sterke présence te meten; hij wil daarin verdwijnen: verdwijnen in wat er niet is en toch aanwezig blijven in gedichten, desnoods ‘schunnige’.
ik bidder de weke paginaas haast stuk
en wil daartussen wel verslonden
als een stuk papier per ongeluk
in een oud boek mee ingebonden
of als boekelegger gebruikt
gehouden een schunnig gedicht
vertoont of ten minste zo ruikt /(p- 7)
Mooie gedichten komen in deze reeks sporadisch voor: vele zijn geforceerd en onevenwichtig. Gedicht nummer vijf b.v. heeft een mooie inzet, maar een zwak slot. Het volgt hier voiledig.
Stel eens dat ik jou alleen
maar gedroomd nee geslapen had
dan hebben wij toch nog dat
maar als ik niets meer voor je hoor
doe ik meteen je schortje voor
(omdat je toch nooit hoge hakken draagt)
Realiteit wordt hier banaliteit, spankracht en suggestie ontbreken op het einde. De vrees om die spankracht te verliezen is trouwens een belangrijk thema van de bundel. De ochtendgymnastiek dreigt een amechtige avondgymnastiek te worden, waarbij het moeizame klapperen met de vleugels om op te stijgen naar verten of hoogten steeds minder succes kent.
De dichter kan zich hoogstens nog staande houden of staande ‘zweven’. De aarde laat hem niet meer los. Zij is voor Vroman verdeeld in vroeger en nu, in melancholic en angstige bedreiging, in kleine gebeurtenissen, die vanuit de verte en via de herinnering waargenomen, nog kleiner worden en in grove vernietigingsdrang. Reden genoeg dus om zich te verstrikken in een verlammende weemoed en die treurnis is dan ook overal in de bundel te vinden. Maar Vroman heeft het nog niet opgegeven om te dromen, om fantasiën op te roepen, ook al bieden die fantasiesprongen geen houvast meer en verdrogen zij ‘tot hard jokken’. Hij voelt de vaste grond onder zich verdwijnen:
Toen ik nog klein was en dit land nog niet
waren de meubelen onwankelbaar
nu drijven continenten uit elkaar en vervloeien naar een verveloos verschiet
De Dom van Utrecht, klein in het verre verleden en veraf, en de herinneringen aan zijn studententijd lijken hem wel op te beuren maar:
Door de sterke werkelijkheden waar vanochtend mee gebeurt word ik gemakkelijk weggesleurd van dat hulpeloos verleden
En Amerika dan, het land waar hij sinds lang woont? Het is een land vol bijkomstigheden, zoals ook het gedicht dat Vroman erover schrijft. Dat land is hem vreemd en nabij, heeft te veel huid en te weinig binnen-kant. Dit gedicht blijft ook in het anekdotische steken; het is vlot maar oppervlakkig rijmend.
Praatzieke verzen, soms zonder vaart en noodzaak, komen in deze bundel wel meer voor. Ook zijn zo geliefde orgaanterminologie van darmen, pezen, en sappen behoedt hem niet voor flauwiteiten, zoals b.v. in
en mijn darmen een soort Vietnamees
wantje houdt min of meer helaas
eigelijk niet zo van vlees. He?
De fantasie laat hem hier in de steek. Dit is niet het geval in ‘Kleine landschappen’, de centrale cyclus gedichten in deze bundel. In kronkelende, soms stroeve zinnen en met wanklan-ken als ‘tederdere’ en ‘gevorven’, met droomscènes van ‘gevilde’ kinderen en gewelddadige visioenen van een vergane wereld en soms met een sprookjesachtige geheimzinnigheid,
Leo Vroman (o191S).
roept Vroman in deze reeks een verwarfend maar raak beeld op van een ontplofte aarde. Hier komt zijn kracht weer volop tot uiting: absurde fantasie, ironie, detailinleving en een vlotte, aangepaste vormgeving. Een typisch voorbeeld hiervan is het liedjesachtige vers over de aangetaste natuur en het onschuldige eekhoorntje dat doodbloedt. Het nai'ef klinkende volksliedje met zijn frisse fantasie doet ons des te sterker aanvoelen hoe afschuwelijk die aanslag op de schoonheid is:
Op de bodem van de oceaan ziet hij de nog niet afgesleten potloden van de dode schrijvers. Het leven is in rook opgegaan maar ‘wat letters op karton of krant’ laten ons de hartstocht zien waarmee tegen de dood werd geschreven. En na deze apocalyps begint alles opnieuw vanaf het begin: het paradijs:
en in het weerlicht der vergane geesten
kirden de beekjes een vergane wijs
dansten gewone met gedroomde beesten
en bloeiden de tuinen van het paradijs.
Zonder twijfel is dit de sterkste reeks uit deze weinig innerlijke