| |
| |
| |
P. Stockmans, vloerinstallatie: 100 m2, 10 000 kroesjes, 1983.
| |
| |
| |
Keramische plastiek in Vlaanderen
F. de Vogelaere
F. DE VOGELAERE
werd geboren in 1922 te Gent. Studeerde kunstgeschiedenis en archeologie aan de R.U. Gent en aan de Kon. Akademie voor Schone Kunsten van Gent. Hij is titularis tekenen aan de Kon. Akademie voor Schone Kunsten en kunstcriticus. Tot 1982 verzorgde hij wekelijks de kunstrubriek ‘Geestesleven’ in de krant ‘De Vooruit’. Werkte mee aan ‘Kunstbeeld in Vlaanderen vandaag’ (1982), verzorgt de rubriek buitenland in ‘Keramiek’. Medewerker aan ‘Vorm’ en ‘Kunstecho's’.
Adres: Duifhuisstraat 126, B-9000 Gent.
Binnen de kunstwereld is de heropstanding (?) van de schilderkunst in de jaren tachtig begroet als een bewijs van herwonnen vitaliteit. Hierbij wordt al te licht vergeten, dat die levenskracht in het veel kleinere domein van de creatieve keramiek al sinds meer dan vijfentwintig jaar bestaat. In Vlaanderen blijft schilderkunst nog steeds het eerste verzamelobject, maar geleidelijk aan gaat men inzien dat keramiek de grondstof is, waarin persoonlijkheid en oorspronkelijkheid meer specifieke vormen aannemen.
| |
Begin.
Het begon in de Antwerpse Academie in 1953, toen een concentratie van scheppend potentieel enkel de impuls en de begeleiding vanuit Terkameren nodig had om te gaan openbloeien: Verheyen, Franque, Dries, Meysmans, Louise Servaes en anderen, gestimuleerd door Olivier Strebelle. Tegelijk werden de Westvlaming Jan Van de Kerckhove en de Limburger Jan Heylen in Terkameren gevormd door de grote voorganger Pierre Caille himself. Joost Maréchal leverde pionierswerk in het St.-Lukas-instituut te Gent, terwijl de Akademie aldaar startte met een slechte leergang, maar met even begaafde als gemotiveerde leerlingen zoals Roger Raveel, Paul van Gijsegem, Carmen Dionyse, Antoine Crül (en Yves Rhayé als buitenbeentje).
De Wereldtentoonstelling in 1958 bevestigde het nog prille bestaan van een keramische kunst in België. In Vlaanderen werd de beweging weldra uitgebreid met Lieve De Pelsmaecker (overleden in december 1984); ook met Octave Landuyt en Jose Vermeersch die het eigen voorkomen van deze totaal vernieuwde uitdrukking versterkten. Ondanks hun grondige individualiteit hebben bijna al deze kunstenaars wel bepaalde kenmerken gemeen, waarmee ze op internationaal vlak een unieke stijlgroep vormen: het in verregaande improvisatorische vrijheid uitbeelden van de mens, waarbij vormelijke verscheurdheid de inhoudelijke tragiek vertolkt in een sterk doorwrochte materie (klei of glazuur).
Aan die uniciteit is de toenmalige kunstbelangstelling haast volledig voorbij gegaan. We hadden er geen weet van, maar ter zelfder tijd was men in California aan de opbouw toe van een even unieke keramiekkunst, waar aldaar alle machtsmiddelen van de kunstkritiek, het galerie- en museumwezen achter gingen staan, zodat ze zou uitgroeien tot een toonbeeld van zelfbewustzijn en expansiekracht. Ons ministerie voor Cultuur daarentegen, bleef jarenlang afzijdig. De Romeprijs van Strebelle in
| |
| |
C. Dionyse, ‘Kapman’, 1981, verzameling ‘hedendaagse Kust’, Utrecht.
O. Landuyt, ‘De Korenhelm’, 1981.
1956 was een wonderlijke uitzondering, pas in 1983 en 1984 gevolgd door de ‘onderscheiding van de Vlaamse Gemeenschap’ voor Vermeersch, Dionyse en Landuyt evenals door de vertegenwoordiging van België op de Biennales van Sao Paolo en Venetië door Stockmans en Vermeersch.
Tijdens de moeilijke aanvangsjaren evenwel, bracht het ministerie voor Economische Zaken onze keramisten naar het buitenland. Alleen tot Tsjechoslovakije drong het in 1962 door, dat wat hier gebeurde inzake keramische creativiteit, revolutionair en bevrijdend was. Frankrijk bleef amorf en zou pas vijftien jaar later een rokerige vernieuwing uit Amerika binnenhalen. De Britse burcht was onverzettelijk. In Nederland en in Duitsland werden een paar Vlaamse kleikunstenaars persoonlijk geapprecieerd (maar dan pas vanaf de jaren 70). In de internationale wedstrijd van Faenza behaalden onze keramici en hun scholen prijzen en onderscheidingen. Een eerste bewijs van erkenning in eigen land kwam in 1977 met ‘Monumenten in de keramiek’ te Knokke en in 1981 verenigde ‘Dionyse International’ in de Gentse St.-Pietersabdij vijftig topkeramici uit de Westerse en Oosteuropese wereld: een werkelijke doorbraak.
| |
Opvolging.
Gelukkig heeft het kunstonderwijs de opvolging van de nu ouder wordende ‘grote figurale ploeg’ veilig gesteld. In Gent, Antwerpen en Hasselt zijn de belangrijkste schoolateliers gevestigd waarop ik later terugkom. Eerst moeten echter een paar ‘Einzelgänger’ vermeld worden, die zich via andere wegen doen gelden. De totaalrealisaties van Piet Stockmans kennen geen equivalent (ook niet aan de West Coast). In een poetische parodie op de industriële porseleinproduktie (die hem vertrouwd is), schept de kunstenaar environnementen, bestaande uit een duizendvoudig gevarieerde herhaling van kommetjes en proef
| |
| |
plakjes. ‘De bladeren bepalen het voorkomen van de boom’. Een ironiserend eerherstel van het in Vlaanderen verguisde vaatwerk groeit uit tot een seriële vorm van plastiek, overgaand in de architecturale omgeving.
Ook voor Patrick van Hoeydonck heeft het Vlaamse kunstonderwijs weinig betekend. Des te meer het vaderlijke voorbeeld en een uitzonderlijke zelf studie inzake de moeilijkste van alle kleisoorten, porselein. Zo kon hij een nog uitzonderlijker debuut maken op zeventienjarige leeftijd (in 1976): na Strebelle de tweede ‘wonderboy’ in keramiekwereld. Hij overleed in november 1984 op 25-jarige leeftijd.
Wie een opleiding in het hoger kunstonderwijs volbrengt, kan in geen geval zo jong beginnen. Vandaar de betrekkelijkheid van het begrip ‘jong’ in dit lastige vak. Een opvang na de studies zoals die in Heusden (Nederland) bestaat, kennen we hier overigens niet: elke beginner is (al of niet op jeugdige leeftijd) op eigen kracht aangewezen. Een aanzienlijke financiele inspanning is hierbij onvermijdelijk en legt bovenop de kwalitatieve selectie een economische schifting, zodat maar weinige geroepenen vol kunnen houden.
| |
Antwerpen.
Herman Muys en Monique Muylaert doen dat al sinds 1968, na hun studies aan de Antwerpse akademie (waar Pauwels en Rabaey, Strebelle hebben opgevolgd). De figuratie van Muys sluit aan bij z'n voorgangers, met de persoonlijke inbreng van een spichtige stijl en een uitgesproken koloriet. De meer suggestieve dan uitbeeldende reliëfs van Muylaert vertonen een zekere preciositeit in de rijke glazuurvariaties en de aanwending van goud. Een streng geometrische structuur daarentegen kenmerkt de reliëfs bij Denise Cromheecke, eveneens een oudleerlinge van Achiel Pauwels. In de stapeling van kubische blokjes past ze seriële beginselen toe. Eveneens te Antwerpen werkzaam, maar geschoold in Breda, is Anne Ausloos. Haar constructies
H. Muys en M. Muylaert, Metropolis, provincie huis Antwerpen, reliëf, 6 × 5 m, 1982.
A. Ausloos, Stapeling IV, hoogte 47 cm, 1982
bereiken monumentale allures en tonen aan dat keramische plastiek ook 'n ruig, steenachtig aanzien kan krijgen. Binnen die ‘tweede Antwerpse generatie’ neemt Frank Steyaert een vooraanstaande plaats in. Zijn veelvuldige successen in wedstrijden bewijzen dat zijn architectonische fantasieën (soms ook geinspireerd op scheepsbouw) door kenners in binnen- en buitenland op prijs worden gesteld. Het buitenland betekent in eerste instantie Italië
| |
| |
F. Steyaert, groep van 3 keramische sculpturen, hoogte ± 50 cm, 1983.
met Faenza als keramische hoofdstad. Onder de laatste successen aldaar, dient de in 1984 behaalde erepenning van de Antwerpenaar Urbain Crapé te worden vermeld.
| |
Hasselt.
Dat het pendelen van Dionyse tussen de scholen van Gent en Hasselt (van 1968 tot 1984) niet zonder gevolgen bleef, is al vaker aangestipt. Meerdere jongerenprijzen in schoolverband of individueel, onder meer te Faenza, culmineerden in de Grote Prijs, behaald door George Blom in 1974. Het talent van deze nu
zevenendertigjarigeLimburger was al tijdens zijn studiejaren zo duidelijk, dat een
U. Crapé, Struktuurpaneel, 50 × 70 cm, porselein verwerkt in plexi.
Ludo Thijs, keramische fantasieën. (Foto Jean Nicolaï).
‘schoolwerk’ van hem in de Musea van het Jubelpark staat. Speelse sierlijkheid, verrassende fantasie en kleurgebruik kenmerken zijn ranke bouwsels, waar hij ook niet-keramisch materiaal (geplozen touw) aan vastknoopt. Wat ik over Stockmans opmerkte, geldt ook voor deze streekgenoot: een dergelijke persoonlijkheid in Duitsland of Amerika was al lang tot een nationale grootheid opgeklommen.
De aangehaalde kenmerken van zijn werk mogen overigens typisch Limburgs worden genoemd. Dionyses persoonlijkheid heeft daar nooit epigonendom gewekt, integendeel. Haar oudleerlingen vertonen veel meer gemeenschappelijke trekken in de zin van constructi
| |
| |
Della Calberson, Cybèle, 35 × 30 × 20 cm
Luk de Blok, Samenstelling uit vier kleiplaten met diverse indrukken, waaronder handen.
viteit, gaafheid, verfijning en gevarieerde ornamentiek. Enkelen wachten nog op ontplooiing (ik stelde al dat het een lastig vak is), maar naast Blom moet zijn studiegenoot Ludo Thijs beslist worden genoemd. Ook hij verwierf onderscheiding en in Faenza en in eigen land. Zijn werk in hooggebrand steengoed is stoerder dan dat van Blom. Verfaarden in plaats van glazuren laten de kleur meer keramisch voorkomen, en ook bij de knappe opbouw van tentachtige constructies wijkt Thijs niet af van de zichtbare zuiverheid van de keramische materie. In januari 1985 werd Ludo Thijs aangesteld als leraar HKO Keramiek aan het Provinciaal Hoger Instituut voor
G. Blom, zonder titel, 57 × 39 × 17 cm, 1982, verworven door de Vlaamse Gemeenschap
Kunstonderwijs te Hasselt (waar hij jarenlang assistent van Dionyse was); Anne Ausloos werd bij hetzelfde Provincieraadsbesluit aangesteld als assistente.
| |
Gent.
Het avondatelier van de Gentse Akademie heeft ook heel wat beginners met talent voortgebracht. Bij de al beschreven moeilijkheden dient over dit ‘socio-culturele’ onderwijs nog te worden vermeld, dat sommige goede krachten er pas op relatief gevorderde leeftijd hun eerste resultaten boeken of de kunst meer als bijberoep beoefenen. Dit laatste verhindert André Zaman niet, sinds jaren tot de professionele wereld te behoren. In een zeer persoonlijke stijl maakt hij porseleinen fantasieën op boot- en bouwvormen. Zijn studiegenoten Delia en Sleppe bouwen hun loopbaan op met werkkracht, durf en doorzettingsvermogen. ‘Hij een duistere zenuwknoop, zij de Madonna van de Venusberg’ gaan in hun aanverwante, sterk door West Coast ceramics beinvloede opvattingen, geleidelijk aan eigen wegen op. Delia levert een tot het wrange toe
| |
| |
ironiserend beeld van de hedendaagse mens, met zichzelf als eerste onderwerp. Ook Sleppe doet aan imagecultus, soms uitgebreid tot mythische dimensies.
Een even fel carrièremaker is Luc De Blok, die niet de Gentse maar wel de Aalsterse avondacademie heeft gevolgd. Hoofdzaak voor hem is de klei in haar metamorfoze van week ingreep materiaal tot hardgebakken steen, waarin een momenteel gebeuren ‘vereeuwigd’ wordt. Zaman, Delia, Sleppe, Ausloos en De Blok hebben samen met een aantal Vlaamse en Waalse, meestal jonge vakgenoten de werkgroep ‘Namur Bouge’ gesticht. Met gezamenlijke inspanningen inzake produktie en publiciteit, trachten zij de waarde van de creatieve keramiek binnen en buiten de landsgrenzen te doen kennen en erkennen. Met vereende krachten willen ze waarmaken wat hun voorgangers steeds met persoonlijke middelen hebben moeten bevechten. Vergeleken met het buitenland (ook Frankrijk sinds 1981!) hebben onze beste kunstenaars wat betreft uitstraling, in veel te grote mate kostbare eigen tijd en krachten moeten verspillen. Een schitterende studie zoals die van Jaak Fontier, kan bezwaarlijk als efficiënt verspreidingsinstrument werken, daar ze aangewezen bleef op de beperkte middelen van het tijdschrift Kreatief. Alleen een goede uitgave kan de uitzonderlijke waarde van de creatieve keramiek in ons land recht laten wedervaren.
| |
Beknopte bibliografie.
Kunstpocket nr. 1, 1975 (Brutin-Vermeersch). |
Catalogus Scharpoord Knokke, België, 1977. |
Catalogus Hasselt, Rondom Dionyse, 1978. |
Catalogus Scharpoord Knokke, Jonge keramiekers België, 1980. |
Catalogus Faenza-Brussel, Keramiek en porselein uit België, 1980 1981. |
Catalogus Dionyse International, Gent, 1981. |
Vorm in Vlaanderen nr 3, Lente 1982 (De Vogelaere). |
Kunstbeeld in Vlaanderen, Lannoo, i982 (Dionyse, Landuyt, Rhaye, Pauwels, Stockmans, Vermeersch). |
Kunstpocket nr. 14, 1983 (Boenders, Dionyse). |
Kreatief, nr. 4, oktober 1983 (Fontier). |
Vorm in Vlaanderen, nr. 11, Lente 1984 (De Vogelaere). |
|
|