Taal en Minderheden.
Het juni-nummer 1983 van het Interdisciplinair Tijdschrift voor Taal- & Tekstwetenschap (TTT) is gewijd aan taal en minderheden. Onder minderheden in het Nederlandse taalgebied verstaat men zowel de autochtone culturele minderheden, de Friestaligen bijvoorbeeld, als de allochtone, onder meer Turken en Marokkanen die hier tijdelijk of permanent verblijven. Naar aanleiding van deze speciale aflevering van TTT zal ik enkele verkennende opmerkingen maken over de taalsituatie van de allochtonen. Vooraf zal ik hun positie in Nederland en België schetsen.
Volgens een officiële schatting woonden er op 1 januari 1983 543.000 buitenlanders in Nederland. De meesten van hen zijn gastarbeiders en hun gezinsleden. Onder hen nemen, wat het aantal betreft, Turken (152.000) en Marokkanen (100.000) een opvallende plaats in. In België bedroeg de totale vreemdelingenbevolking eind 1977 ongeveer 300.000 mensen, een aantal dat nu stellig toegenomen is. Vrijwel allen zijn, net als in Nederland, afkomstig uit landen rond de Middelandse Zee: Turkije, Marokko, Portugal, Spanje, Italië, Joegoslavië, Griekenland en Tunesië.
Het merendeel van die Mediterranen heeft een volstrekt andere culturele achtergrond: hun religieuze overtuiging, wetten, zeden en levenswijze verschillen grondig van die in de gastlanden Nederland en België.
Velen van hen zijn hierheen gekomen in de optimistische jaren zestig: toen was er in het rijke, geïndustrialiseerde West- en Noord-Europa een groot tekort aan arbeidskrachten, vooral voor het gevaarlijke, zware en vuile werk. Dat konden de buitenlandse werknemers opknappen. Vandaag de dag is de situatie drastisch veranderd: er heerst nu in de gastlanden een sterk toenemende werkloosheid en de meeste van die landen gaan gebukt onder een overschot van de eens zo geestdriftig verwelkomde buitenlanders. Wat oorspronkelijk bedoeld was als kortstondige trekarbeid, is geworden tot permanente immigratie, die in de gastlanden geleid heeft tot een minderhedenprobleem. Heel in het oogspringend is de groei van het aantal immigrantenkinderen, die merendeels hier geboren zijn. In Nederland verwacht men dat het aantal Turkse kinderen tussen nu en 1990 zal verdubbelen en het aantal Marokkaanse kinderen mogelijk zal verdrievoudigen. Een multiculturele en multi-etnische samenleving, is volgens sommigen, nog slechts een kwestie van tijd.
Om humanitaire redenen heeft men in Nederland en België en ook in andere gastlanden, met tegenzin en weifelend, maatregelen getroffen die betrekking hebben op scholing, huisvesting, medische voorziening en individuele sociale hulpverlening.
Een belangrijk aspect van het probleem van de culturele minderheden vormt de integratie van de gastarbeiderskinderen op de Belgische en Nederlandse scholen. Binnen dat kader heeft het complexe vraagstuk van de tweede-taalverwerving bijzondere aandacht gekregen. Sinds het midden van de jaren zeventig is er in Nederland en België onderzoek gedaan naar het taalgebruik, de taalvaardigheid en de taalproblematiek van de allochtonen. In 1981 is aan de Katholieke Hogeschool Tilburg (K.H.T.) de eerste leerstoel Taal en Minderheden ingesteld. De psycholinguïst G. Extra, een van de pioniers in Nederland op het gebied van Nederlands als tweede taal, sprak er op 12 november 1982 als hoogleraar zijn oratie uit onder de titel Nederlands en toch geen moedertaal.
Het taalprobleem is vooral zo belangrijk, omdat kennis van het Nederlands voor de allochtone culturele minderheden een noodzakelijke voorwaarde is om in de gastlanden België en Nederland te kunnen integreren. Ze wonen en werken hier - velen van hen, vooral jongeren, zijn overigens werkloos -, maar van integratie is nog in de verste verte geen sprake. De meesten van hen leven in een volstrekt sociaal en cultureel isolement; zij vormen ook niet zelden object van discriminatie, die heel verwerpelijke vormen kan aannemen als vreemdelingenhaat en racisme.