Geschiedenis van de kunst der Nederlanden.
Op 1 oktober 1978 werd dr. Jan Steppe, hoogleraar aan de KU Leuven toegelaten tot het emeritaat. Hem ter ere werd in 1981 het ‘Archivum Artis Lovaniense. Bijdragen tot de geschiedenis van de kunst der Nederlanden’ uitgegeven.
Prof. Steppe is een veelzijdig kunsthistoricus, uitmuntend kenner van de kunst van de Middeleeuwen en van de Renaissance, specialist van de geschiedenis van de Vlaamse kunst in Spanje. Zijn doctoraatsverhandeling Het koordoksaal in de Nederlanden, in 1952 gepubliceerd door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten, bezorgde hem onmiddellijk een zeer goede naam in de geschiedkundige wereld.
Steppe is als wetenschapper en als leraar bezield met grote geestdrift en werkkracht, streng voor zichzelf en streng voor de anderen. Wij hebben hem leren kennen als een enthousiaste collega in de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen waar hij talrijke initiatieven genomen heeft, maar zich op de lange duur moest gewonnen geven tegen administratieve rompslomp en politieke bemoeizucht.
Het huldeboek bevat - na een bibliografie van de geschriften van de gevierde - 32 wetenschappelijke bijdragen van collega's en oud-studenten, grotendeels gewijd aan de kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen en de Renaissance. Het kan hier echter niet de bedoeling zijn een volledig overzicht van het album te geven. Ter kennismaking hebben we een - uiteraard subjectieve - keuze uit de talrijke artikelen gemaakt.
M. Buyle bestudeert de 36 muurschilderingen (13de-17de eeuw) in de Begijnhofkerk te Sint-Truiden, één van de belangrijkste verzamelingen in ons land, zowel op iconografisch als op technisch gebied.
Prof. L. Lebeer handelt over de beroemde houtsnede Maria en vier vrouwelijke heiligen in een besloten holje (zg. H. Maagd van 1418), bewaard in het Prentenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. Deze houtsnede zou niet Vlaams zijn, maar Boven-Rijns van ca. 1450-1460.
O. Hollanders-Favart maakt een studie van de onderliggende tekening in Memlincs Diptiek van Maarten van Nieuwenhove (Brugge, Sint-Janshospitaal), meer specifiek van de constructielijnen.
H. Nieuwdorp bestudeert de oorspronkelijke betekenis van de keurmerken op gotische Brabantse retabels (Brussel, Antwerpen, Mechelen).
G. Dogaer onderzoekt de criteria die men kan gebruiken voor het dateren van handschriften uit de Gents-Brugse school.
P. Vandenbroeck behandelt enkele punten uit het culturele milieu van Hieronymus Bosch.
Prof. F. de Smidt reconstrueert de vroegere Sint-Michielskerk te Gent aan de hand van een kleine afbeelding op een uit 1534 gedateerd schilderij uit het Gentse Bijlokemuseum. Het bedehuis - een kruiskerk met achtzijdige vieringstoren - behoorde tot de Scheldegotiek en werd in de tweede helft van de 13de eeuw opgebouwd.
Twee bijdragen, van E. Encisco Viana en van A. Bergmans, behandelen de kunstactiviteit in Spanje van Guiot de Beaugrant, die voornamelijk bekend is als beeldhouwer van de bekende Schouw van het Brugse Vrije.
Deze kleine bloemlezing toont duidelijk de wetenschappelijke betekenis van het ‘huldeboek Steppe’.
Luc Devliegher / Brugge
Archivum Artis Lovaniense. Bijdragen tot de geschiedenis van de kunst der Nederlanden, opgedragen aan prof. em. dr. J.K. Steppe, uitgegeven door M. Smeyers, Leuven, 1981, 415 p., ill.