Getuigenissen van René Stoute
Zo internationaal als het heroïneprobleem is, zo specifiek Hollands is de kapsalon. Toch beschrijft de Nederlandse auteur René Stoute deze uitersten. In zijn debuut, de verhalenbundel Op de rug van vuile zwanen (1982), behandelt Stoute, in zeven verhalen van zeer uiteenlopende lengte, diverse aspecten van het troosteloze en uitzichtloze leven van de junkie. In zijn tweede boek, de roman Een fatsoenlijke betrekking (1984), gaat het over een puber die door zijn vader wordt gedwongen in een kapsalon te werken. Hoewel de thematiek van deze twee boeken zeer verschillend is, is er toch een verwantschap: in beide boeken staat een onhoudbare situatie centraal.
Een fatsoenlijke betrekking speelt zich in de jaren zestig af. De veertienjarige jongen Jacco is van school gestuurd en werkt dan in een kapsalon, maar brengt er niet veel van terecht. Hij gruwt van de salon zelf, van de gladde kruideniersmentaliteit, van de geurtjes, de dames, het personeel en de baas. De enige die hem intrigreert is de vrouw van de baas waartoe hij zich seksueel aangetrokken voelt.
Wat hem ook boeit is de nieuwe jongerencultuur die in de stad en in de provincie de kop opsteekt. Hoewel die beweging afstand neemt van de burgerij, kan Jacco zich ook niet met deze nieuwe stijl vereenzelvigen. Alleen zijn toevallige en even onaangepaste vriend Paul geeft hem enig soelaas: samen koesteren ze de droom ooit een reis naar Biarritz te maken. Als Jacco zeventien is, wordt die droom bewaarheid. Ze liften naar Biarritz, maar voor Jacco loopt de reis slecht af. Door een zonnesteek moet hij langer in Frankrijk blijven, en wanneer hij zich weken te laat in de kapsalon meldt, wacht hem daar zijn ontslag. De roman eindigt met een scène waarin Jacco, zeer betekenisvol, zijn eerste weed-sigaret rookt.
Op de rug van vuile zwanen kan als een eerder geschreven vervolg van Een fatsoenlijke betrekking worden gezien. Het boek is in de jaren zeventig gesitueerd. In de zeven verhalen beschrijft de auteur de behoeften en de angsten van de junkie. De terminologie die daarbij hoort wordt uitvoerig gebruikt: shot, flash, horse, methadone, peptine, afkicken en tal van andere woorden. Die woorden zijn de kapstokken waaraan de verhalen worden opgehangen, ze zijn de essentie van het junkleven zelf. Maar ook de andere kant, die van de buitenstaanders, beschrijft Stoute. In het korte en zeer geslaagde verhaal Bezoekdag (pp. 155-160) tekent hij een portret van de hopeloze, afgewezen ouders van een junkie.