Ons Erfdeel. Jaargang 28
(1985)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 531]
| |
Dweilen met de kraan open
| |
VerschralenDe vertaler beoefent een uitzonderlijk moeilijk, frustrerend en ondankbaar beroep: hij moet wikken en wegen om trouw te blijven aan de brontekst, maar weer niet zo trouw dat het onleesbaar wordt voor de toekomstige lezer. Dryden zei het al: het komt er uiteindelijk op aan om een tekst af te leveren die de auteur zelf geschreven zou hebben als hij de andere taal tot moedertaal zou hebben gehad, en geleefd zou hebben in dezelfde tijd als zijn huidige publiek.Ga naar eind(3) Door alle nadruk die op equivalentie en/of doelgerichtheid valt, is er vaak een element dat onopgemerkt door de mazen van het net glipt. Dit terwijl het toch juist het belangrijkste element is en in feite de enige rechtvaardiging om überhaupt aan een vertaling te beginnen: ik doel op het artistieke karakter van de tekst. Of dat nu in de stijlvorm ligt besloten of samenhangt met meer | |
[pagina 532]
| |
publiek-gerichte eigenschappen van de tekst, het esthetische moment is vaak dat, wat vertalen tot verschralen maakt. Soms ontbreekt het de vertaler aan durf: hij schrapt of neemt genoegen met een minder gelukkig equivalent zonder dat verlies elders te compenseren. Een vertaling is daarom vaak niet meer dan een slap aftreksel van het origineel, een verwaterde versie zonder eigen inbreng van de vertaler. Want een vertaler hoeft (volgens het ideaal van James Brockway, de vertaler van o.m. Heere Heeresma, Frans Coenen, en dichters als Gerrit Achterberg en Lodeizen) niet per se onzichtbaar te zijn, zolang zijn arbeid de context van het originele werk, waarmee het een integraal geheel moet vormen, maar niet ontwricht. Een goed voorbeeld is Jan Eijkelbooms vertalingen van Philip Larkins gedichten: deze zijn een reïncarnatie van de Engelse gedichten in Nederlandse context, waardoor nieuw leven ontstaat. Door de band genomen zou men kunnen stellen dat de vertaler net zo zeer kunstenaar moet zijn als de auteur zelf, voornamelijk om de creatieve moed op te kunnen brengen die nodig is om de empathie met de schrijver om te zetten in (kunst)zinnig resultaat. Vooropgesteld natuurlijk dat de kennis van de brontaal en de doeltaal volkomen is, en dat ook de sociaal-culturele omgeving van de bron- en doeltaalgemeenschap goed wordt ingeschat. Anders is de vertaler al bij voorbaat verloren. | |
Neerlands disAls we de vertaling van Arriens nader bezien, valt het op dat hij leuke dingen met de tekst heeft gedaan. Met name de dialoogpassages, die in feite het boek uittillen boven het moeras van zwartgalligheid en grafproza, komen goed over in de Engelse tekst. De semiserieuze grollen met Zuidhollandse ‘achterklank’ die de vader uit, laten zich kennelijk aardig goed in gangbaar Engels vertalen. Toch wordt het calvinistische harmonium af en toe vals bespeeld en klinkt er, via een verkeerd register, Oxford-Engels door (‘jolly good!’). Over het algemeen gaf het echter een positief geluid, wat des te opvallender is bij een onderwerp dat uitnodigt tot ellende en zwaarmoedigheid. Juist dit werd door de Engelse pers zo gewaardeerd in het boek. De kritieken waren weliswaar oppervlakkig maar wel uiterst lovend, en hoewel de onkunde over de hedendaagse Nederlandse letterkunde werd gecamoufleerd door botte vergelijkingen met de 17e eeuwse schilderkunst, bleek men toch zeer ingenomen met de onsentimentele aanpak van de schrijver. Vreemd, omdat 't Hart in Nederland juist vaak zo sentimenteel gevonden wordt. De recensente van de Observer waagde het zelfs een vergelijking te maken met George Eliot, en Andrew Gimson van de Times sprak over het eerste hoofdstuk als ‘a brilliantly cooked dish’ waarin simpele en gewone smaken zo buitengewoon helder gepresenteerd werden dat ze als nieuw en verrassend overkwamen.Ga naar eind(4) Excuseer me de zijsprong, maar juist dit hoofdstuk vind ik opgeblazen en vervelend, en daarin sta ik gelukkig niet alleen. Het beschrijft de langzame val van de hoofdpersoon (Maarten, uiteraard) in de richting van het water in lijzig en langdradig, maar o zo precies proza. Bladzij na bladzij gaat dit door, zodat ik op het laatst steeds vuriger ging hopen dat-ie er eindelijk maar eens inflikkerde. Ik had hem desnoods zelf een zetje willen geven. De heren (en dame) van de Engelse pers vonden het echter prachtig: in alle recensies geen onvertogen woord over 't Hart, met uitzondering wellicht van de Times waarin toch het middelste gedeelte van het boek wat nutteloos werd gevonden omdat er zo weinig in gebeurde. Voor het overige alleen maar lof en euforie. Waarom dan de rest van het Engelse publiek het niet door de strot kon krijgen, had waarschijnlijk andere oorzaken. | |
StigmaEen van die oorzaken is ontegenzeggelijk | |
[pagina 533]
| |
het enorme stigma dat rust op de hele Nederlandse letterkunde in het buitenland. Terecht of onterecht, pessimisme en solipsisme zijn nog steeds de kernwoorden voor een vooroordeel waardoor uitgeverijen in het buitenland niet graag aan een Nederlands avontuurtje beginnen, en onbekend maakt natuurlijk onbemind. Een titel als Bearers of Bad Tidings doet dan uiteraard ook niet veel goeds. Verder zijn er de extra-literaire factoren, zoals het eeuwige geldgebrek (hoewel de Stichting voor Vertalingen in Amsterdam meestal wel een helpend handje wil toesteken) en, samenhangend met het voornoemde stigma, het extra financiële risico. Ook blijken de literaire tijdschriften, de Times Literary Supplement incluis, niet erg ontvankelijk voor buitenlands proza. Het zal ze allemaal een zorg zijn, als in Engeland zelf de opkomende schrijvers staan te springen om erkenning en er so-wie-so uit een rijkere traditie kan worden geput. Engelsen zijn nog altijd een beetje xenofoob. Voor 't Hart en andere Nederlandse coryfeeën (Nootebooms Rituelen komt binnenkort uit in Penguin en ook De Aanslag van Mulisch zit er aan te komen) wordt dat dus vechten tegen de bierkaai. Een van de grootste hindernissen die de vertaler voor de Engels/Amerikaanse markt zonder kleerscheuren moet zien te nemen, is de stereotype-vorming die nog steeds welig tiert, in Amerika nog meer dan in Engeland. De voornoemde krantenrecensies waren hier al een voorbeeld van: als het aan de doorsnee Engelsman of Amerikaan lag, liepen we allemaal nog op klompen of met molentjes, wat op hetzelfde neerkomt. Dat er behalve Anne Frank nog literatuur uit zo'n landje kan komen, is welhaast ondenkbaar. Maar de Nederlander zelf werkt aan deze stereotype-vorming vrolijk mee. Hij vindt het allemaal best, en als men hem vraagt wie van de schrijvers het waard zijn om geëxporteerd te worden, is hij geneigd zich te excuseren en alle
kwaliteiten weg te wuiven. Zelf zij, die inleidingen
De titelpagina van de Engelse vertaling van ‘De Aansprekers’ van Maarten 't Hart.
schrijven voor publikaties van Nederlands werk in den vreemde, maken zich hieraan af en toe schuldig. Een agressieve marketing-aanpak komt de Nederlander, misschien begrijpelijk, onsympathiek voor omdat hij vreest in z'n hemd gezet te worden. Maar intussen komt de kwaliteit, die er wel is, nooit aan bod. | |
TraditieEen consument in de supermarkt koopt liever een pak koffie of een wasmiddel dat hij of zij kènt, dan dat van een onbekend merk. De zekerheid van de ervaring prevaleert, zelfs boven nieuwsgierigheid. Zo is het ook voor de doorsnee lezer met een boek in de boekwinkel of bibliotheek. Een bepaalde literatuur heeft slechts dan appèlwaarde voor een groot publiek als het vanuit een duidelijke traditie komt en het er een levensbeschouwing op na houdt. De Amerikaanse literatuur kreeg de | |
[pagina 534]
| |
rijke Engelse traditie mee als erfenis, maar begon zich een eigen levensbeschouwing aan te meten en kreeg zo een eigen historie. Constant in beweging, van Engelse afhankelijkheid naar ‘new frontier literature’, naar ‘urban literature’, naar een internationale, op actualiteit en wereldproblematiek gerichte vermenging van fictie en reportage, heeft de Amerikaanse literatuur zich een populariteit verworven die de Engelse literatuur overtrof. Deze namelijk, ontwikkelde zich in vergelijking maar betrekkelijk weinig: de Industriële Revolutie is het enige geweest wat de Engelse literatuur een ander karakter heeft kunnen geven, en men zou kunnen stellen dat de Engelse literatuur zich, ondanks een lonken naar derde-wereld problematiek, nog steeds in een post-Industriële fase bevindt. Niet veel anders is het gesteld met de Nederlandse literatuur, die op een veel minder rijke traditie kan bogen dan de Engelse. Provincialisme en introspectie staan hier lijnrecht tegenover invloeden van buitenaf, die vooral na de Tachtigers op de Nederlandse schrijverij hun stempel drukten. De eigenlijke reactie op de ongeluchte binnenkamer-atmosfeer en de gewrochte stijl van de Nederlandse lyriek kwam pas na de crisisjaren en de Tweede Wereldoorlog, toen de wereldproblematiek zich aan de Nederlandse romanschrijvers, ‘shocked into recognition’, had opgedrongen. Een tweede golfbeweging volgde in de zestiger jaren, waarin een nieuwe generatie afrekende met een verouderde moraal en een zwaar-religieuze achtergrond. Toch zijn dit maar kabbelingen geweest op de ondiepe zee van traditie, want nog steeds is de Nederlandse literatuur maar betrekkelijk weinig veranderd en houden de oude waarden nog stand. De appèlwaarde is dan ook voor buitenstaanders betrekkelijk gering; er bevinden zich legio andere markten waar meer interessants aan de hand is. Alleen de genius van een werkelijk groot schrijver, die aan de levensbeschouwing van de Nederlander of Vlaming uitdrukking zou kunnen geven in een roman met algemene geldigheid, zou het tij kunnen keren. Aanmeldingen worden nog deze maand in behandeling genomen. | |
CultuurbeleidKranten (vooral in Engeland) schrijven wat de lezer wil, of liever: wat de krant wil dat de lezer wil, en daarom wil en krijgt de lezer tulpen, Vermeer en kaas. Daar is niet onderuit te komen. De grootste gemene deler van de lezers wil ook nog wel eens af en toe iets over de Tweede Wereldoorlog, maar niet te veel en met mate, anders komt het verzadigingspunt gevaarlijk dichtbij. Men prefereert trouwens non-fictie, of leest helemaal niet meer. De enige uitweg is waarschijnlijk invloed proberen uit te oefenen op redacties van literaire tijdschriften, en op figuren die een vinger in de literaire pap hebben en daardoor zelf invloed kunnen uitoefenen op het publiek. Dan zal blijken wie te licht bevonden wordt, en wie wel aansluiting zal kunnen vinden: het hangt er maar vanaf of het ‘klikt’ tussen gelijke geesten. Terwijl Paul Vincent, lector Nederlands aan University College London, een van degenen is die probeert de Nederlandse literatuur in Engeland uit het slop te halen, is het de Stichting voor Vertalingen waar men grif erkent dat het ontbreken van een permanent agent in Engeland een groot gemis is. James Brockway gooit het al jaren over de boeg van de literaire tijdschriften, maar helaas zonder veel effect. Toch doen zich af en toe kansen voor waar een commercieel-aangelegd agent zich de vingers bij zou aflikken: John Updike, de bekende Amerikaanse schrijver die zijn boeken graag situeert in het vernederlandste deel van Amerika, schreef vol lof in de New Yorker over Van Ostaijen; J.M. Coetzee, de vertaler van Marcellus Emants' Een Nagelaten Bekentenis, kreeg in 1983 de Booker Mc Connell prijs voor literatuur; en Harold Pinter, wellicht Engelands meest bekende toneelschrijver, | |
[pagina 535]
| |
liep over van lof voor Jona Oberski's Kinderjaren.Ga naar eind(5) Zou hier nou niet op in te haken zijn? Toegegeven, commercie en literatuur zijn meestal onverenigbaar, en het is vaak meer dan wenselijk dat ze uit elkaars vaarwater blijven, maar in sommige opzichten zou een zakelijker aanpak van de literatuurverbreiding toch de impasses kunnen doorbreken waar een terughoudender beleid geheid op vastloopt, en daarmee de weg effenen voor minder commerciële produkten. Dit is geen pleidooi voor een blinde business-mentaliteit (sta me bij, ik weet net zo goed als u dat er in een commercieel beleid geen plaats is voor boeken die er wat langer dan normaal over doen om bij het publiek aan te slaan), maar dat neemt niet weg dat we sommige wapens ter hand zouden kunnen nemen waar zij mee strijden. Marketing hoeft geen vloekwoord te zijn, wil een actief cultuurbeleid enigszins vruchten afwerpen: ‘sociale’ marketing heeft juist het oog op culturele produkten en de non-profit sector, waarbij gestreefd wordt naar maatschappelijke verandering.Ga naar eind(6) Als de Engelse uitgeverijen geen Nederlands werk meer willen aannemen omdat het risico te groot is, komt geld inpompen via subsidie-verleningen uiteindelijk neer op dweilen met de kraan open. Daar kan zelfs een klein succesje als Rituals in Amerika (Mobil Pegasus prijs) niets aan veranderen. Er moeten duidelijk andere wegen gezocht worden om, in nauwer contact met het publiek, stereotype beeldvorming in het buitenland en verkwanseling van talent te voorkomen. Daarvan kunnen zowel de uitgeverswereld als de schrijvers voordeel hebben. Het openleggen van een markt is een zakelijke aangelegenheid; het voorzien van die markt een artistieke, waarbij natuurlijk de kunst wel het laatste woord dient te hebben. Een organisatorische ommezwaai is hier wellicht noodzakelijk. | |
GehannesVooralsnog moeten de Nederlandstalige
Maarten 't Hart (o1944).
romans in Engelse vertaling zich schikken naar de huidige situatie. Als er dan ook maar iets mis is met zo'n boek, wordt het gegarandeerd niks. Nou voelt 't Hart zich hopelijk niet aangesproken, maar er schijnt wel een en ander mis te zijn met de Bearers. Het boek wemelt van de drukfouten, zo zeer zelfs dat hele zinnen weggevallen zijn en de tekst onbegrijpelijk wordt. Meteen al op de eerste bladzijde is het raak, als er I i.p.v. he komt te staan en de daarop volgende zin gevoegelijk aan de verkeerde spreker wordt toebedacht. Zelfs de ‘Britisch Library Cataloguing title’ wordt verkeerd vermeld: ‘Bearings of Bad Tidings’. Het lijkt alsof de tekst het zonder ‘proofreading’ heeft moeten stellen, en het is de vraag of iemand als Anthony Burgess, die bij dezelfde uitgeverij in het fonds zit, zich ook zulke mishandelingen had laten welgevallen. Bovendien is het Engels van de heer Arriens ook niet geheel en al vlekkeloos. James Brockway weidde er over uit in een artikel in de Volkskrant, en een polemisch gehakketak | |
[pagina 536]
| |
volgde in Dutch Crossing, het lijfblad van de Nederlandse afdeling van University College London, waartoe - het moet helaas gezegd - schrijver dezes aanleiding gaf.Ga naar eind(7) Het is vanzelfsprekend juist te wijzen op (soms) ten hemelschreiende fouten die vaak meer dan een kwestie van meningsverschil zijn: een constructie als ‘the sound of a falling body’ is ondoordacht en moet zijn ‘the sound of a body falling’ (het eerste is wat anders dan het tweede, wat bedoeld wordt); ‘there happened something’ is on-Engels; ‘Then he took a job with the local council, and first in the parks and gardens and later as a hodman-roadworker, eventually ending up in the cemetry, where he's been working for twenty years’ impliceert een uiteindelijke rustplaats onder de groene zoden; en ‘sand on top’ is een duidelijke vernederlandsing. Maar ook Brockways argumenten zijn niet altijd even steekhoudend en laten de vertaler te weinig ruimte; bovendien mag de vertaler niet in zijn schulp teruggedrongen worden met aanvallen die in de persoonlijke sfeer liggen (met gelijke retoriek als antwoord): een polemiek die op die manier verzandt, heeft alleen maar een negatief effect. Het blijft dan ook de vraag of we met dit gehannes echt iets opschieten. | |
DéfaitismeHet is uiteraard een onplezierige gedachte om je aanzegger van de Nederlandse literatuur te voelen, en dat défaitistische gevoel is helaas wel hier en daar aanwezig. Onzin natuurlijk, want er is een duidelijke vooruitgang waar te nemen in het aantal vertalingen in het Engels: 1983 was met 't Harts Bearers of Bad Tidings, het dagboek van Etty Hillesum (Etty: A Diary), en Jona Oberski's A Childhood voorwaar geen slecht jaar, en 1984 slaat met Cees Nootebooms Rituals en A song of Truth and Semblance (Een Lied van Schijn en Wezen) en Dirk Ayelt Kooimans A Lamb to Slaughter (Montyn) ook geen slecht figuur. Het is alleen de aansluiting met het Engelse publiek die nog ontbreekt (de Engelsen zijn boekenleners bij uitstek: via de uitleenbibliotheek is de Engelse lezer dus wel te bereiken). Voorlopig moeten de initiatieven van de vertalers zelf zeer gewaardeerd worden, want buiten de Stichting van Vertalingen zijn zij het vaak die op eigen houtje gaan vertalen en daarna met hun werk van uitgever naar uitgever gaan lopen leuren. Of we de controverse rond De Aansprekers dan ook lichtelijk geamuseerd of met lede ogen moeten bekijken, zal afhangen van hoe de trend in vertalingen zal verlopen en wat er verder gaat gebeuren. Slaan de Regenwulpen terug of blijft men aangeslagen? Zullen we moeten blijven dweilen? Het roer kan nog verscheidene malen om. | |
Overige genoemde vertaalde werken:cees nooteboom, Rituals (vertaald door Adrienne Dixon), 1984, London, Viking; cees nooteboom, A Song of Truth and Semblance (vertaald door Adrienne Dixon), 1984, Louisiana State University Press; marcullus emants, A Posthumous Confession (vertaald door J.M. Coetzee), 1975, New York, Twayne (Library of Netherlandic Literature); jona oberski, A Childhood (vertaald door Ralph Mannheim), 1983, London, Hodder and Stoughton; etty hillesum, Etty: A Diary (vertaald door Arnold J. Pomerans), 1983, London, Jonathan Cape; dirk ayelt kooiman, A Lamb to Slaughter (vertaald door Adrienne Dixon), 1984, London, Souvenir Press. |
|