Beeldende kunst
De zichtbare wereld.
Meesterwerken uit de Hermitage, Leningrad
In 1678 verscheen van schilder-auteur Samuel van Hoogstraten Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst, anders de zichtbaere werelt. Voor Van Hoogstraten was dat, blijkens de toevoeging, de taak van de schilderkunst: de zichtbare wereld aanwezig stellen. Vanwege de aandacht voor de waarneembare werkelijkheid en de grote vakbekwaamheid in het weergeven daarvan was de Hollandse en Vlaamse schildersschool al vroeg zeer gezocht bij collectioneurs, de Russische niet uitgezonderd. In haar inleiding bij de catalogus Meesterwerken uit de Hermitage, LeningradGa naar eind(1) geeft Irina Linnik een overzicht van de opbouw van de collectie. Het was tsaar Peter de Grote die daarvoor de grondslag legde, toen hij in 1717 in Den Haag 43 schilderijen deed aanschaffen en aansluitend in Amsterdam en Brussel 117. De verzameling groeide gestaag, vooral ook toen na de revolutie van 1917 hele verzamelingen van emigranten werden genaast. Irina Linnik legt in haar inleiding de nadruk op de voortdurende contacten tussen Rusland en de Nederlanden; zelf is ze hiervan een mooi voorbeeld door haar bijdrage aan het in 1973 in Den Haag verschenen Album amicorum J.G. van Gelder.
Omdat de catalogus het blijvende deel is (de expositie liep in Rotterdam in het Museum Boymans-van Beuningen van 19 mei - 17 juli 1985) zal ik daar nu enkele kanttekeningen bij plaatsen. Alle 41 geëxposeerde olieverven werden in veelkleurendruk uitnemend gereproduceerd. Naast iedere afbeelding worden de gebruikelijke materiële gegevens verstrekt en een toelichting, steeds in het Nederlands en het Engels. Achterin volgen een biografie van de schilder en de literatuur over het werk. Alle teksten
Samuel van Hoogstraten, ‘Zelfportret’, olieverf op doek, 102 × 79 cm., Hermitage, Leningrad.
werden geschreven door een team van vijf Russische kunsthistoricae; de Nederlandse vrouwenbewegingen hebben hier het nakijken.
Bij keuze van de schilderijen liet de scheidende directeur W.A.L. Beeren zich niet leiden door beroemde namen, al zijn er van Rembrandt drie, van Rubens en Van Dijck ieder twee werken te vinden. Hij koos voor kwaliteit. Voor werken met een persoonlijk karakter en een zekere intimiteit, een typisch Hollandse eigenschap. Als voorbeeld van deze intimiteit kan gelden Christus in de tuin van Gethsemane van Gerard van Honthorst (± 1617?). De voorstelling beperkt zich vrijwel tot twee figuren. De gestalte van de engel links boven en vooral de houding van het hoofd verraden zuidelijke invloeden, Italiaanse of Franse. Rechts onder maakt een geknielde Christus een gebaar van overgave, de ogen gesloten. Alle aandacht valt op het stille gesprek van de twee omdat buiten het licht dat op hen valt, duisternis heerst. De vraag of Caravaggio of De la Tour hier de voorbeelden zijn valt weg tegen de bereikte kwaliteit, de concentratie op het hoofdmotief en de piëtistische innigheid.
Tot slot enkele kanttekeningen bij de begeleidende teksten. Meestal hebben die een nogal formed karakter en houden ze zich te weinig bezig met betekenis en interpretatie. Is dit wel het geval, dan steunt de interpretatie steeds op bestaande literatuur, zoals bij Rembrandts Flora. Daardoor ontstaat onevenwichtigheid. Bij het boeiende Zelfportret van Aert de Gelder wordt alleen vermeld ‘Vervaardigd na