Verrassend nieuw?
Bij het NBLC te Den Haag, postbus 93054 (t.a.v. Jef van Gool) werd in 1981 een vouwblad Jan Cremer uitgegeven, waarop alle bio- en bibliografische gegevens tot dat jaar te vinden zijn, en dat vouwblad biedt aardig wat verrassingen die iedereen ervan zullen overtuigen dat Jan Cremer al vanaf 1959 regelmatig ‘in the picture’ is geweest, zowel op het gebied van de beeldende kunst als op dat van literatuur. Het lijstje met bekroningen dat het vouwblad besluit, toont trouwens aan dat JC op beide gebieden gewaardeerd werd, en beslist niet alleen door ‘het volk’ zoals men ook nu nog wel (geringschattend) hoort beweren. Toonaangevende critici en medekunstenaars, die als juryleden fungeerden, bleken zich bij de volksmening aan te sluiten: Jan Cremer was - net zoals de andere grote volksschrijver van die tijd - niet van gisteren, maar van vandaag, en zijn producten waren vaak verrassend (hedendaags) nieuw. Hij werd au sérieux genomen en uit de meeste interviews blijkt duidelijk dat hij niet anders wiide, ondanks de vele onserieuze uitspraken die hij vaak deed en doet, meestal ter wille van een bepaald soort ‘publicity’.
Ook
De Hunnen is ongetwijfeld een serieuze poging om als kunstenaar te overleven: misschien de meest serieuze van héél zijn leven. Want wat heeft Jan Cremer niet gedáán en geláten om dit driedelige werk dat in totaal een dikke 1500 pagina's telt, te verwerkelijken! Elf jaar van zijn leven offerde hij eraan op als een gedrevene. De natuurmens Jan Cremer zat als een kan-toorklerk in archieven te snuffelen
Jan Cremer (o1940).
om zijn geschiedenis te achterhalen en vast te leggen: de voorgeschiedenis van zijn jeugd, aanwezig in die van zijn vader en moeder, de geschiedenis van de Twentse industrie, de geschiedenis van de Zigeuners, de Hunnen... Een groots
epos moest het worden, een epos van Oorlog, Vrede, en Bevrijding, een véélkleurige geschiedenis:
De Hunnen. Een uiterst secuur en serieus werk dat opnieuw zou bewijzen dat Jan Cremer én
één gewone jongen én
één groot kunstenaar was. Verrassend nieuw.
In het voorjaar van 1984 kwam de publiciteitsmachine op gang. Jan was vergeten dat hij af en toe wel eens iets over zijn grote epos had laten ontvallen (zie bijv. ‘Elke dag dat ik leef is een pagina in mijn boek’, interview met Jef van Gool in De Lezerskrant 8e jg., nr.2, mei 1981), en liet in dat voorjaar weten dat er binnenkort van hembij De Bezige Bij - een boek zou verschijnen dat het succes van Ik Jan Cremer in 1964 verre zou overtreffen. Er was voor hem een speciale publicity-room ingericht, van waaruit hij zijn publicrelations zou gaan verzorgen, en de eerste voorwaarde die de pers te horen kreeg was dat er absolute geheimhouding rondom dit boek zou dienen blijven te bestaan. Wie het embargo schond, zou voor eeuwig verdoemd zijn, althans daar kwam het zo ongeveer op neer. Toekomstige besprekers konden de cassette met