
De Vlaamse regering (Executieve) lijkt voor de problematiek geen interesse te hebben. De belangstelling gaat daar uitsluitend naar de elektronische vondsten ten behoeve van Flanders' Technology én van het bedrijfsleven. Culturele waarden voor de gemeenschap, échte communicatie - het uiteindelijke doel van de techniek - is daar niet aan de orde. Radio en televisie worden er uitsluitend gezien als instrumenten van de ontspanningscultuur.
Ook binnen het mediabeleid gaat de aandacht, op een paar mooie verklaringen na, nooit naar Nederlands-Vlaamse samenwerking. Het streven is sinds jaren uitsluitend gericht op het doorbreken van het BRT-monopolie, het oprichten van een privé-net in samenwerking met de schrijvende pers. Geen enkele inspanning heeft tot doel de openbare omroep te verbeteren, laat staan de eigen identiteit te verdedigen via de eigen media. Niets wijst er op, dat decreten en wetten in voorbereiding op dit terrein enig positief uitzicht bieden. De verdeeldheid in de perswereld kan tot een impasse leiden, terwijl buitenlandse commerciële initiatiefnemers hun satellieten in de lucht hebben hangen.
In dat medialandschap kan toenadering en samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen niet alles oplossen, maar het helpt. Alleen, het lijkt er niet op dat de beleidswereld op dit gebied enige visie heeft - of zoekt.
Ook de samenwerking tussen de beide omroepen loopt niet zo lekker. Het prachtige Radio Delta-project bleek, toen het helemaal klaar was, plotseling een verloren dossier. Nederland had niet meteen de middelen, mogelijk ook niet de voile overtuiging, gehandicapt door het eigen, steeds moeilijker bestel, met nadrukkelijkere zenderkleuring en met een blijvende argwaan tegenover een Belgische omroep, met zijn statuut van openbare instelling.
Biedt over enkele jaren de komst van het derde Nederlandse net, Hilversum III, een uitkomst en een kans voor het in Venetië gedroomde ‘Canal Grande’, waarop Nederland en Vlaanderen samen televisie maken? Het zou kunnen, er is hoop.
Maar er zijn nog veel problemen. Van de opbrengst van het auteursrechten-akkoord, zal straks één derde naar een pot voor toekomstige coprodukties gaan. Omgerekend is dat bruto ongeveer 100 miljoen frank, of een aalmoes. Van het kijk- en luistergeld kan de BRT, zo blijkt na herhaaldelijk aandringen, weinig verwachten. De Vlaamse regering geeft de BRT méér dan