Nederlandse taal- en cultuurpolitiek
Nederlandse taal en cultuur in het buitenland
Het Belgisch Huis in Keulen. Een portret.
In het centrum van Keulen, dicht bij de Neumarkt en rechtover de Volkshogeschool, staat het wat sombere Belgisch Huis. Dit huis is kort na de Tweede Wereldoorlog ontstaan uit een particulier initiatief van enkele Belgische militairen. Zij vonden dat België cultureel en economisch aanwezig moest zijn in het zich herstellende Duitsland. Om dit plan financiële draagkracht te geven, werden twee verenigingen opgericht: een in België en een in Duitsland. Met de verzamelde fondsen startte men in 1948 met de bouw van een huis, dat in 1950 voltooid werd. Bepaalde van deze gelden waren echter verkregen uit de verkoop van taksvrije goederen die bestemd waren voor het Belgisch leger en waarop geen belastingen werden betaald aan de Duitse overheid. Het Duitse gerecht kwam tussenbeide en de eerste directeur van het Belgisch Huis werd gearresteerd, veroordeeld en uitgewezen. Zo werd ook Buitenlandse Zaken in Brussel bij de zaak betrokken. Men benoemde een nieuwe directeur die orde op zaken moest stellen. Via een overeenkomst die in een breder kader tussen België en Duitsland werd getroffen, wist deze directeur ook de schulden van het Belgisch Huis te regelen. Hij hield maar zeer weinig tijd over voor culturele zaken. Hij was bovendien eentalig Frans.
Wanneer de Vlaming Remi Baert ambassadeur wordt in Bonn, benoemt hij in 1963 Mr. A. de Buck tot cultureel attaché van de ambassade in Bonn en tot directeur van het Belgisch Huis te Keulen. De Buck heeft het uitgebouwd tot een cultureel centrum. Zijn activiteiten als cultureel attaché en als directeur van het Belgisch Huis zijn moeilijk van mekaar te scheiden. Zij vullen elkaar aan.
Het Belgisch Huis is nu een vereniging naar Duits recht ‘Das Belgische Haus e.V.’. De voorzitter van deze vereniging is de Belgische ambassadeur in Bonn. Het dagelijks bestuur berust bij de directeur, bijgestaan door een vijftal personeelsleden. Ze staan allemaal op de loonijst van de Belgische ambassade en zijn dus in dienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat ook eigenaar is van het gebouw. Aangezien tot nader order het Belgisch ministerie van Buitenlandse Zaken unitair wordt beheerd, is de financiële inbreng van beide gemeenschappen beperkt. Men haalt ook enige inkomsten uit de verhuur van kantoorruimte aan Sabena en aan de Duits-Belgisch-Luxemburgse Kamer voor Koophandel. Verder biedt het Belgisch Huis ook onderdak aan het Belgisch Consulaat-Generaal te Keulen.
Ook het Belgisch leger is aanwezig in het Belgisch Huis. Het bezet ongeveer de helft van de beschikbare ruimte. Het beheert het hotel en heeft er ook twee restaurants. In ruil hiervoor betaalt het leger geen huur, maar het levert het personeel voor onderhoud en receptie.
Het Belgisch Huis beschikt over een erg goede infrastructuur. Naast een bibliotheek, die ook als vergaderzaal kan worden gebruikt, is er ook een zeer gezellige concert-filmzaal en de tentoonstellingszaal die aan de straatkant gelegen is en dus ook een beetje als blikvanger dienst moet doen. Zowel de bibliotheek als de concertzaal worden zeer geregeld aan Duitse verenigingen verhuurd (in 1982 werd de concertzaal 220 maal en de bibliotheek 106 maal verhuurd aan Duitse verenigingen). De Duitse bibliothecaris vertelde me dat slechts zeer zelden boeken worden uitgeleend aan Duitsers. Naar zijn mening wordt er, in vergelijking met gelijkaardige instellingen zoals het American House of British Council, te weinig propaganda voor gemaakt. De meeste boeken worden uitgeleend aan mensen uit het huis zelf of aan militairen.
De belangrijkste doelstelling van het Belgisch Huis is het verstrekken van alle mogelijke informatie over wat België op cultureel gebied aan de Duitsers te bieden heeft. Deze informatie mag zich niet beperken tot de traditionele vormen van cultuur. Er bestaat in Duitsland ook vrij veel interesse voor de antwoorden die in België gegeven worden op allerlei maatschappelijke problemen. Het is uiteraard ook de bedoeling om de kunst uit België bekend te maken en de spreiding ervan in Duitsland te bevorderen. Maar het gaat zeker niet om de promotie van een kunstenaar of om het gebruiken van de kunst ter voorbereiding van handelsrelaties. Tenslotte wil men ook de wetenschappelijke activiteit in België bekendmaken. Men zorgt er daarom voor dat hoogleraren uit België voordrachten kunnen houden aan Duitse universiteiten.
Belangrijk hierbij is de vraag welk beeld van België het Belgisch Huis en de cultureel attaché aan de Duitsers willen tonen. Dit is zeker niet het beeld van een nationalistische staat, zegt directeur A. de Buck, maar van een staat waarin twee gemeenschappen samenleven die langzamerhand meer hun eigen identiteit benadrukken. Daarnaast is het volgens De Buck ook belangrijk te wijzen op de voorname rol die de steden in ons land nog steeds spelen. Zij bepalen, naar zijn mening, niet alleen een deel van het politieke leven, maar zij geven ook kleur aan het culturele en economische gebeuren. Tenslotte moet men de Duitsers ook wijzen op de sterke individualistische ingesteldheid van de Belgen.
Volgens De Buck voelen kunstenaars deze eigenheden het beste aan en moet men dus ook déze kunstenaars in het Belgisch Huis tonen die het best deze typische eigenschappen in hun werk hebben gerealiseerd. Dat dit geen eenvoudige opdracht is, spreekt vanzelf en bovendien krijgt men erg weinig advies van de bevoegde