auteur er bij het begin van zijn boek duidelijk voor dat hij geen wetenschappelijke nieuwste versie van de geschiedenis van de Vlaamse Beweging wil brengen. Van Haegendoren zegt ook zeer uitdrukkelijk dat hij niet neutraal wil zijn, maar schrijft als Vlaamsnationalist. Met dit voorbehoud in het achterhoofd kan men aan de meer dan driehonderd bladzijden beginnen, waarin Van Haegendoren tracht aan te tonen wat de Vlaamse Beweging verschuldigd is aan de niet-partijpolitici. Soms gebeurt dat zeer overtuigend, zoals onder meer met het wat vergeten verhaal van de dienstweigeraar De Leeuw (1930), die de eerste stoot gaf tot de invoering van het Nederlands als militaire commandotaal. In andere omstandigheden is Van Haegendoren echter veel minder overtuigend, b.v. wanneer hij, ten onrechte, zijn persoonlijke rol (overigens belangrijke rol) bij ‘Leuven Vlaams’ bewust in het vergeetboek laat, of wanneer hij te pas en ten onpas de rol van het Davidsfonds in de Vlaamse Beweging extra beklemtoont.
Nogmaals, het uitgangspunt van het boek heeft ons uitermate geboeid, maar dat uitgangspunt, de geschiedenis van de niet-politieke Vlaamse Beweging, was zeker nog beter tot uiting gekomen indien hier en daar enkele uitweidingen, soms bladzijden lang, achterwege waren gebleven. Maar dat zou dan toch weer een verliespunt zijn, omdat juist in die uitweidingen Van Haegendoren zijn persoonlijke visie op vele figuren en gebeurtenissen geeft, zoals zijn terughoudendheid ten opzichte van de rechtsfascistische groepen tussen de twee Wereldoorlogen (p. 84), zijn opvallend positieve benadering van Van Cauwelaert, zijn kritiek op sommige beslissingen van de Volksunie, zijn beoordeling van het Centrum Harmel en nog vele andere interessante persoonlijke opmerkingen. Al die uitweidingen maken van Van Taalstrijd tot Staatsvorming uiteindelijk meer een soort ‘mémoires’ van iemand die dan toch zowel in de niet politieke als in de zeer actieve politieke Vlaamse Beweging een belangrijke rol speelde. Wie dit mémoire-aspect erbij wil nemen, en wie zal dit niet, heeft aan het jongste boek van Van Haegendoren avonden lang boeiende lectuur.
De door Van Haegendoren bijeengebrachte elementen vormen intussen een basis om inderdaad die Geschiedenis van de niet politieke Vlaamse Beweging te gaan schrijven, liefst zo uitgebreid mogelijk, met een grondige wetenschappelijke studie van de wisselwerking tussen de niet-politieke en de politieke Vlaamse Beweging. Van Haegendoren heeft immers duidelijk aangetoond dat die Vlaamse Beweging veel verschuldigd is aan de niet partijpolitieke groepen en individuen, die het vaak moesten doen zonder technische infrastructuur, zonder grote vaste organisaties die de nodige mankracht konden leveren. Dit dan weer in tegenstelling tot de Waalse Beweging, die weliswaar laat op gang kwam, maar vrijwel meteen aansluiting vond bij het politieke Wallonië. Sindsdien heeft de Waalse Beweging, veel gemakkelijker dan de Vlaamse, hervormingen kunnen doordrukken - de politieke steun was er - en vaak konden de Walen zelfs bepalen hoever de hervormingen wel zouden gaan. (p. 291) Als men dit vroeger doorzien had, had dit de Vlaamse Beweging wellicht ook eerder tot betere resultaten kunnen brengen, zoals Van Haegendoren onder meer aantoont in verband met Leuven Vlaams. Als de Vlaamse politieke en de Vlaamse nietpolitieke beweging samen willen optreden, dan kan het, dan kan het inderdaad echt.
Marc Platel
Maurits van Haegendoren, Van Taalstrijd tot Staatsvorming, Davidsfonds, Leuven, 1982, 320 p.