die op dat terrein beter geschoold zijn dan ik’. (p. 124)
Het Plakkaat van Verlating is daarentegen nog altijd een fundamenteel stuk, met zijn bekende conclusie dat de onderdanen er niet zijn terwille van de vorst, maar dat de vorst regeert bij de gratie van zijn onderdanen. Men moet dit echter niet te modern zien: de uitspraak dat de vorst over zijn onderdanen moet regeren, ‘hen beschermen en liefhebben zoals een vader zijn kinderen liefheeft en zoals een herder met hart en ziel zijn schapen beschermt’ past geheel in een staatkundige visie, waarin men zich een republiek, een staat zonder vorst nauwelijks kon indenken.
Tot slot nog enkele woorden over de wijze van uitgeven. De inleiding van A. Alberts is vlotweg neergepend, maar is helaas sterk verouderd en onvolledig. Nieuwere inzichten zijn er niet in verwerkt; er wordt iets verteld over de instellingen van die tijd en de positie van de landvoogdes en de aanzienlijken, maar de sociale dynamiek achter het gebeuren komt niet uit de verf. De aantekeningen zijn willekeurig en onvoldoende. Het is onzinnig te beweren dat ‘de’ historici bezwaar tegen gemoderniseerde uitgaven zouden hebben; wél tegen deze versie, die de historisch geïnteresseerde lezer te weinig biedt. Voor de uitgever is het natuurlijk te hopen dat geschriften als deze ‘weer op de hoek van de straat verkocht worden’ (p. 10), maar daarvan is nog weinig te merken. Voor een goede inleiding tot het Plakkaat van Verlating met een vertaling in modern Nederlands kan men terecht bij de uitgave die mevrouw M.E.H.N. Mout in 1979 verzorgde.
H. van der Hoeven
Apologie of verantwoording van de prins van Oranje 1581 gevolgd door het Plakkaat van Verlating 1581... Inleiding en aantekening A. Alberts. Moderne Nederlandse bewerking J.E. Verlaan. Uitgeverij Heureka, Nieuwkoop, 1980.