1985, ‘Het jaar van de muziek’ en de Adriaan Willaert-herdenking.
Tijdens het ‘Jaar van de Muziek’ 1985 wordt de herdenking van grote namen uit ons Europees muzikaal verleden terecht gecentreerd rond de drie groten uit de Duitse barok: Heinrich Schütz (1585-1672), Johann Sebastian Bach (1685-1750) en Georg Friedrich Haendel (1685-1759). Zijdelings zal aandacht besteed worden aan een reeks andere verdienstelijke componisten, in wier geboorte- of sterfjaar het cijfer 85 voorkomt. De enige eersterangsmusicus uit de Nederlanden die aan bod komt, zal Adriaan Willaert zijn († 1562), die, zonder te overdrijven, als de belangrijkste componist uit de eerste helft van de zestiende eeuw beschouwd kan worden. Hij is een centrale figuur in de bloeiperiode van de Nederlandse polyfone kunst, die niet alleen de traditie van zijn grote voorbeeld Josquin Desprez († 1521) voortzette, maar ook veel vernieuwende elementen bracht, waardoor hij een plaats verdient onder de allergrootsten uit de muziekgeschiedenis. De relatieve onbekendheid met het oeuvre van veel Nederlandse polyfonisten uit de Renaissanceperiode is er de oorzaak van dat wij nog steeds, slechts met enige schroom, hun namen in één adem durven noemen naast die van Bach, Mozart of Beethoven. Ten onrechte. Voor velen is Adriaan Willaert misschien geen volslagen onbekende, maar zijn uitgebreide en veelzijdige oeuvre komt maar zelden op de concertprogramma's of op grammofoonplaten voor. De informatie blijft grotendeels beperkt tot enkele, steeds terugkerende gegevens: dat hij lange tijd actief is geweest als kapelmeester van San Marco te Venetië, waar hij de ‘uitvinder’ geweest zou zijn van de ‘dubbelkorige schrijfwijze’, een stelling die evenwel al lang achterhaald is. Bovendien heeft recent onderzoek uitgewezen dat zijn zgn. dubbelkorige composities naar alle waarschijnlijkheid voor een totaal andere bezetting bedoeld waren dan men tot voor kort aannam.
De aandacht voor Adriaan Willaert in 1985 heeft twee aanleidingen. Ten eerste wordt aangenomen dat hij ‘tussen 1480 en 1490’ geboren werd, al moet toegegeven worden dat, bij nadere beschouwing, de waarheid hier vermoedelijk niet ‘in het midden ligt’, maar wel dichter bij het jaar 1490. Een tweede reden is meer dan een louter chronologisch gegeven; deze sluit aan bij een poging tot een ruimere historische situering van (o.m.) de bovengenoemde groten uit de 17de en 18de eeuw. Als beroemd componist en wijdvermaard pedagoog schaarde Willaert een ruime kring van leerlingen en vrienden, zowel Italianen als Nederlanders rond zich, zodat hij beschouwd wordt als ‘de stichter van de Venetiaanse school’, een epitethon dat volkomen gerechtvaardigd is. Van Willaert uit loopt een duidelijk te volgen lijn die (o.a.) via Andrea Gabrieli en zijn neef Giovanni Gabrieli naar Heinrich Schütz leidt. Deze laatste kwam zich immers in de jaren 1609-1613 bij Giovanni Gabrieli te Venetië in de compositie bekwamen. Tijdens een tweede verblijf in Venetie in 1628 kwam Schütz in contact met Claudio Monteverdi, die als kapelmeester van San Marco dezelfde functie vervulde als Adriaan Willaert. Zonder Schütz en de rijke traditie van protestantse kerkmuziek in het Duitse taalgebied kan men zich Bach moeilijk voorstellen. En zo wordt de brug gespannen over meer dan 200 jaar muziek: (ca.) 1485: Adriaan Willaert - 1585: Heinrich Schütz - 1685: Johann Sebastian Bach.
In een reeks manifestaties in enkele Vlaamse steden zal Willaert eindelijk de aandacht krijgen waarop hij recht heeft. In samenwerking met het Festival van Vlaanderen, afdelingen Brugge en Brussel-Leuven, wordt een tentoonstelling georganiseerd waarin leven en werk van de uit West-Vlaanderen afkomstige kapelmeester van San Marco van diverse zijden worden belicht aan de hand van 16de-eeuwse muziek handschriften en -drukken, archiefdocumenten, portretten, gravures en uitgebreid documentair fotomateriaal. Originele muziekinstrumenten of 20ste-eeuwse kopieën zullen het geheel completeren. Deze tentoonstelling zal