druk van de Grote Van Dale niet voorkomen, staan in de Hedendaagse (technische, medische en biochemische termen, politiek, financieel en economisch jargon, informeel taalgebruik, termen uit de sportwereld en de vrijetijdssfeer). Enkele voorbeelden: afstandsbaby, bioclip, condomaat, dievenpoortje, groene (pol.), fijnschrijver, fluisterbak, knuffelmuur, kwaakspraak, medelander, ontsnavelen, verrundering, voordeurdeler, vriesdrogen.
De Grote Van Dale is een algemeen verklarend woordenboek op historische basis. Het omvat de woordenschat van de laatste anderhalve eeuw. Om de lezers van oudere, vooral literaire teksten niet in de steek te laten, zijn er talloze vaak al lang in onbruik geraakte woorden in opgenomen. De redactie van de Grote Van Dale beschrijft die woordenschat ‘uitputtend’ en rangschikt de verschillende betekenissen van een woord op grond van hun historische ontwikkeling. Een woord als nabestaande bijvoorbeeld krijgt als eerste betekenis toebedeeld: ‘niet-verre bloed-verwant, bloed- of aanverwant in 't alg.’. Niet het actuele gebruik en de gebruiksfrequentie zijn bij de Grote Van Dale criteria voor de ordening van betekenissen. In de HVD daarentegen zijn deze criteria wel consequent toegepast, wat het woordenboek vlotter hanteerbaar maakt. Als eerste betekenis van het lemma nabestaande wordt dan ook gegeven: ‘bloedverwant vooral die na iemands dood overblijft’.
De woorddefinities in de elfde druk van de Grote Van Dale zijn in vergelijking met voorafgaande drukken aanmerkelijk bondiger en helderder geformuleerd. In de Hedendaagse Van Dale ontbreekt echter elke detaillering. Hij verschaft ook geen encyclopedische informatie. De betekenisomschrijvingen zijn in de HVD heel beknopt, zakelijk en doorgaans glashelder.
De HVD geeft, zoals gezegd, een beeld van de taal zoals zij op dit ogenblik leeft. Dit heeft tot gevolg dat de redactie ook woorden opgenomen heeft die na een kort leven weer kunnen verdwijnen. Eventuele eendagsvliegen worden bij een herdruk, die de redactie om de vier of vijf jaar beoogt, eenvoudig weggelaten. Dank zij de inschakeling van de computer vormt dit geen enkel probleem. In zijn Spektator-artikel noemt Van Sterkenburg dit principe ‘computability’, een leenwoord dat hij merkwaardig genoeg niet in zijn woordenboek verklaart.
De gebruiksvriendelijkheid van de HVD blijkt behalve uit de rangschikking van de betekenissen en de sobere, duidelijke definities ook uit de trefzekere en actuele voorbeelden en de heldere typografie, ofschoon menig veertigplusser de druk aan de minuscule kant zal vinden; ook het effectieve opzoeksysteem draagt in sterke mate bij tot die gebruikersvriendelijkheid. De samenstellers maken gebruik van een uitgekiende numerieke code. In de Gebruiksaanwijzing wordt dit systeem helder uiteengezet en toegelicht en zowel voor- en achterin het boek als op een los bijgevoegd blad wordt het nog eens beknopter uitgelegd en met voorbeelden geïllustreerd. Uit onderzoek is gebleken dat de gebruikers zich dit innoverende lexicografische systeem snel eigen kunnen maken. Vooral bij lange lemma's als hand, hart, oog, voet en het adjectief goed zullen zij vlug en doeltreffend hun weg in dit lexicon kunnen vinden, veel sneller dan in traditionele woordenboeken als de Grote Van Dale. En als de nieuwe code de gebruiker zou hinderen, is er nog geen probleem: hij kan de Hedendaagse Van Dale ook hanteren als een traditioneel woordenboek.
In tegenstelling tot de samenstellers van de Grote Van Dale heeft de redactie van de HVD regionaal taalgebruik uit haar woordenboek geweerd. Een uitzondering heeft ze gemaakt voor enkele honderden woorden en betekenissen die men uitsluitend in heel Nederlandstalig België aantreft. Het betreft lexicale elementen waarmee een andere variant in het Standaardnederlands correspondeert, zoals bijvoorbeeld inkom, goesting, gebeurlijk, mikro, schepen, uitbaten. Deze zijn voorzien van het distinctief <AZN>, dat Algemeen Zuidnederlands betekent. Evengoed als er in het Duitse taalgebied volwaardige Oostduitse, Zwitserse en Oostenrijkse varianten zijn, bestaan er, naar het oordeel van Van Sterkenburg, volwaardige AZN-varianten die niet onder hoeven te doen voor hun Noordnederlandse equivalenten.
In zijn Spektator-artikel verantwoordt de hoofdredacteur deze handelwijze (vgl. pp. 143-144), maar in de Gebruiksaanwijzing van de HVD roert hij deze kwestie al te summier aan: in één zin deelt hij mee dat hij zo te werk gaat, maar nadere uitleg ontbreekt. Voor geïnteresseerden uit Vlaanderen en Nederland had hij op die plaats meer opheldering moeten verschaffen.
In zijn bespreking van de Hedendaagse Van Dale (in De Standaard van 5, 7, 12 en 14 februari) heeft E. Berode terecht gewezen op de dilettantistische manier waarop de redactie het Nederlands in Nederlandstalig België heeft behandeld. Hij wijst onder meer op de meerzinnigheid van de term Zuidnederlands, op de willekeurige keuze van de AZN-varianten (waarom zijn bijvoorbeeld brugpensioen, remgeld, maturiteitsexamen ook niet opgenomen?) en op de willekeur in de aanduiding van bepaalde woorden. Zo krijgt bijvoorbeeld rijkswacht het label Belgisch en schepen de aanduiding AZN, terwijl toch beide woorden met een andere variant in de standaardtaal corresponderen: resp. met rijkspolitie en wethouder. De redactie van de HVD zou er goed aan doen gebruik te maken van de diensten van een lexicograaf die de taalsituatie in Nederlandstalig België kent.
Alle woordenboeken lopen altijd achter de feiten aan en de keuze van de redactie welke woorden wel en welke niet opge-