Buitenlandse cultuur in Hollandse klompen.
De meeste Vlamingen dragen (nog) geen klompen, werken niet bij windmolens en wonen niet in lage huisjes bij hoge dijken waar zij fietsend vechten tegen gure winden die ergens van over het water komen. Men vergeve ons deze wat frivole opmerking in verband met het feit dat sedert vele jaren, met een lichte schommeling die in het voordeel van de BRT is, de Vlamingen ongeveer 23 procent van hun televisietijd aan de Nederlandse televisie besteden. Met andere woorden: ook na al die jaren zullen de Vlamingen wel een beetje zichzelf gebleven zijn en geen Hollanders geworden zijn. Misschien ook al, omdat zij, al of niet via de kabel, ook nog in niet geringe mate naar andere buitenlanden kijken én via de BRT met buitenlandse kijkprodukten worden geconfronteerd In het vierde kwartaal van 1982 bijvoorbeeld hield ‘buitenlands’ in: 3,5% NOS, 23,7% andere Eurovisielanden, 39,7% Amerikaans, 33,1% commerciële organisaties. De vraag is van belang of de Vlamingen hierdoor in hun ziel en in hun cultuur geraakt zijn. Verarmd of verrijkt lijkt ook een vraag, mede in acht genomen dat bijna 73% van het totaal buitenlands aanbod afkomstig is uit Amerika of van commerciële organisaties, wat in veel gevallen hetzelfde betekent.
Tot zover deze ietwat gemakkelijke inleiding tot de bespreking van een studie, een literatuurstudie, die voor de Nederlandse Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid werd geschreven door L.J. Heinsman, van de afdeling Beleidsontwikkeling van de NOS, onder de titel De kulturele betekenis van de instroom van buitenlandse televisieprogramma's in Nederland. Dit is duidelijk een probleem, het woord zegt het zelf. Nederland had in de eerste helft van 1981 een tijdsaandeel van geimporteerde programma's te verwerken dat tussen 22 en 27% ligt. En wat erger is: steeds meer Nederlanders kijken naar televisie die rechtstreeks door het buitenland wordt geleverd (de kabelnetten breiden zich sterk uit) en alle media-profeten voorspellen dat het nog maar een begin is: de video-handel begint te bloeien, de beeldplaat is op komst, er kunnen allerlei vormen van ‘betaaltelevisie’ ontstaan en de eerste satellieten prijken al aan het anders zo rustige zwerk.
Kan Nederland nog wel langer Nederland zijn, of blijven? In die laatste vraag zit eigenlijk de diepere betekenis van deze op academisch niveau geschreven studie. Het begint met de vraag naar de eventuele effecten van de massacommunicatie, zo die er al zijn. En het gaat verder met de vraag wat onder ‘culturele identiteit’, eventueel onder ‘cultuur’ dient te worden verstaan. Die vraag wordt gelukkig niet uitputtend beantwoord, maar de vraagstelling bewijst meteen dat het formuleren van conclusies, zoniet het adviseren van maatregelen (indien dus nodig) een bijzonder moeilijke en delicate taak zal zijn.
Gewezen wordt op de eenzijdige instroom, die (met een vraagteken) als ‘media-imperialisme’ wordt aangeduid. Waarbij al dadelijk geciteerd wordt uit de onvermijdelijke communicatie-onderzoekers Lerner en Schramm, die er (uiteindelijk dus) toch wel in lijken te geloven dat hedendaagse communicatie invloed kan hebben op een zich ontwikkelende cultuur. Maar het ontwikkelingsproces is erg ingewikkeld. Over dat ‘media-imperialisme’ (en het bijhorend eenrichtingsverkeer) worden een aantal auteurs geciteerd, waarna het tweede hoofdstuk een studie maakt van de effectenstudies. Een bezigheid die de jongste levensjaren van menig sociaal wetenschapper (al of niet zinrijk) heeft gevuld. Tegenstrijdigheden, steeds nieuwe vraagtekens en veel vage, academischgetinte beschouwingen zijn er vaak het resultaat van geweest, ook in deze studie.
Heel anders wordt het dan, om een concrete situatie te bekijken: die van Canada, dat enorme land dat wel los staat van buur Verenigde Staten, maar er minder dan ooit van geïsoleerd is. Toevallig hebben wij iets meer dan een jaar geleden in Toronto aan Canadese televisie-beleidsmensen eveneens de vraag gesteld naar de overlevingskansen naast en onder de dictatuur van het commerciële Amerika. Het antwoord is niet eenvoudig, omdat de Canadese situatie (ook buiten de televisie) niet eenvoudig is. Maar niemand heeft ontkend dat de Canadees door de Amerikaanse media in doen en denken wordt ‘beïnvloed’. De instroom blijft niet zonder gevolgen. Er zijn wat ingewikkelde maatregelen getroffen (het avondnieuws op een an-