de protestacties die zich richtten tegen het Belgisch-Nederlands ontwerpverdrag dat Antwerpen betere scheepvaartverbindingen zou verschaffen door middel van kanalen over Nederlands grondgebied naar de Moerdijk en naar het Ruhrort. Als zovelen zag ook Mussert daarin een ongewenste aantasting van Nederlandse belangen, en hij smaakte tenslotte in 1926 het genoegen het verdrag door de Eerste Kamer verworpen te zien. In de volgende jaren groeide bij hem de afkeer van het parlement en van de democratic: al te vaak scheen in belangrijke zaken het eindoordeel voorbehouden aan onbevoegden, die te weinig luisterden naar deskundigen zoals Mussert zelf dat was op zijn terrein. Bovendien kwam daar al snel de economische crisis bij waarvoor de politici geen oplossing wisten te vinden. Een en ander leidde in 1931 tot de stichting van de Nationaal-Socialistiche Beweging (NSB), die nadrukkelijk geen partij onder de vele andere partijen wilde zijn, maar een beweging die een reveil van het vaderland onder autocratisch bewind voor ogen had. Mussert, de man die de belichaming was van oudvaderlandse deugden als werk-kracht, trouw en soberheid, werd er de onbedreigde Leider (met een hoofdletter) van. Aanvankelijk had hij vooral bewondering voor Mussolini en het Italiaanse fascisme, maar het was tenslotte de verbazingwekkende opkomst van Adolf Hitler in Duitsland die Mussert de naam voor zijn beweging ingaf. Een echte nazi is Mussert overigens nooit geworden. Anti-semitisme was hem aanvankelijk volkomen vreemd. Hij behoorde van huis uit tot die groep van conservatief-liberale nationalisten die antiparlementair dachten: terwijl daar in Den Haag gebeuzeld werd over kleinigheden dreigde het land een prooi te worden van het marxisme. Dat was wel het voornaamste motief dat Mussert tot zijn daden bracht. Later, na 1940, toen de NSB zich al hopeloos gecompromitteerd had met de Duitse bezetter, zou die kant van zijn karakter nog blijken. Terwijl overtuigde nazi's als Rost van
Tonningen een opgaan van Nederland in een groot Germaans rijk verwelkomden, probeerde Mussert zoveel mogelijk de positie van Nederland als zelfstandige natie veilig te stellen. Een poging die tot mislukken gedoemd was, aangezien de fatsoenlijke burgerman Mussert nu eenmaal geen partij was voor schurken als Hitler en Seyss-Inquart. Terecht schetst Meyers de verhouding tussen Musserts NSB en nazi-Duitsland als een ‘comedie noire’. In dit boek komt mooi de paradox naar voren hoe Mussert, in zijn ijver om goede voorwaarden voor Nederland te bereiken steeds meer concessies aan de Duitsers moest doen; concessies waardoor hij het Nederlandse volk weer verder van zich vervreemdde. Eén van de pogingen die hij deed om de Nederlandse zelfstandigheid zoveel mogelijk te waarborgen was zijn late bekering tot een ‘groter’ Nederland. Mussert was eigenlijk een typisch Hollandse nationalist, iemand die droomde van het grote verleden van de door Holland gedomineerde Nederlandse Republiek, de tijd van Johan de Witt en Michiel de Ruyter. Tegen die achtergrond moet men ook zijn protest tegen het kanalenplan in de jaren 1925-1926 zien. Maar juist in die jaren had hij ook kennis gemaakt met mensen als Gerretson en Van Vessem, die in enigerlei vorm de Dietse of Groot-Nederlandse gedachte waren toegedaan, en die in de actie vooral een geschikte mogelijkheid tot agitatie tegen de Belgische staat zagen. Zelf is Mussert nooit een Groot-Nederlander geworden; pas toen het er in de oorlogsjaren naar uit ging zien dat Nederland en België als zelfstandige staten zouden verdwijnen begon hij te zoeken naar een mogelijkheid om het bestaan van een groter Nederland te redden binnen een door de Duitsers beheerst Europa. Daarom werd de NSB te elfder ure nog omgedoopt tot Nationaal-Socia-