Ons Erfdeel. Jaargang 28
(1985)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |
De wetgever op de terugtocht
| |
[pagina 208]
| |
Samenvattend en ter inleiding kan men stellen dat de leer van de trias politica de volgende componenten omvat: 1. De drie hoofdfuncties van de staat zijn: a) wetten maken en de regering controleren; b) binnen de perken van Grondwet en wet rege-ren en uitvoeren; c) wetten doen toepassen en de burgers horizontaal beschermen. 2. Deze drie grondmachten moeten, gescheiden van elkaar, behoorlijk functioneren. 3. Elke macht is onderworpen aan de ‘rule of law’, hetgeen door de rechter wordt gesanc-tioneerd. | |
I. De neergang van het Parlement en het terug-treden van de wetgever.De heer Dolman, voorzitter van de Nederlandse Tweede Kamer, hield op 6 november 1982 te Gent een rede voor de Marnixkring, waarin hij de twaalf taken van een modern democratisch Parlement als volgt omschreef: ‘Spreken tot het volk; spreken namens het volk; luisteren naar het volk; de regering vormen; samen met de regering wetten maken, initieren, amenderen, fiatteren; de regering aansporen; zich door de regering doen informeren; de regering van advies dienen, gevraagd en ongevraagd; de regering controleren; zelfstandig onderzoek verrichten; het beleid bijsturen; het beleid mede bepalen’. Bij het opsommen van deze twaalf punten kan men de vraag stellen of het Belgische parlement en onze gemeenschaps- en gewestraden hie et nunc deze taken daadwerkelijk vervullen. De vraag stellen is ze beantwoorden. De neergang van het parlement kan het best ge'illustreerd worden door de constatering dat de instelling die bij uitstek de brug moet slaan tussen het volk en de regering, deze brugfunctie niet meer vervult. Belangrijke beslissingen worden genomen vóór het parlement hiervan kennis krijgt. De belangrijke maatschappelijke confrontaties en dialogen vinden niet meer plaats op parlementair niveau. In een land, waar de tegenstellingen groot zijn en veelvuldig voorkomen, is dit echter van levensbelang. Erger wordt het wanneer politieke leiders hun voorstellen en inval-len of zelfs de primeur van hun besprekingen en beslissingen ‘den volke kond doen’ voor radio en televisie, lang voordat het parlement hierover wordt gemformeerd. Dit was onlangs het geval, toen over een cruciaal probleem als dat van de rakettenplaatsing de Belgische regeringsleider eerst de Amerikaanse burgers via het C.B.S-beeldscherm vertelde wat met de V.S.-president was besproken, en pas daarna het parlement en de publieke opinie in eigen land werden gemformeerd. Zoals al werd aangegeven is de situatie van de raden, die gemeenschap en gewest vertegenwoordigen, niet beter dan die van het nationale parlement. Hoe zou het trouwens kunnen, nu de leden van het parlement en van de raden dezelfden zijn? Bovendien wordt, nu de nationale tegenstellingen in deze deelraden verdwenen zijn, aangestuurd op een artificiele consensus, zodat ieder die het werk van de executieven kritisch bekijkt, beschouwd wordt als een belager van de eigen autonome volkskracht. Dit is ook symptomatisch voor wat de hoofdredacteur van Ons Erf deel, Jozef Deleu, ooit eens betiteld heeft als Vlaamskiljonisme, waarbij elke cultuurscheppende spankracht verdwenen is.Ga naar eind(2) Maar ook het terugtreden van de wetgever wordt met de dag duidelijker. Op het gebied van de voor een samenleving fundamentele basiswetgeving worden zo goed als geen wetten meer gemaakt. Ondanks de veroordeling door het hof in Straatsburg op 13 juni 1979 wegens schending van de Europese conventie van de rechten van de mens,Ga naar eind(3) heeft België zijn wetgeving op de afstamming nog steeds niet aangepast. Men heeft na bijna vijf jaar amper het eindstadium van het commissiewerk in de senaat bereikt. Een ander voorbeeld is dat van de huis- | |
[pagina 209]
| |
huurwetten, die toch deel uitmaken van het dagelijks leven van de burger. Sinds 1975 leven wij onder tijdelijke huishuurwetten, op een beperkte wet van 1983 na. Het summum werd bereikt, toen men in januari 1985 een tijdelijke regeling van de huishuurwet van december 1983 met terugwerkende kracht gedeeltelijk ongedaan maakte. Maar ook wat betreft de sociaaleconomische politiek en de institutionele hervormingen wordt gewerkt met programmawetten, waarin van alles wordt gestopt en die meestal globaal en ne varietur goedgekeurd dienen te worden door een door de regering onder druk gezette parlementaire meerder-heid. Dan is de delegatie van de wetgevende macht aan de regering misschien nog een minder hypocriete bedoening. Toch is het door de huidige bewindsploeg meer dan twee jaar lang wat betreft de wetgeving gevoerde volmachtenbeleid het duidelijkste voorbeeld van het terugtreden van de wetgever. Dit terugtreden van de wetgever en de neergang van het parlement zijn ongetwijfeld ontwikkelingen die in elke parlementaire democratic terug te vinden zijn. Omdat in Belgie de wetten van augustus 1980 een institutionele chaos hebben geschapen, heeft een dergelijke ontwikkeling hier meer intensiteit, omvang en scherpte gekregen dan elders het geval is. Het is dan ook onafwendbaar dat een parlement, dat zijn privileges verzaakt, de weg vrijmaakt voor een allesoverheersende uitvoerende macht.Ga naar eind(4) | |
II. De almacht van de regeerders.De Staat - d.w.z. de regering, de uitvoe-rende macht en de administratie - heeft alles aan zich getrokken op een wijze die volgens sommige auteurs aan Elefantiasis doet denken.Ga naar eind(5) De nachtwachtstaat van de 19e eeuw werd vervangen door de alles regulerende ver-zorgingsstaat. De uitvoerende macht heeft in België een nog nooit vertoonde personeelstoename gekend (850.000 ambtenaren); de politisering van het openbaar ambt heeft bovendien de slagvaardigheid van de administratie in hoge mate aangetast. 1. De uitvoerende macht heeft in dit land alles aan zich getrokken: zij administreert, zij maakt wetten in het kader van de volmachtwetgeving en zij dreigt zich zelfs een deel van de rechterlijke macht toe te eigenen. De toegang die door de regering verschaft wordt tot het rijksregister is Orwells 1984 op zijn best.Ga naar eind(6) 2. De overdosering van macht dreigt de uitvoerende macht te verstikken; bovendien hebben de conflicten over de institutionele bevoegdheid de administratie zo lamgeslagen, dat zij niet eens meer in staat is haar primaire taak van beheer en bestuur te vervullen. 3. Veel erger wordt het wanneer de overheid zelf de wetten en reglementen niet respecteert en zo de ‘rule of law’ overtreedt. a. De uitvoerende macht laat na bepaalde door de wetgevende macht goedgekeurde wetten toe te passen of in uitvoering te brengen. Zo kon de wet van 9 april 1980, over vergoeding van de advocatenstagiaires voor de door hen verleende kosteloze rechtsbijstand, gedurende meer dan drieeneenhalf jaar niet worden uitgevoerd bij gebrek aan een Konink-lijk Besluit dat de toepassingsmodaliteiten diende vast te leggen. Tot een vrederechter te Antwerpen in augustus 1983 de Belgische Staat veroordeelde; vier maanden later volgde het K.B. van 20 december 1983 tot vaststelling van de betalingsvoorwaarden van de gemelde vergoeding. Het is gebeurd dat een Minister van Justitie eind 1984 verklaarde dat hij zou weigeren een bepaalde wet, die tegen zijn politieke opvattingen in tot stand gekomen was, te bekrachtigen. Dat een Minister van Justitie, die de hoeder moet zijn van de legaliteit - de Fran- | |
[pagina 210]
| |
sen betitelen hem terecht als Garde des sceaux -ongestraft een dergelijke verklaring mag afleggen, is verbijsterend. b. De uitvoerende macht mengt zich in de uitoefening van de rechterlijke macht op een wijze die flagrant indruist tegen het beginsel van de scheiding der machten. Dit beginsel heeft juist tot doel de onafhankelijkheid van hoven en rechtbanken in het bijzonder tegen-over de uitvoerende macht te vrijwaren. Zo heeft de regering herhaaldelijk de wetgever verzocht wetten aan te nemen ter (illegale) regularisatie van situaties, die door de rechter onwettig werden verklaard. Bij wet van 19 maart 1968 wou men ontsnappen aan de toepassing van het E.E.G.-verdrag, dit ondanks een veroordelingsarrest van het Hof van Justitie in Luxemburg dd. 3 oktober 1965. Weliswaar heeft het Hof van Cassatie dit inzicht later verijdeld (zie verder). Zo heeft de wetgever, steeds onder druk van de regering, herhaaldelijk Koninklijke Besluiten, die door de Raad van State nietigverklaard werden wegens schending van de wet, bij wet bekrachtigd (b.v. Wet 23 januari 1974, Belgisch Staatsblad, 23 januari 1974). Dit gebeurde onlangs weer bij de zoge-noemde Goede Vrijdagbenoemingen, toen de onwettige benoemingen die door de Raad van State nietig waren verklaard, in 1983 door de wetgever werden gelegaliseerd (sic). Zo schreef de toenmalige Minister van Bin-nenlandse Zaken in 1981 een brief aan de Raad van State waarin hij meedeelde dat hij van oordeel was dat een bepaalde kamer van een bepaald dossier geen kennis zou mogen nemen.Ga naar eind(7) c. Het is verder geen zeldzaamheid dat de uitvoerende macht de wetten en reglementen zonder meer overtreedt: de eind 1984 voorge-nomen regularisatie van een 800-tal tijdelijke krachten in de schoot van de Vlaamse deeladministratie is b.v. in strijd met de wettelijke aanwervingsprocedure bij eerste benoeming. 4. De roekeloosheid van de uitvoerende macht kent geen grenzen: zij aarzelt zelfs niet meer onvolkomen wetten te bekrachtigen en te publiceren in het Staatsblad. In het Belgisch Staatsblad van 10 juli 1984 verscheen de tekst van de wet van 28 juni 1984 ‘betreffende sommige aspecten van de toestand van de vreemdelingen en houdende invoering van het Wetboek van de Belgische nationaliteit’. Twee dagen later (12 juli 1984) verscheen een nieuwe tekst die de als gevolg van een technische vergissing op 10 juli bekendgemaakte tekst vernietigde en verving. Bij nader onderzoek bleek dat de eerst gepubliceerde tekst die was, welke goedgekeurd was door de Kamer van Volksvertegenwoordigers, terwijl de tweede ‘definitieve’ tekst de door de Senaat goedgekeurde tekst was. De Kamer had immers op 22 maart 1984 de tekst van het wetsontwerp goedgekeurd, maar de Senaat had onder het mom van ‘materiële vergissingen’ niet alleen errata ingevoegd, maar hier en daar ook de tekst substantieel gewijzigd. Het terugzenden van de tekst naar de Kamer werd door de Minister van Justitie als nodeloos uitstel ervaren en hij legde zonder meer de door de Senaat goedgekeurde tekst voor ter ondertekening door de koning. De gepubliceerde tekst van 12 juli 1984 werd dus slechts door de Senaat goedgekeurd en kan moeilijk als een wet doorgaanGa naar eind(8). Moet hier opnieuw de rechter, bij gebrek aan een reactie van het parlement zelf, tussen-beide komen om te verklaren dat deze tekst niet als een dwingende wet kan worden be-schouwd? Uit het voorgaande blijkt maar al te duidelijk dat de uitvoerende macht in Belgie niet alleen alle macht aan zich trektGa naar eind(9), maar hier-bij bovendien te werk gaat op een wijze die duidelijk in strijd is met de basisbeginselen van de Rechtsstaat. Nu het Parlement tekort geschoten is in zijn controle- en normeringsbevoegdheid, rest | |
[pagina 211]
| |
de vraag wie voor de zo noodzakelijke ‘checks and balances’ zal instaan. Wie is diegene die zal proberen de willekeur en de almacht van de regeerders aan banden te leggen? Kan deze opdracht worden toevertrouwd aan de nog resterende grondmacht, nl. de rechterlijke macht? | |
III. De Rechterstaat vervangt de Rechtsstaat.De ontwikkeling van een Gesetzgebungsstaat naar een Richterstaat is wellicht niet een ideale formule om de huidige problemen van de Rechtsstaat op te lossen. Het stellen van normen voor het maatschappelijk gedrag is in de eerste plaats de taak van de wetgever en niet van de rechter. De wetgeving vertegenwoordigt het volk en is verantwoording verschuldigd, twee wezenlijke kenmerken voor de normgeving, die bij de rechterlijke macht uiteraard ontbreken. Toch stelt men vast dat, hoewel men in de politiek sinds jaar en dag waarschuwt voor een ‘gouvernement des juges’ en hoewel de traditionele magistratuur niet zomaar bereid is om een ‘beleid’ te gaan voeren, geleidelijk en voorlopig onafwendbaar de rechter de enige reele tegenspeler van de uitvoerende macht wordt. De trias politica van wetgever, uitvoerder en rechter wordt vervangen door het duopolie van regeerder en rechter. Het meest treffende voorbeeld hiervan is ongetwijfeld dat van het sinds jaren in Belgie gevoerde abortusdebat; nu de wetgever al ongeveer tien jaar nalaat een standpunt in te nemen, verwacht men van de rechter dat hij de bestaande norm bevestigt of in voorkomende gevallen verlegt. Opmerkelijk bij deze hele ontwikkeling is, dat de rechterlijke macht in recente enquêtes over het vertrouwen van de burger in de instel-lingen, in de Verenigde Staten, Duitsland en Nederland, zij het geen hoge cijfers, toch cijfers scoort die hoger liggen dan die van Parlement en Regering. Geleidelijk en voorlopig onafwendbaar evolueren wij naar een ‘vergerechtelijking’ van onze samenleving. In een maatschappij, waarin enerzijds het bewustzijnsniveau van de enkeling enorm is toegenomen en anderzijds de conflictstof zich explosief heeft ontwikkeld, is het niet verbazingwekkend dat meer en meer burgers zich voor meer en meer geschillen tot de rechter wenden. En dan moet de rechter wel, willens nillens de rol spelen waartoe men hem dwingt: het laatste bolwerk zijn in een tanende rechtsstaat. Dit kan het best verduidelijkt worden aan de hand van enkele frappante voorbeelden. Een importeur had ten onrechte invoerrechten moeten betalen; daarom werd Belgie in Luxemburg veroordeeld wegens niet-naleving van de Europese verdragsverplichtin-gen. Bij wet van 3 oktober 1965 werden gemelde rechten opgeheven, maar niet met terugwerkende kracht, zodat de ten onrechte geinde invoerrechten niet werden terugbetaald. Na een invorderingsprocedure van de importeur, oordeelde het hof van cassatie in een ophefmakend arrest van 27 mei 1971, het zogenaamde Smeltkaasarrest, dat de Belgische wet van 3 oktober 1965 wegens strijdigheid met het Europees verdrag buiten toepassing moest worden gesteld. Hier heeft de rechter dus gedaan, wat de wetgever niet had durven of willen doen. Al in het bovenstaande werd eraan herinnerd dat de Belgische Staat op 13 juni 1979 door het Hof in Straatsburg werd veroordeeld wegens inbreuk op de Europese conventie van de rechten van de mens en in het bij zonder wegens de in de Belgische wet bestaande dis-criminatie tussen wettige en natuurlijke kinde-ren. Nu de wetgever er niet in is geslaagd na meer dan vijf jaar de teksten van het burgerlijk wetboek als gevolg van deze veroordeling te wijzigen, hebben heel wat rechters - hiertoe geleid door de suprematie van de Europese conventie boven de nationale wet - niet geaar- | |
[pagina 212]
| |
zeld om in hun rechtspraak deze discriminatie van geval tot geval weg te werken. Op 22 oktober 1982 werd de Belgische Staat door de rechtbank van koophandel te Brussel veroordeeld tot een bedrag van 358 miljoen frank wegens wanbeheer van een door de overheid gesubsidieerde onderneming. Ik citeer hierbij één overweging uit het vonnis: ‘Overwegende dat die fouten ook grof zijn, niet alleen omdat verweerder (in casu de Belgische Staat) aldus - met kennis van zaken -, in strijd met de Faillissementswet die van open-bare orde is, een verlieslatende onderneming overnam en besliste die verder te zetten dankzij onregelmatig toegekende kredieten die de onderneming toelieten kunstmatig te overle-ven, maar ook omdat de door verweerder genomen beslissingen indruisen tegen de meest fundamentele rechtsregels i.v.m. een gezond beheer van ondernemingen (o.m. de voorrang van het belang van de onderneming op het belang van een individuelen beheerder...) en aldus de bestaande economische ordening van de samenleving ondermijnen’. De Raad van State legt tenslotte in zijn rechtspraak meer en meer de nadruk op de beginselen van behoorlijk bestuur, die door de overheid gerespecteerd moeten worden, wil zij aan een nietigverklaring van haar beslissingen ontsnappen. De opstelling van de rechter, die de regeerder een halt toeroept, is in de politieke geschiedenis altijd een doom geweest in het oog van de machthebbers. Dit is ook nu het geval. Net zoals De Gaulle in 1958 de Franse ‘pouvoir judiciaire’ herleid heeft tot een ‘autorite judiciaire’, ondergeschikt aan de uitvoerende macht, zo zijn er in ons land tekenen die erop wijzen dat sommige machthebbers er niet voor zouden terugdeinzen de rechterlijke macht lam te leggen of minstens in haar onaf-hankelijkheid te beknotten. Dit blijkt duidelijk uit de al enkele jaren durende ongebreidelde politisering van benoemingen in de rechterlijke macht en uit de systematische weigering om het probleem van de dramatisch wordende vertraging van het gerecht radicaal aan te pak-ken en op te lossen. | |
IV. Voorlopige conclusie.Uit het voorgaande kan een driedubbele ontwikkeling afgeleid worden, die als volgt kan worden samengevat: 1. De wetgever treedt terug. 2. Het bestuur is op vele terreinen bezig, zonder richtlijnen van een democratisch gecontroleerde wetgever, zodat controle alleen achteraf door de rechter kan gebeuren. 3. De rechter wordt willens nillens verplicht om meer dan voorheen in te grijpen en zelfs de enige tegenspeler te worden van de uitvoerende macht. M.a.w. de strijd tussen regeerder en rechter is definitief begonnen; de rechter wordt hoofdzakelijk belast met de rechtsbescherming in de zin van het effectue-ren van de rechten van de burger. Wij evolueren naar een autoritaire Staat, waarin tegenover een sterke regeerder een sterke rechter moet worden geplaatst. Dit laatste veronderstelt natuurlijk dat de rechter zich ook veel meer zal moeten legitime-ren. Deze legitimatie betekent dat de rechtspraak uitvoerig moet worden gemotiveerd om zo de juistheid van de uitspraak naar bui-ten toe te lichten. | |
V. En wat nu?Het herstel kan lopen via de institutionele weg, de weg van de consensus en die van de persoonlijke revolutie. 1. De institutionele chaos die al enkele jaren karakteristiek is voor dit gezegende land kan slechts eindigen, als men Schumpeters' ‘creatieve vernietiging’ toepast: afbreken en helemaal opnieuw beginnen. Deze chaos van onze nationale instellingen kan op een gelukkige wijze worden gecorrigeerd én door de gemeentelijke autonomie én | |
[pagina 213]
| |
door de Europese juridische en politieke integratie.Ga naar eind(10) 2. De consensus is voor veel fundamentele zaken in onze samenleving verdwenen; men denke b.v. aan de raketten en aan de abortus-problematiek. Maar zelfs over de functies van de Staat en van de overheid, bestaat geen consensus meer, een consensus die evenwel noodzakelijk is voor het voortbestaan van de samenleving. Het veilige levensgevoel verdwijnt bij overgecompliceerde regulering en onduidelijke wetgeving. De laatste buitelingen in de huishuurwetgeving (zie boven) betekenen onzekerheid voor de burgers in dit land, die alien immers óf eigenaar of huurder zijn! De democratische besluitvorming, of wat hiervan overblijft, heeft aan efficientie inge-boet en het ziet er niet naar uit dat de parlementaire democratic aan een restauratie toe is. Misschien is het nodig om, zoals collega Luc Huyse onlangs voorstelde, onze aandacht meer te concentreren op de democratisering van de machtscentra die zich naast het parlement hebben ontwikkeld. Intussen zou men misschien de consensus over de functies van de Staat opnieuw kunnen bereiken, als men deze functies zou herleiden tot de grote vragen: oorlog en vrede, veiligheid en rechtsbescherming, het bewaren van de aarde en het bestaansminimum voor de gehele mensheid. 3. Aantrekkelijk is vooral de weg van de persoonlijke revolutie, het oude Nederlandse Geuzenlied indachtig: ‘Helpt uzelf, zo helpe u God’. Wij moeten het heil niet verwachten van instellingen en structuren noch van de overheid, noch van de gezagdragers, maar wel van onszelf. De weg van de persoonlijke revolutie loopt via de vitale eel van het monogame gezin naar de joods-christelijke traditie, waar het kind door het krijgen van een naam de eerste erkenning en zelfbevestiging krijgt, waar het verantwoordelijkheid en solidariteit, toleran-tie en weerbaarheid leert en waar het een rust-punt vindt te midden van een harteloze wereld. En uiteindelijk moeten wij uit de geschiedenis leren dat er altijd mannen en vrouwen zullen opstaan, die zich bij tij en ontij voor het heil van de mensheid hebben ingezet. |
|