Daniël van Ryssel: hymne aan de vrouw
Daniël van Ryssel (o1940), de centrale figuur van het tijdschrift Yang, dat in 1984 aan zijn twintigste jaargang toe was, is een literair zeer bedrijvig man. In 1969 richtte hij, samen met Julien Vangansbeke, Roger Serras en Roland Jooris een Yang Poëzie Reeks op; daarnaast worden vanuit de Yang-groep nog toneelcahiers, themanummers en bloemlezingen uitgegeven, en is er een jaarlijks toegekende Yang-prijs. Yang, nu een ‘tweemaandelijks literair tijdschrift’ geworden, is in het Nederlandstalige literaire landschap ‘een blijver van belang’ gebleken. Maar ook de hoofdredacteur zelf van het blad heeft als dichter al een lange carrière achter de rug.
Van Ryssel debuteerde in 1967 onder de invloed van Gust Gils, met speelse, soms kolderachtige poëzie vol surrealistische trekjes (Attenties, doorde dichter zelf ‘gedichten-persiflages’ genoemd, en Spelen met Jezus). Maar heel snel voelde hij zich aangetrokken door het nieuw-realisme, een stroming die in Vlaanderen niet alleen door Yang maar ook door het tijdschrift Kreatief werd gepropageerd. Karakteristiek voor het nieuw-realisme van de meeste Yang-dichters is evenwel de duidelijke band met de plastische kunsten - de band met de schilders van de Nieuwe Visie die vooral ook in de poëzie van Roland Jooris in de jaren '60 was te herkennen. Jooris heeft trouwens voor Yang een nummer samengesteld dat geheel is gewijd aan Poëzie en beeldende kunst (nr. 53-54, januari 1974).
Van Ryssels identificatie met de waarnemingswijze van de nieuwe schilderkunst manifesteerde zich in concrete samenwerking: in 1971 verscheen de bundel Met God op de schommel, met werk van Joseph Willaert; de in 1974 uitgegeven bundel Een vierkante meter paradijs heeft negen schilderijen en tekeningen van Roger Wittewrongel; en nog in 1984 verscheen een HAM-uitgave (Honest Arts Movement) met tekeningen van Herman Schepens en een lang gedicht van Daniël van Ryssel, De weg.
Al heeft Van Ryssel inmiddels een duidelijke ontwikkeling doorgemaakt, waarbij hij het nu wel definitief achterhaalde nieuw-realisme achter zich liet, de band met en de gefascineerdheid door de wereld van de plastische kunsten is gebleven. Dit blijkt ook uit zijn jongste bundel, De geverfde vrouw, die 28 gedichten bevat die alle rechtstreeks zijn geinspireerd door (eveneens afgebeelde) schilderijen, tekeningen, sculpturen of foto's.
Deze poëzie brengt in de ontwikkeling van Van Ryssels werk duidelijk een rustpunt, zo niet een keerpunt. In zijn recente dichtbundels, Donderbaard (1978) en Ik kom nooit ergens echt van pas (1981), werd het registrerende verhalen soms overladen door sterk emotioneel gekleurde, duidelijk autobiografische toetsen. Zo ook, en vooral, in het eigen levensverhaal in verzen, getiteld Roman (1982), waarmee een punt werd gezet achter een voorbije zwarte levensfase. Uit De geverfde vrouw spreekt een nieuwe levensdrang, een nieuw geloof in de kracht van de liefde.