interview waarin hijzelf de antwoorden moest geven, ‘we hebben dat typisch element uit de 19e eeuwse literatuur weggegooid en dat vind ik heel dom. Het is wel nog aanwezig in film, niet meer in literatuur’. Een boek dat spannend genoemd wordt, krijgt inderdaad vlug iets verdacht. Het wordt de lezer te gemakkelijk gemaakt, het gaat ten koste van diepgang, heet het dan. Nochtans kun je De provincie bezwaarlijk afdoen als uitsluitend een meeslepende thriller. De spanning, die wel degelijk het verhaal gaande houdt, wordt immers allerminst veroorzaakt door de vraag wie de moord begaan heeft dan wel waarom ze begaan is. In 21 afleveringen worden even zoveel stukjes van de puzzel ingelegd om daarop een antwoord te krijgen. De provincie heeft een strak opgebouwde feuilleton-structuur, die nog geaccentueerd wordt door de opbouw van elk apart hoofdstuk: afgeronde gehelen die geschreven zijn naar de laatste zin, waaraan Brokken kennelijk telkens weer hard gewerkt heeft.
Op het eerste gezicht lijkt het antwoord erg eenvoudig: de jaloerse echtgenOot Peter van der Grinten die weerwraak neemt op zijn overspelige vrouw Lili Sartorius. ‘Maar niets is doodeenvou-dig en zeker een moord niet’ (p. 9). Waarom de moord plaatsvond, kan een officier van justitie in zijn dossiers niet vinden. Slechts een betrokkene kan een antwoord formuleren om het als auteur neer te schrijven. Aan de verre oorsprong van deze bijna rituele moord ligt een bijna niets ontziende drang naar vrijheid, een pogen te ontsnappen aan de wurggreep van het gecodeerde leven, zoals zich dat, onder invloed van een hardnekkig gereformeerdendom, op de Zuidhollandse eilanden afspeelt. In Portland, de provincie, zeg maar het land van herkomst van auteur Jan Brokken.
‘Uiteindelijk had hij, net als ik, de nederlagen uit zijn jeugd in overwinningen proberen om te zetten. Alleen had hij andere middelen gebruikt’ (p. 142). Wat voor Koos Spoormaker geldt, is evenzeer waar voor de drie andere protagonisten van dit Hollands drama: de littekens uit het verleden moeten weggewerkt. Een schier onmogelijke opdracht. Koos mist er het talent voor, Peter en Lili missen er het geloof in dat talent voor, de nederlagen worden niet uitgewist. Buitenstaander Koos Spoormaker, ‘hij ontdekte dat Koos Spoormaker niks met jullie te maken had’(p. 93), is daarom de uitgelezen persoon om het drama in gang te zetten. Peter en Lili worden er het slachtoffer van. Hun blijvende afhankelijkheid van een dorp dat ze verafschuwen betalen ze duur. Alleen Frank de Roover, de ik-verteller, kan de voorbije trauma's in overwinningen omzetten. Schijnbaar dan.
Aanvankelijk lijkt Frank zijn gereformeerd verleden definitief achter zich te hebben gelaten. Illustratief daarvoor is de perspectiefwisseling vanaf p. 69 tot p. 78, waarin hij in de jij-vorm vertellend afstand neemt van zijn kinder jaren en de herinneringen aan een idyllisch koloniaal tijdperk. Slechts enkele dagen in Portland zijn echter voldoende om van de zelfverzekerde Amsterdamse journalist een sterk betrokken dorpeling te maken. Een betrokkene die gaandeweg onder een grotere schuldenlast gebukt gaat en voor zichzelf op zoek moet naar uitwegen, excuses. In wat te lyrische bewoordingen (pp. 44-45) roept hij bijv. de kracht van de muziek in om zijn ‘immoreel gedrag’ goed te praten. Tenslotte is er het verhaal van de vroegere kindermeid Lena Andersen, waardoor hij zijn schuldbewustzijn kan delen met de anderen. Ditmaal keert hij opnieuw terug naar Amsterdam, in het voile besef dat Portland voor hem een gesloten wereld blijft. ‘Voor het eerst voelde ik het voile gewicht van de haat die op ons was neergedaald’. De oudtestamentische Portlanders hebben zich gewroken, hij rijdt naar Amsterdam, weg van het
Jan Brokken (o1949).
vastgelegde bestaan, in de richting van de vrijheid. Maar welke vrijheid?
In welk soort vrijheid gelooft Frank de Roover? In een wereld waarvan ‘iedere geschiedenis de optelsom van hele onjuistheden en halve waarheden is’ (p. 137), waarvan ‘het verleden de som is van duizend misverstanden’ (p. 61) is slechts één soort vrijheid mogelijk. Die waarvoor de prijs van de afstandelijkheid moet betaald worden. Hoe geïnvolveerd Frank de Roover ook in het gebeuren raakt, hoezeer het ik-vertellers standpunt betrokkenheid tracht te evoceren, Franks houding blijft door het hele verhaal heen een houding van afstandelijkheid. ‘Mij hebben ze altijd de larmoyante passages uit de bijbel voorgehouden waarin gesproken wordt over barmhartigheid en naastenliefde, en ik heb erom gelachen, want zelfs als vijftienjarige wist ik dat je op de wereld alles vinden kunt, behalve barmhartigheid en naastenliefde’. Het enig alternatief is ‘de soepele, sarcastische en quasionverschillige toon waarvan ik in Amsterdam zo handig gebruik wist te maken’ (p. 33).
In de eerste plaats is De provincie een plattelandsroman geworden. Een roman die in een onopgesmukte, journalistieke stijl een beeld van een Zuidhollandse dorpsgemeenschap schetst. In tegenstelling tot de moderne Russische plattelandsroman, die een oproep wil zijn tot herwaardering van de oude waarden van het dorp, is Brokkens visie op het