Ons Erfdeel. Jaargang 28
(1985)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdBeeldende kunstEen boek over Hermanus Berserik.Er bestaan kunstenaars, zo lijkt het wel, die met een zeker dédain neerkijken op kunsthistorici. Zij zien die doctorandussen als lastige vliegen om hun werk heenzoemen. ‘Kwast noch beitel kunnen ze vasthouden,’ schijnen ze te denken, ‘maar met hun verhalen staan ze het kijken aardig in de weg. Kunst spreekt wel voor zichzelf! Trouwens als er al iets te melden valt wie kan dat dan beter doen dan de maker zelf? Hij weet hoe een werk tot stand gekomen is en welke moeilijkheden overwonnen moesten worden. Ook over jeugd, opleiding en invloeden is hij zelf de beste informant’. Natuurlijk zijn bovengenoemde kunstenaars wel gebaat bij aandacht voor hun werk. Een boek is nooit weg. Maar dan niet te veel praatjes bij de plaatjes. Me dunkt dat de Haagse schilder Berserik ongeveer zo geredeneerd moet hebben toen de uitgeverij Nijgh en Van Ditmar een boek aan zijn werk wilde wijden. Er ontstond zo te zien een zeer verzorgde uitgave getiteld: Herman Berserik, ingeleid door de kunsthistoricus John Sillevis. Berseriks dochter Françoise, zelf grafisch vormgeefster, maakte omslag en lay-out; 48 afbeeldingen in kleur en 120 in zwart/wit tonen een selectie van schilderijen, tekeningen en prenten die in de loop van veertig jaar zijn ontstaan. Berserik is een realist, d.w.z. hij schildert in herkenbare vormen zijn directe omgeving: zijn huis, zijn atelier, de keuken, een pakje op de ontbijttafel, stukjes oud Den Haag en soms daarin een portret of een anonieme figuur. Daarnaast spelen ook landschappen en interieurs die hij op reis tegenkomt een rol. Zo toont hij al vroeg een grote voorliefde voor de Hollandse en Zeeuwse wateren, een havengezicht, kranen en boten. Bij dit alles toont Berserik een speels plezier in voorwerpen met een geschiedenis. | |
[pagina 446]
| |
Hermanus Berserik, ‘Zonnige voeten’, acryl op paneel, 29 × 21 cm, 1981.
Bijvoorbeeld een Aford, een Zepelin, antiek speelgoed, olielampen en zelfs een oude Singer handnaaimachine verschijnen in zijn werk. Over die naaimachine vertelde de schilder mij eens dat hij hem uit een sloot bij zijn huis had gevist en er later met zijn vrouw uren aan had gewerkt om hem weer aan de praat te krijgen. De schoonheid van een dergelijk oud mechaniek en van een alledaagse omgeving bezingt Berserik in heldere vorm en kleur. Zonder weemoed, lichtvoetig, dikwijls met enige zelfspot. ‘Realisme met een vleugje bevreemding’, noemde de Haagse oudcriticus Penning ooit zijn werk.Ga naar eind(1) Nu is Berserik naast schilder ook schrijver en interpreet van zijn oeuvre. In verschillende catalogi vertelt hij over jeugd, opleiding, invloeden en werkwijzen, vanzelfsprekend vanuit zijn eigen subjectieve gezichtshoek. Van binnen uit, zou je kunnen zeggen.Ga naar eind(2) Omdat Berserik toch een vooraanstaande plaats in het Haagse kunstleven inneemt, bestond er langzamerhand behoefte aan een objectievere benadering. Een buitenstaander zou het werk eens moeten behandelen en in een ruimer kader moeten plaatsen. Om enige voorbeelden te noemen: Berserik wordt nogal eens verward met zijn oud-stad-genoot Co Westerik, een kunstenaar die eveneens in herkenbare vormen schildert. Om dit misverstand uit de weg te ruimen zou een analyse van overeenkomsten, | |
[pagina 447]
| |
maar vooral van verschillen in beider werk welkom zijn. Berseriks werk is ook wel eens in verband gebracht met dat van Engelse Pop-artists. Zelf ontkent hij ten stelligste enige invloed. Toch zou een vergelijking tussen bijvoorbeeld Peter Blake en Berserik een aardig resultaat kunnen opleveren.Ga naar eind(3) Het boek van John Sillevis over Berserik kwam dus als geroepen. Het biedt een overzicht in reprodukties, een biografie, een bibliografie én een inleiding van een kunsthistoricus. Bij lezing van Sillevis' zeer korte tekst (11 pagina's tegenover 72 pagina's reprodukties) blijkt echter dat de schrijver niets nieuws weet toe te voegen aan het beeld dat de kunstenaar in de loop van de jaren van zichzelf heeft opgeroepen. Sillevis kijkt met Berseriks ogen naar diens werk en hij vertelt Berseriks verhalen over diens leven en vakmanschap. Hij hanteert, om het met de woorden van de socioloog Elias te zeggen, het wij-perspectief; d.w.z. hij identificeert zich als het ware met de kunstenaar. Een begrijpelijke en op zich juiste werkwijze, want zo leert hij, de onderzoeker in eerste instantie zijn onderzoeksveld: Berserik en zijn werk kennen.Ga naar eind(4) In eerste instantie, zei ik. Want na een kennismaking van binnenuit is een kijken en oordelen van buitenaf geboden. Immers de uitspraken van een onderzoeker krijgen pas een algemene geldigheid als deze zich los weet te maken uit de subjectieve sfeer en nu met de ogen van een buitenstaander naar zijn onderwerp durft te kijken. Naast inleving is kritische afstand noodzakelijk. Naast een wij-perspectief moet ook een zijperspectief gehanteerd worden, zegt Elias. Sillevis heeft deze werkwijze niet toegepast. Hij heeft zich niet van zijn onderwerp gedistantieerd. Was hij bang met praatjes het kijken naar Berseriks werk in de weg te staan? Met andere woorden heeft hij zich de kritiek van kunstenaars, zoals hierboven genoemd aangetrokken? Daarmee heeft hij zich dan wel tot hofchroniqueur gedegradeerd. Er is ook een andere interpretatie mogelijk. Uit Sillevis' makkelijke, soms bijna oubollige tekst zou ook minachting kunnen spreken, minachting van de huidige kunsthistoricus voor het realisme als stroming in de hedendaagse kunst. Je zou dan kunnen vermoeden dat het dédain van kunstenaars voor kunsthistorische teksten is gebaseerd op de angst niet serieus te worden genomen.Ga naar eind(5) Hoe dit ook zij, Sillevis heeft met zijn inleiding noch de kunstenaar Berserik noch het vak kunstgeschiedenis een dienst bewezen. Een gemiste kans. Jammer. Claartje de Loor john sillevis, Hermanus Berserik, Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, 's Gravenhage. |
|