Festival Oude Muziek in Utrecht.
Honderdzestig activiteiten geperst in één week (26 augustus-5 september 1983), van de vroege morgen tot ver na middernacht: het meest succesvolle onderdeel van het Holland Festival, daarover kon geen twijfel bestaan. Kwalitatief minstens zo indrukwekkend als kwantitatief. Vorig jaar liep het storm, nu waren nog meer voorstellingen en concerten uitverkocht.
Enkele ensembles lukte het om van het open podium door te dringen tot de officiële avondconcerten, met de namiddag als ‘opstapje’, in de vorm van gedeelde concerten. Tot aan de namiddag was alles gratis, ook niet onaantrekkelijk waren de vele eveneens vrij toegankelijke lezingen, workshops, instrumenten- en boekenmarkt en videovertoningen.
Natuurlijk ontkwam men niet aan de huidige rage van herdenkingen, met in het middelpunt de driehonderd jaar geleden geboren Rameau. Zo werd het Requiem van Jean Gilles ‘verantwoord’ omdat het bij de dood van Rameau tot klinken kwam en ‘verdedigde’ men Pergolesi's La serva padrona als de meest serieuze aanval op... Rameau!
La serva padrona werd bovendien op de dag af 250 jaar na de première in Napels opgevoerd. Niet alle critici wisten de weg te vinden naar de Gertrudiskapel, een zeer goed in achterafstraatjes en tuintjes verdekt opgestelde schuilkerk. Een plaatjes-achtige lokatie voor een plaatjes-achtige muziek. Want laten we wel wezen: het revolutionaire van deze muziek, die een ware veldslag ontketende, waardoor zelfs het Franse Koningshuis verscheurd werd (in 1754 kwam de opera alleen in Parijs al zo'n 150 keer op de planken): dit alles is absoluut niet meer navoelbaar. Leuke levendige muziek, naïef en volstrekt argeloos-naturalistisch gelardeerd. Jos Gloenier bedacht er een leuke enscenering bij, waar de gehele kerkruimte in betrokken was. Het centrale huwelijksbed bleek in de finale omgeklapt te kunnen worden tot een imposante trap, reikend naar het hemelhoge altaar.
In de opvatting van regisseur Maarten Kneepkens stond alles al vast: de dienstmaagd heeft geen moeite haar meester in het huwelijksbootje te manoeuvreren, een charmant serpent waar de goedmoedige ijdeltuit geen enkel verweer tegen heeft. Een opvatting die uitnemend verdedigd werd, met de flitsend acterende en fraai helder zingende sopraan Tannie Willemstijn in het middelpunt.
Een sopraan die meer pijlen op haar boog heeft, getuige de niet minder voortreffelijke en stijlzuivere bijdrage in de Maria-Vesper van Juan Cererols (1618-1676), ook heel gedisciplineerd vertolkt door studenten-ensembles uit Brabant en Utrecht.
Het heeft geen zin stil te staan bij de vele, vele hoogtepunten op dit festival, het optreden van Gustav Leonhardt, het Orkest van de XVIIIe Eeuw, The City Waites enzovoort, maar twee manifestaties wil ik toch nog afzonderlijk memoreren.
Zo slaagde Paul van Nevel en zijn Huelgas Ensemble er in om de mist die nog steeds hangt rond de Ars Subtilior (eind 14e eeuw, periode aansluitend op Guillaume de Machaut) op te doen trekken. Een achttal antifonen uit het Cyprus Codex veroorzaakte zoveel opwinding (een soort van onderkoelde Strawinskyaanse extase), dat een discussie onvermijdelijk leek. Van Nevel verklaarde zich gaarne bereid. Vooral zo'n happening, spontaan ontstaan, leek me kenmerkend voor het open, workshop-karakter van het gehele festival.
En dit voert me naar een tweede voordracht die het publiek ademloos liet, het betoog van Christopher Page, luitist van het Ensemble Gothic Voices. Page is begonnen met het bestuderen van de Ars Subtilior, maar stelde ditmaal Machaut centraal. De meerstemmige liederen laat hij geheel vocaal uitvoeren en dus niet zoals gebruikelijk in de bezetting van één zangstem met twee contrasterende instrumenten. Het contrast als beginselverklaring voor die tijd, de uitgaande Middeleeuwen, leek Page onterecht. Nog een gevolg van Huizinga's Herfsttij der Middeleeuwen: een volledig achterhaald geschrift dat immers net zo goed van toepassing zou kunnen zijn op de Renaissance!
Christopher Page pleitte voor vertolkingen in mezzotinten, homogeen en harmonieus, éénkleurig, met een groter accent op de consonant-dissonantverhouding, subtieler. En die synthetische opvatting wist hij nog muzikaal waar te maken ook.
Is de visie van Page juist? Ja en nee. Hij valt te verdedigen en aan te vallen. Belangrijk is dat hij nu verdedigd wordt. Omdat we een tijdvak zijn ingegaan waarin harmonie herontdekt wordt, een neo-impressionisme in mezzotinten welig hoogtij viert. Naar mijn mening bestaat er geen absolute reconstructiewaarheid in de muziek. Althans een andere dan diegene, die in overeenstemming is met de eisen van de tijd waarin de reconstructie plaats vindt.
Ernst Vermeulen