Men kan zich nauwelijks een groter contrast indenken dan dat tussen deze spectaculaire Blindeman en de sobere, haast klassieke versie van Sophocles' vervolgstuk die Claus onder de titel In Kolonos voor Arca schreef.
De inhoudelijke veranderingen in Blindeman werden hier wijselijk niet doorgetrokken. De hele voorstelling, geregisseerd door Julien Schoenaerts, ademt een authentieke waardigheid. Daartoe draagt ongetwijfeld ook de gekozen ruimte bij: er wordt namelijk gespeeld in de prachtige, sobere refter van de St.-Baafsabdij.
Oedipus in Colonus is een weinig dramatisch, statisch stuk waarin de oude, blinde man, verbannen door Creon en zijn eigen zonen, onder begeleiding van zijn dochter Antigone naar Colonus bij Athene komt. Op de heilige plaats, gewijd aan de Eumeniden, zal hij sterven of beter gezegd: door de goden worden opgenomen. Oedipus verschijnt hier als de mens die, tijdens het lange lijden, grootsheid en sereniteit verwerft.
De Arca-voorstelling wordt gekenmerkt door een grote soberheid. Julien Schoenaerts speelt Oedipus met een sublieme presentatie, terwijl Aafke Bruining een heel heldere, zuivere uitbeelding brengt van de overige rollen. Zij maakt daartoe gebruik van licht abstraherende, witte maskers. Er wordt gespeeld op het grote, rechthoekige middenvlak van de refter dat met wit zand bedekt is en waarop enkele stenen voorwerpen uitgezet zijn: een voetstuk, een hand, een klein, door de tijd gepolijst en uitgevreten rotsblok.
Vanaf het begin is Julien Schoenaerts een indrukwekkende, waardige figuur. Bovendien slaagt hij erin een zekere evolutie weer te geven. Zich moeizaam voortbewegend, enkele keren bijna struikelend, is hij een beklagenswaardig man, getekend door het lijden. Zijn figuur groeit echter, over de met woede en zelfbewustzijn uitgesproken reactie op Creons plan om Oedipus weer naar Thebe te brengen, naar de kalmte en gemoedsrust van de slotscènes. Aan het eind krijgt hij een haast religieuze dimensie. Oedipus wordt een offerlam dat nu door de goden geroepen en in hun midden opgenomen wordt. In zijn laatste ogenblikken op aarde wordt hij vergezeld van twee wenende vrouwen, zijn dochters Antigone en Ismene. Wanneer het licht even de aandacht richt op de gekruisigde Christus die hoog op een van de dwarsmuren van de refter hangt, onderstreept dit moment heel treffend een al voelbaar gemaakt parallellisme. Schoenaerts' bezwerende stem draagt in niet geringe mate bij tot het oproepen van een gewijde sfeer.
De mogelijkheden van de St.-Baafsrefter, op zichzelf al een ritueel aandoend kader, worden ten volle benut. Voor de mooie lofzang ‘Wit Kolonos, lieflijkste der landen’, staat Schoenaerts op het stenen voetstuk en straalt de bezieling van een antiek redenaar uit. Bij zijn mysterieus levenseinde verdwijnt hij achter de graftombe. De kostuums van Pieter Coene, overwegend door de Oudheid geïnspireerde gewaden die met moderne elementen zoals het versleten jasje van Oedipus, gecombineerd worden, dragen uitstekend bij tot de poëtische sfeer van de voorstelling.
Blindeman is barok, spectaculair, grof en meeslepend. In Kolonos is sober, ingetogen en sacraal. Langs totaal verschillende wegen wordt in beide produkties de antieke stof omgezet in fascinerend, hedendaags theater.
Jozef de Vos