Theater
Jan Fabres mijlpaal
Tijdens het festival ‘Théatre des Nations’ 1984 in Nancy kreeg De macht der theaterlijke dwaasheden van de Antwerpenaar Jan Fabre (o1958) een bijzondere vermelding als ‘compromisloze poging om het ontstaan van een theatervorm vanuit het lichaam te tonen, een theater dat zijn eigen artistieke regels ontwerpt’. Prof. Carlos Tindemans, die deel uitmaakte van de zevenkoppige jury, onthulde later in het maandblad Streven (december 1984) dat de drie Oosteuropese juryleden de doorslag hadden gegeven, opdat de Grand Prix van de International Association of Theatre Critics met vier tegen drie stemmen naar Teatr Nowy uit Poznan (Polen) zou gaan. De drie stemmen waren voor Fabre.
De macht der theaterlijke dwaasheden kwam in Nancy onmiddellijk na de wereldcreatie in het raam van de Biënnale van Venetië. Onder de Vlaamse kunstenaars die door de Vlaamse Gemeenschap waren afgevaardigd, bevond zich Jan Fabre, naast Karel Dierickx, Jan Vanriet, José Vermeersch en Luc Deleu, die geselecteerd was maar verstek liet gaan omdat er niet genoeg plaats was voor zijn project. Fabre was er met tekeningen en theater (en met video-opnamen van vroegere performances en toneelprodukties).
Sindsdien reist deze produktie van het Kaaitheater (Brussel) en Mickery Theater (Amsterdam) door Europa en zelfs daarbuiten, tot het Adelaide Festival in Australië, in maart 1986, toe. De naam van Jan Fabre zal daardoor uit de theatergeschiedenis van de jaren '80 niet weg te schrappen zijn; evenmin als b.v. iemand als Bob Wilson voor de jaren '70 over het hoofd gezien kan worden.
Het eerste theaterproject van Fabre, Theater geschreven met een K is een kater (1980-1981), is minder bekend. De voorstelling duurde ongeveer drie kwartier, werd door Fabre zelf met drie acteurs gespeeld en was nogal verwant met de performances die hij tussen 1979 en 1982 placht te geven. Zij was alleen in Antwerpen, Amsterdam, Milwaukee en Chicago te zien.
Bredere bekendheid verwierf Jan Fabre met Het is theater zoals te verwachten en te voorzien was, een acht uur durende voorstelling die van 1982 tot 1983 in België en in Nederland, Engeland, Italië, Denemarken, Frankrijk en Amerika verscheidene steden aandeed. Daarmee plantte Fabre een mijlpaal in theaterland, want dit was theater dat helemaal niét te verwachten, noch te voorzien was. Weinig toeschouwers die de acht uur uitzaten, waren bij machte hun belevenis adequaat te verwoorden, ook al beseften zij dat hier iets belangwekkends aan de hand was. Anderen verketterden wat zij hadden ondergaan, b.v. omdat de repetitieve handelingen hen hadden verveeld, omdat acteurs yoghurt van de vloer moesten oplikken of in een eindeloos aanen uitkleedritueel zich uitputten in inhoudsloze gebaren...
Fabre deed een aanval op wat het publiek in het theater gewoon is te zien, en vooral op de manier waarop het naar theater pleegt te kijken. ‘Om tot een mentaliteitsverschuiving te komen’, zei hij in een interview (Museumjournaal, 1983, nr. 6), ‘confronteer ik de kijker telkens weer met een totaal nieuwe situatie die zijn kijkgedrag aantast en nieuwe vragen bij hem oproept. Ik ben niet iemand die zich graag herhaalt, ik wil geen stijl opgeplakt krijgen. Van het ogenblik dat de mensen denken mij te kunnen situeren, maak ik die illusie stuk...’.
Door De macht der theaterlijke dwaasheden heit Jan Fabre zijn mijlpaal dieper en steviger de grond in. In wezen verschilt dit project niet zo erg van het vorige; het gaat door op dezelfde bevraging van het zijn van theater. De voorstelling duurt vier en een half uur. Tegen de achtergrond waarop schilderijen worden geprojecteerd, uit de periode van Rafaël