Ons Erfdeel. Jaargang 28
(1985)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 567]
| |
De opleidingscursussen Nederlands
Binnen de E.E.G.
| |
InleidingDe titel die voor dit artikel werd gekozen, is enigszins misleidend. De lezer zou kunnen verwachten, dat hier een overzicht wordt gegeven van alle in de Lidstaten der Europese Gemeenschappen geboden mogelijkheden tot het aanleren van de Nederlandse taal. Dit is niet het geval. De bedoeling van dit artikel is enig inzicht te verschaffen in de cursussen Nederlands die door de instellingen van de Europese Gemeenschappen voor de ambtenaren worden georganiseerd. | |
De Europese instellingenHoewel over het algemeen de EEG een begrip is waarover wordt gesproken en geschreven, wil ik er de aandacht op vestigen, dat er drie gemeenschappen bestaan: de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) tot stand gekomen door middel van het in 1951 gesloten Verdrag van Parijs; de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), die beide tot stand kwamen door de in 1957 gesloten Verdragen van Rome. Deze drie Gemeenschappen beschikten ieder over een eigen uitvoerend orgaan: de Hoge Autoriteit van de EGKS; de Commissie van de EEG en de Commissie van Euratom, alsmede een Raad van Ministers, een Gemeenschappelijke Vergadering (thans het Europese Parlement), een Hof van Justitie en een Economisch en Sociaal Comité (voor de EGKS een Raadgevend Comité). Sinds de fusie van al deze instellingen in 1965 bestaat er nog maar één Commissie, één Raad van Ministers, een Europees Parlement, één Hof van Justitie, een Economisch en Sociaal Comité en een Dienst voor Officiële Publikaties, het EUROFFICE. In het kader van de EGKS bleef echter wel het Raadgevend Comité voortbestaan. | |
De officiële talenDe belangstelling van een deel van de ambtenaren voor de Nederlandse taal is het gevolg van het feit, dat van het begin af aan Nederlands als één van de officiële talen werd erkend. In dit verband moet erop gewezen worden, dat de Europese Gemeenschappen onder de grote meertalige organisaties de enige zijn, waar onze taal één der officiële talen is. Dit betekent, dat alle officiële publikaties ook in het Nederlands verschijnen en dat eveneens in die taal gestelde teksten kunnen worden behandeld. In het eerste stadium was de veeltaligheid beperkt tot vier officiële talen: Frans, Duits, Italiaans en Nederlands. Het vele vertaalwerk | |
[pagina 568]
| |
dat daardoor ontstond, veroorzaakte een grote belangstelling voor talencursussen, speciaal bij vertalers en tolken. Omdat hiervoor de middelen ontbraken, werden ad-hoc cursussen ingericht, waarbij ambtenaren van de vertaaldienst, naast hun normale werk, de functie van leraar uitoefenden. | |
De methodeDe lessen werden tijdens de lunchpauze gegeven. Voor Nederlands werden twee cursussen gegeven: een voor beginnelingen en een voor gevorderden. Omdat men niet over leermateriaal voor het onderwijs aan volwassenen met een verschillende moedertaal beschikte, moest de methode geïmproviseerd worden. Voor de beginnelingen werd gekozen voor een actieve methode: via een syllabus werd allereerst de vervoeging van de hulpwerkwoorden ‘hebben’ en ‘zijn’ behandeld. Bovendien werd de betekenis van enige veel voorkomende zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden uitgelegd. De cursisten moesten daarmee zowel mondeling als schriftelijk korte zinnetjes samenstellen. Tijdens iedere les werd een beperkt aantal nieuwe woorden verklaard en het gebruik daarvan geoefend. De belangrijkste regels van de spraakkunst kwamen ook aan de orde. Zo kon op vrij korte termijn een zekere vaardigheid in het hanteren van de taal worden bereikt. Na een twintigtal lessen kon een begin worden gemaakt met het lezen en verklaren van eenvoudige kranteartikelen en van teksten over onderwerpen waarmee de ambtenaren in hun dagelijkse werk werden geconfronteerd. Dit was uiteraard nuttig voor het uitoefenen van hun diverse functies. Soortgelijke stof werd op de cursus voor gevorderden vanaf de aanvang behandeld. Hoewel deze cursussen goede resultaten opleverden, bleek op den duur dat het niet mogelijk was op de ingeslagen weg voort te gaan. Degenen, die belast waren met het lesgeven, kwamen daardoor onder te hoge druk te staan. De personeelsafdelingen kwamen tot de conclusie dat, wilde men de belangstelling voor deze en dergelijke opleidingscursussen gaande houden, hiervoor een wat officiëlere organisatie in het leven moest worden geroepen. Nadat de nodige voorzieningen in de begroting waren getroffen, konden bij de diverse instellingen diensten worden opgericht, die meer in het bijzonder met de opleiding van het personeel werden belast. Deze opleidingsmogelijkheden omvatten behalve talencursussen ook cursussen op alle gebieden die voor de instellingen van de EG van belang zijn. Wil een Europees ambtenaar carrière maken, dan moet hij deelnemen aan vergelijkende examens met een hoge moeilijkheidsgraad. Door het volgen van een opleidingscursus kan hij de vereiste kennis verwerven. | |
Personeelsopleiding en carrièreVoor vertalers en tolken is het in dit verband van groot belang hun talenkennis uit te breiden. Vóór iedere uitbreiding van de EG werden dan ook speciaal voor deze categorie ambtenaren opleidingscursussen in de nieuwe talen ingericht. Sinds de toetreding in 1973 van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken werd het aantal officiële talen van vier op zes gebracht. In 1981, na de toetreding van Griekenland, werden het er zeven. Als de toetreding van Spanje en Portugal per 1 januari 1986 een feit zal zijn geworden, zullen er zelfs negen officiële talen zijn.Ga naar eind(1) Hoewel Nederlands, evenals Deens en Grieks minder gebruikt wordt, blijft de belangstelling voor de cursussen Nederlands op een redelijk peil. Het leren van Grieks, Italiaans, Portugees en Spaans is voor velen extra aantrekkelijk, omdat de landen waar deze talen gesproken worden in het uit toeristisch | |
[pagina 569]
| |
en cultureel oogpunt gezien boeiende Middellandse zeegebied liggen. De klimatologische omstandigheden zijn bovendien bijzonder gunstig, wat van landen als Nederland en België niet beweerd kan worden. | |
De huidige stand van zakenMet het oog op besparing van kosten en om dubbel werk te voorkomen worden, tenminste wat de in Luxemburg gevestigde instellingenGa naar eind(2) betreft, de cursussen Nederlands naar gelang het aantal aanmeldingen door de ene of andere instelling georganiseerd. Ambtenaren van de overige instellingen kunnen daaraan deelnemen. In Brussel organiseert iedere instelling zijn eigen cursus. Wat de Commissie betreft, blijft de belangstelling voor de cursus Nederlands constant, waarschijnlijk doordat de daar werkende ambtenaren het Nederlands ook in hun particuliere leven regelmatig kunnen gebruiken. Ten overvloede zij vermeld dat Brussel officieel tweetalig is: Frans en Nederlands. Oorspronkelijk werden de cursussen in Brussel gegeven in samenwerking met de daar gevestigde Kamer van Koophandel. Later werden de methoden geperfectioneerd, zoals ook in Luxemburg het geval is. Tegenwoordig wordt het meest recente onderwijsmateriaal verschaft door de Stichting Nederlands Centrum Buitenlanders N.C.B. in Utrecht. De cursussen zijn verdeeld in vier niveaus. In niveau I wordt speciaal aandacht besteed aan de grondbeginselen van de grammatica en aan het praktisch taalgebruik. Door de Nederlandse Ambassade ter beschikking gesteld filmmateriaal bewijst daarbij goede diensten. Er wordt eveneens gebruik gemaakt van een talenpracticum, waar de spreekvaardigheid kan worden geoefend. Niveau II en III kunnen als een voortzetting van het in niveau I onderwezene worden beschouwd. Enerzijds wordt de opgedane kennis geconsolideerd en anderzijds wordt de moeilijkheidsgraad van de gebruikte teksten, d.w.z. kranteartikelen en in het Nederlands gestelde documenten, opgevoerd. In de loop van de cursusjaren worden regelmatig lees-, luister- en grammaticatests gehouden. De kennis van de spelling wordt getoetst door middel van dictees. Veel aandacht wordt eveneens geschonken aan de uitbreiding van de woordenschat en aan de kennis van typisch Nederlandse uitdrukkingen. De cultuur en literatuur van Nederland en Nederlandstalig België komen regelmatig ter sprake. Niveau IV kan het beste worden aangeduid als de bekroning op het werk van de voorafgaande jaren. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de spreek-, lees- en schrijfvaardigheid en aan de kennis van de Nederlands-Vlaamse cultuur en literatuur. Aan het eind van ieder cursusjaar wordt een examen afgenomen om na te gaan of de deelnemers voldoende kennis hebben om over te gaan naar het volgende niveau. Sommige cursisten werden zo enthousiast voor de Nederlandse taal en cultuur, dat zij de zomercursus op Kasteel Nijenrode ook nog gevolgd hebben. Weer anderen bereidden zich voor op de examens ter verkrijging van het ‘Certificaat Nederlands’ van de Universiteit te Leuven. Dit jaar zal een groep leerlingen deelnemen aan het examen uitgebreid niveau, waarvoor ongeveer twee tot drie jaar studie moet worden uitgetrokken. Het Europees Parlement verzorgt daarvoor de cursussen. | |
De deelnemersToen de cursussen Nederlands pas werden georganiseerd, namen daaraan ambtenaren van alle categorieën deel. Op den duur overtrof het aantal vertalers en tolken verre de andere ambtenaren. Toch bleven ook functionarissen van de zgn. operationele diensten, evenals assistenten en secretaressen in deze | |
[pagina 570]
| |
cursussen geïnteresseerd. Daardoor ontstonden tweeërlei problemen. De vertalers bleken minder belang te stellen in het verwerven van actieve kennis van de taal. Dit valt te verklaren uit het feit, dat de vertaler steeds in een vreemde taal gestelde teksten in zijn eigen taal moet vertalen. Hij verricht zijn werk in zijn eigen kantoor en heeft weinig contact met anderen. Bovendien spreken Nederlanders graag een vreemde taal en zullen dus in werkverband al gauw op de taal van de gesprekspartner overstappen. Zodoende is er buiten de lessen weinig gelegenheid voor actief gebruik van de Nederlandse taal. Een ander probleem wordt gevormd door de grote schakering uitgangstalen van de cursisten, door de verschillen in leeftijd en in functies. Begrijpelijkerwijs zullen mensen met een Germaanse moedertaal makkelijker Nederlands leren, dan bijvoorbeeld Fransen, Italianen of Grieken, hoewel er natuurlijk uitzonderingen bestaan. Vertalers en tolken, die uit hoofde van hun werk verschillende talen beheersen, zullen er sneller en gemakkelijker een nieuwe taal bijleren. c.q. Nederlands, dan degenen die ééntalig zijn. Dit geldt ook voor de verschillende leeftijdsgroepen. Jonge mensen kunnen zich vaak sneller in een nieuwe materie inwerken, dan ouderen. Zij hebben meestal minder verantwoording te dragen, zodat zij meer tijd aan het leren van een nieuwe taal kunnen besteden. Om al deze redenen zal de leraar of lerares steeds opnieuw compromissen moeten zoeken om het iedereen zoveel mogelijk naar de zin te maken. Aangezien de lessen aan kleine groepen van tussen de tien en vijftien deelnemers worden gegeven, is dat ook heel goed mogelijk. | |
AccentverschuivingDe afnemende belangstelling voor de studie van de Nederlandse taal, waarvan de redenen in een voorgaande paragraaf werden omschreven, beïnvloedt vanzelfsprekend het gebruik dat van het Nederlands wordt gemaakt en daardoor de positie van onze taal in de reeks van officiële talen. Wil men voorkomen, dat Nederlands in het Europese bestel langzamerhand helemaal wordt verdrongen naar de plaats van een regionale taal, dan moet ervoor worden gewaakt, dat het Nederlands meer wordt gebruikt en moeten de anderstaligen die deze taal willen leren, daarbij zoveel mogelijk aangemoedigd worden. Kennis van een taal houdt ook kennis in van de cultuur en zeden van de landen waar deze taal wordt gesproken. De waardering voor land en mensen zal daardoor aanmerkelijk toenemen. Dat Europese ambtenaren zich blijven inspannen om Nederlands te leren, moet dan ook worden toegejuicht en met alle beschikbare middelen worden gesteund. |
|