Nederlandse taal- en cultuurpolitiek
Nederlandse taal en cultuur in het buitenland
Het buitenland en wij.
Nog een geluk, in deze tijden van enorme concentratie in de uitgeverswereld, dat de technische reproduktiemiddelen snel evolueren en vlotter toegankelijk worden. Daardoor krijgen mensen die iets te vertellen hebben, maar geen grote uitgever kunnen vinden, toch de gelegenheid een en ander op een bescheidener schaal wereldkundig te maken en voor het nageslacht vast te leggen.
Ditmaal brengt deze rubriek een aantal van die publikaties samen, die wellicht, zonder de vooruitgang van offset en fotokopie, alleen maar typoscript zouden zijn gebleven, met een paar doorslagen.
Een eerste dergelijk drukwerk is Aanzien van Holland, door drs. A.E. van Puffelen in eigen beheer uitgegeven (1983, Westeinde 101, NL-2512 GW Den Haag). Het bevat drie studies van ongelijke lengte, maar alle drie handelend over het achttiendeeeuwse Nederland:
- | De economische betekenis van de Republiek en het nog voortdurend betekenis ervan. |
- | Verkeer en migratie in de expansiegeschiedenis van het Nederlands (±1500- ±1800). |
- | Verduurzaming en verpakking van levensmiddelen in de tweede helft van de achttiende eeuw. |
De auteur heeft, zoals hij zelf schrijft, gekozen ‘voor een losse reeks facetten’. Hij stelt vast dat ‘katernen en artikelen van jaren her nog van nut blijken te zijn voor andere onderzoekers’, en dat is hem genoeg. Een grote synthese heeft hij niet beoogd, en daar lijkt hij trouwens te veel accurate boekhouder voor. Accuraat, zeer zeker, maar toch het accuraatst waar het gaat over Duits-Nederlandse en Engels-Nederlandse betrekkingen. Vooral over het economisch, maatschappelijk en cultureel verkeer aan de Nederlandse oostgrens is hier materiaal verzameld. Kijkt hij wat zuidelijker, dan noemt hij meteen de Frans-Vlaamse Marguerite Yourcenar een Waalse. Dat soort vergissingen begaat hij niet als hij naar het oosten en het westen kijkt. Al bij al een document dat heel veel informatie bevat.
●
Nog meer archiefstuk, rijp en groen bijeenbrengend voor latere gebruikers, is de Zeitungsdokumentation über Deutsch-Niederländische Kontakte (1982), voor het Institut der Ostfriesischen Landschaft (Georgswall 9, D-2960 Aurich) verzameld door Hajo Hülsdünker en Dorothea Storost. De uitgave is te beschouwen als een inspelen op de inspanningen die sinds een paar jaar in het Regierungsbezirk Weser-Ems (Niedersachsen) worden geleverd om het Nederlands als schoolvak van de grond te krijgen en om meer aandacht te wekken voor de naaste buur. De samenstellers zijn uitgegaan van de vraag waarom bij hen juist nu meer belangstelling voor Nederland schijnt te groeien, en waarvoor het nieuwe schoolvak nuttig kan zijn. Voor een beter begrip en een betere verstandhouding, - ook in een van nature zo bijeenhorend Ems-Dollart-gewest soms ver te zoeken -, vinden Hülsdünker-Storost de beheersing van elkaars taal en de kennis van de historische, culturele en geografische situatie noodzakelijk. Om daarbij te helpen hebben ze dit overzicht samengesteld van de bestaande contacten tussen Duitse (vooral Oostfriese) en Nederlandse groepen en instellingen.
Ze hebben daarvoor de regionale pers aan beide kanten van de rijksgrens nageplozen en de knipsels in een aantal thema's gegroepeerd (onderwijs, handel, toerisme, enz.). Bij elk van die thema's is een samenvatting gevoegd van de belangrijkste standpunten. Ik kan me voorstellen dat dit document een zeer bruikbaar werkinstrument is voor de bewuste streek (voor ons het ‘hoge noorden’, maar hoe bedrieglijk: Bremen ligt ‘lager’) en ik heb me zitten afvragen of het niet nuttig zou zijn ook over Frans-Vlaanderen elk jaar zo'n ‘Zeitungsdokumentation’ samen te stellen.
●
Het offsetprocedé heeft ook Josef Kempen, de man die al jaren ijvert voor het Nederlands in Duitsland, tot publiceren gebracht. En dan nog wel iets geheel onverwachts: poëzie in Rijnlands dialect. Het bundeltje heet Von dit on dat op plat en is uitgekomen in twee verschillende vormen: alleen Rijnlands (met voorbeelden van het Nederfrankisch Kleverland, van het overgangsdialect van Neuss en het Middenfrankische Kölsch), en Rijnlands met Franse vertaling. Meestal hebben deze verzen een ironische ondertoon die ik bij de taalijveraar nooit zou hebben gezocht, en de thematiek is modern, heeft niets van doen met de pastorale onderwerpen van bijvoorbeeld Djoos Uytendoale. Hier en daar is de formulering zelfs heel raak. Maar eerlijk is eerlijk: ik heb het bundeltje toch meer ondergaan als een verrassend taalcuriosum dan als poëzie.
●
Uit het echte ‘hoge noorden’, uit Goteburg, stuurde Gerrit Otterloo ons het proefschrift Het Achterberg-sonnet. Bijdrage tot de interpretatie van Achterbergs sonnetten, waarop hij op 18 december 1982 in Oslo gepromoveerd is. Het dikke boek, meer dan vijfhonderd pagina's offset, is in eigen beheer uitgegeven en kan tegen kostprijs (700 BF / f 50) worden besteld bij: Göteborgs Universitet, Avdelningen för nederländska, Dr. filos. Gerrit Otterloo, Stora Nygatan 23-25, S-411.08 Göteborg.
De lezer weze echter gewaarschuwd: dit is echt specialistenwerk, waarin Achterberg grondig, in de breedte en naar ik vermoed bijzonder deskundig wordt ontleed. Als onbevoegde houd ik er verder mijn mond