Ons Erfdeel. Jaargang 28
(1985)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdHet immateriele materialisëren.
| |||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||
Veron UrdÎrianu, ‘Vliegende turca’, asfaltpapier en leisteen, 15 × 35 × 15 cm, 1982.
doordat hij niet een realistische maar een symbolische gelijkenis zoekt. Over de kleur waarin het werk moet worden uitgevoerd heeft hij gewoonlijk het eerste zekerheid; die kleur beperkt uiteraard de keuze van het materiaal. Een tweede kenmerk dat van veel betekenis is, is de atmosfeer. Vaak probeert Veron in zijn werk een gevoel van harmonie tot uitdrukking te brengen; in dat geval zal hij materialen kiezen in tinten grijs, tinten wit of bruin. Soms is hij op zoek naar het contrast; hij zal dan bijvoorbeeld een grote vorm plaatsen tegenover drie heel kleine, ruwe steen tegenover zorgvuldig geschuurde of donkere met lichte materialen combineren. Ook komen er twee-en drievoudige contrasten voor. Het derde kenmerk is het materiële karakter. Hoe bescheiden, hoe arm het materiaal soms is: gevonden stenen, afval, asfaltpapier, - het werk is verre van conceptueel omdat er rechtstreeks contact uit blijkt met het materiaal. De beeldhouwer heeft, zo te zien, een voorkeur voor natuurlijke materialen als Belgische hardsteen, grijze leisteen, witte Franse kalksteensoorten. Maar die voorkeur is geen voorwaarde, want hij combineert steen herhaaldelijk met het grauwgrijze asfaltpapier dat heel atmosferisch samengaat met grijze steensoorten. Doordat hij het kennelijk liever scheurt dan knipt vraagt hij extra aandacht voor het materiele karakter. Zoals een goede boer graag contact heeft met zijn grond, geniet Veron van het contact met zijn materiaal. Een vierde kenmerk van de beelden is hun levendigheid. Ze zijn er op uit om gevestigde kijkgewoontes te bruskeren en van moment tot moment te verrassen door hun vorm in combinatie met hun materiaal en de bewerking daarvan. Plezier in het werk, de activiteit van het maken, ingehouden humor, spiritualiteit, dat is wat het werk uitstraalt. Het komt het beste tot zijn recht op de sobere cementen vloer van een oude smederij, zijn atelier; die informele omgeving ademt dezelfde geest als de beelden. Daar blijkt ook hoe ze, speels in de ruimte opgesteld, elkaars aanwe-zigheid versterken. | |||||||||||||||
De tastbare praktijk: een drietal beelden.Een drietal beeldenGa naar eind(1) die mij kenmerkend voorkomen voor het werk van Veron Urdarianu zullen nu achtereenvolgens belicht worden; aan ieder liggen andere herinneringsbeelden ten grondslag, de sfeer en ook hun materiele karakter verschilt. De Vliegende turcaGa naar eind(2) uit 1982 is geïnspireerd door een in Roemenie veel voorkomend spelGa naar eind(3) met een aerodynamisch gevormd stuk hout. Dit wordt door een slag met een stok opgewipt en, in de vlucht, door een tweede klap weggeslagen. Vanwege de scherpe punten van de turca is het spel niet zonder gevaar; er is veel behendigheid voor nodig. De gestroomlijnde vorm van Vliegende turca suggereert de dynamiek van het Roemeense volksspel. Ook de vleugels van leisteen, heel sierlijk, -doet de vorm niet denken aan de vleugels aan helm en hielen van Hermes, de snelle bode van de goden?-verwijzen naar het beeld uit de herinnering. Daarnaast hebben het grauwgrijze asfaltpapier en de donkergrijze leisteen een materieel verbond gesloten om de atmosfeer zo goed mogelijk te treffen. De schuine stand en de losjes aan de muur bevestigde reep asfaltpapier geven het object een berekende nonchalance. Het | |||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||
Veron Urddrianu, ‘Wachttoren’, graniet en leisteen, 140 × 20 × 10 cm, 1983.
hangt in de lucht, maar is opgeprikt tegen de muur. Het vliegt in de vervlogen tijd. Een heel andere indruk wekt de Wachttoren uit 1983, die op bescheiden wijze monumentaal is: 140 cm. hoog.Ga naar eind(4) Voet, schacht en knop zijn uit één stuk Belgische hardsteen gehakt. Ook deze verschijning berust op een jeugdherinnering. Maar de Roemeense wachttoren uit de werkelijkheid werd getransformeerd doordat hij wat naar links uit het lood geslagen is, een ongewone oppervlaktebewerking kreeg en aan de top een vreemd groeisel. De enigszins scheve vorm van de schacht doorbreekt met humor het statisch karakter dat een toren gewoonlijk heeft. De bewerking van de schacht lijkt op het eerste gezicht het verband van metselwerk aan te geven, maar de wat grotere vierkanten en rechthoeken, en vooral die waaruit een hoek is weggenomen, bruskeren onze associatie. Dit wat dadaistisch genoegen om de kijker voor verrassingen te plaatsen, treffen we ook aan in het contrast tussen de knopvorm waarin de steen eindigt: klein, organisch, teder en de daarbij vergeleken overgrote schacht. Deze knopvorm is een terugkerend element in het werk; hij is steeds op een top geplaatst, wat onregelmatig van vorm, met veel zorg geschuurd, gekoesterd zo lijkt het. Uit deze knop verheft zich een kleine dubbele vleugel van leisteen, die contact zoekt met de wind. Een ijle vorm, die absurdistisch contrasteert met de zwa-re schacht, maar in kleur met haar harmonieert. Het is, van voet tot vleugel, vooral het gamma van grijzen dat Wachttoren zijn atmosferisch karakter geeft. Ook in 1983 ontstond Object met zijn schaduw. Het beeld maakt een breed contact met de vloer doordat een verweerde brok hardsteen werd gekloofd en de delen op elkaar gelegd. Bij het kloven en hakken maakt Veron kennelijk graag gebruik van natuurlijke breukvlakken en, mochten die er niet zijn, dan suggereert hij die, zoals hij ook deed bij de voet van de Wachttoren. Daarmee beaamt hij Rousseaus devies: ‘Laten we terugkeren tot de natuur’. Zoals bij veel hedendaagse beeldhouwers het geval is, zoeken de meeste beelden van Veron - en dit in het bijzonder - aansluiting bij de grond waarover wij lopen; voor een sokkel is geen plaats. Zijn landgenoot Brancusi, die hij zeer bewondert, verhief de sokkel tot beeldGa naar eind(6), hij daarentegen geeft aan het beeld de nede-righeid van een sokkel. Op de dubbele steen staat een katapult, een object dat deel uitmaakt van het arsenaal waarmee een dorpsjongen opgroeit. De beide opgestoken armen zoeken contact met de luchtlagen. De katapult is bekleed met asfaltpapier, dat, doordat het geknipt is, de helderheid van de wigvorm accentueert. Tegenover deze conciesheid staat de wijze waarop het neervallende asfaltpapier is gebruikt: het is niet geknipt maar gescheurd, waardoor een zwarte teerstreep zichtbaar wordt als een stromende contour. Het materiaal is niet vastgenageld maar hangt vrij af. En doordat het vier lagen dik is, bij iedere laag naar boven toe iets kleinerGa naar eind(7), krijgt het substantie. De materie sluit aan bij de bekleding van de katapult, de geest en sfeer bij de verweerde breukvlakken van de stenen. Deze vloeiende vormen van het papier zijn de onvaste schaduw van de heldere, eenzaam overeind staande katapult. Samen geven ze uiting aan gevoelens van weemoed. Ze getuigen van het streven van de kunstenaar om het immateriële - de herinnering, de schaduw - te materialiseren. | |||||||||||||||
De verhouding tot de kunstgeschiedenis.Staat het werk van Veron UrdÎrianu op zichzelf of valt er verwantschap te constateren met anderen? Op het ogenblik zijn er heel wat kunstenaars, in Nederland en elders, die met betrekkelijk ‘arme’ materialen werken en hun objecten voor een bezoeker of een tentoonstelling opbouwen en daarna weer afbreken of oprollen, als circusartisten hun materiaal. Deze nomadekunst kon ontstaan dankzij de relativering van de kunst door de dadaïsten. Sinds zij in 1916 in Zürich begonnen de burger op stang te jagen en zijn verwachtingen te bruskeren, hebben heel wat kunstenaars gretig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de kunst op te vatten als een onderhoudend spel.Ga naar eind(8) Het waren de futuristen die sinds 1909 de opvattingen van de dadai'sten hadden voorbereid. In zijn Technisch manifest van de futuristische beeldhouwkunst schreef Boccioni in april 1912 dat de futuristen het voorname karakter van het marmer en het brons, dat alleen door de traditie was bepaald, wilden vernietigen. Daarvoor in de plaats stelden zij eigentijdse materialen als glas, paardehaar, stoffen, spiegel, elektrisch licht... ‘En asfaltpapier’ dacht Veron. Zijn werk moet, wat de keuze van het materiaal en de behandeling daarvan betreft, in de nonconformistische futuristisch-dadaistische traditie geplaatst worden. Sinds 1967 kreeg deze richting nog een extra versterking toen de arte poveraGa naar eind(9) luid om aandacht vroeg; zij uitte programmatisch haar voorkeur voor niet kostbare, voor de | |||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||
Veron UrdÎrianu, ‘Object met zijn schaduw’, graniet en asfaltpapier, 43 × 30 × 25 cm, 1983.
hand liggende materialen, zodat de zeldzaamheidswaarde van het kunstwerk werd ontkracht. Een niet geringe klap voor de kunsthandel. Ook de emotionaliteit als uitgangspunt hebben de artepovera-aanhangers en UrdÎrianu gemeen. Er is nog een andere internationale stroming waar de geest van dit werk bij aansluit, een die niet door jaartallen uit de 20e eeuw wordt beperkt. Doordat Veron sterk door zijn jeugd wordt geïnspireerd, doordat hij zulk een waarde hecht aan verbeelding en atmosfeer, contrastwerkingen zoekt maar ook de relativering van de humor, treffen we in zijn werk dezelfde ken-merken aan als in de - ook literaire- romantiek. Zijn afwijzen van het onwrikbaar vastleggen van waarden en begrippen, zijn afkeer van het geven van titels aan zijn beelden, zijn voorkeur voor wat vervloeit en stroomt, voor scheuren in plaats van knippen, dit alles komt uit deze levenshouding voort. Jose BoyensGa naar eind(5) | |||||||||||||||
Biografische gegevens:
Adres: Lomanstraat 8, NL-1075 RA Amsterdam. | |||||||||||||||
Werken in (semi-) openbaar bezit:In het gemeentelijk museum Fodor te Amsterdam bevinden zich drie betrekkelijk recente beelden zonder titel: een in leisteen, een in albast, en een in hardsteen, bovendien een tekening van vier bij drie meter van zelf gemaakt papier. In de collectie van de Nederlandse staat bevinden zich zeven werken uit 1980 t.m. 1982, drie in aluminium, drie in marmer en een in albast. | |||||||||||||||
Tentoonstellingen:Sinds 1979 deelname aan ongeveer twaalf groepstentoonstellingen. Ongeveer acht individuele exposities. Sinds 1982 is Orez-Mobiel in Den Haag zijn vaste galerie. Eenmanstentoonstelling van recent werk gedurende de maand februari 1984 in het Stedelijk Museum te Amsterdam. | |||||||||||||||
LiteratuurGa naar eind(*)
|
|