Haagse School, maar wordt ook geboeid door het ruigere werk van de Amsterdamse schilders als Breitner, haar studiegenoot. Zelf is ze een eerzuchtige kunstenares en haar studies vallen op door de karaktervolle benadering. Ze verkeert weinig in de Haagse schilderskring en kiest voor een eigenzinnige weg. Aan de Rotterdamse academie wil ze de naaktklas volgen, wat voor haar nooit door dames was gedaan. Een plaatselijke krant schreef er schande van: een jonge vrouw die schilderde naar naakt model! Ze was bovendien lerares aan een HBS voor meisjes.
In 1892 trouwde ze met Richard Bisschop, die een studie bouwkunde had opgegeven om schilder te kunnen worden. Twee jaar later werd hun dochter Sara geboren, die later zelf ook ging tekenen en etsen.
Van Gogh.
Het kan niet door Van Gogh zijn geweest, wiens werk Suze Robertson waarschijnlijk pas na 1910 heeft leren kennen, dat ze zich zo sterk aangetrokken voelde tot de harde arbeid van meisjes en vrouwen op het veld. Na 1884 ging ze's zomers naar't Gooi en schetste of schilderde er de meisjes bij het weven of spinnen. Soms gaat ze naar Dongen in Brabant, niet ver van Nuenen waar Van Gogh werkte. Ook het leven van vissersvrouwen sprak haar aan. In Katwijk en Noordwijk portretteert ze de buurtjes, straatjes met witte huizen die op de tentoonstelling een aparte wand beslaan. Met haar man, Richard Bisschop, reisde ze ook meermalen naar Harderwijk en schilderde er de Vispoort terwijl Richard het interieur van de kerk met interesse voor de bouwcon-structies en de lichtval op doek bracht. Richard slaagde er vaak niet in zijn schilderijen te voltooien. Zijn productie bleef beperkt en dat stimuleerde Suze Robertson tot grotere werkkracht. Zij wilde en moest schilderen en ze zond in 1906 bijna honderd schilderijen, aquarellen, pastels en tekeningen voor een expositie in de Rotterdamsche
Suze Robertson, ‘Atelierhoek’, olie op doek, 88 × 70 cm, 1916-1917.
Kunstkring. Een jaar later exposeerde ze in Antwerpen samen met James Ensor en Rik Wouters. De schilders bewonderden haar vastberaden verfstreek, hoewel anderen haar kleuren te donker vonden.
Tussen 1894 en 1903 had Suze weinig kunnen werken; de opvoeding van haar dochter Sara nam haar te zeer in beslag. Maar daarna begint ze met al haar energie weer te schilderen. Hele dagen sluit ze zich dan op in het atelier. Jarenlang had ze zich moeten inzetten om zich nu eindelijk de vrijheid te kunnen veroorloven haar ware roeping te volgen. Ze heeft zich vrij gemaakt van de invloeden van Jacob Maris, Jozef Israels, en Jan Toorop en van de Amsterdamse impressionisten. Ze kent haar kracht na een lange, afwisselende leerperiode.
In de schilderkunst ontwikkelt Suze Robertson een aparte, achteraf gezien zeer moderne techniek. Ze concentreert zich volledig op het onderwerp en tekent daarna als in een roes in vinnige houtskool- of krijtlijnen haar figuren. Op haar doeken staan de kleuren tegen elkaar: een warm rood naast een helder blauw en geel en een kleurrijk wit. Het is die techniek, onder meer prachtig aanwezig in de Vispoort te Harderwijk, die Mondriaan bewonderde.
Het is Suze Robertson echter niet te doen om de abstracte werking van de kleur. Ze wil in de eerste plaats haar innerlijke