Festival in Kortrijk en Brugge.
In Kortrijk en Brugge is de Westvlaamse inbreng in het Festival van Vlaanderen 1983 achter de rug. Daarbij is het adjectief Westvlaams strikt geografisch bedoeld, want de uitstraling van dit Festivalgebeuren is - zeker wat Brugge betreft - van een internationale allure.
Kortrijk bracht tussen 22 april en 17 juni negen concerten. Lag daarin het hoofdaccent nogal op het symfonische, toch vielen de hoogtepunten te beleven in de kamermuziek en in het koorconcert. Vooreerst was er het schitterend optreden van het Beaux Arts Trio uit de USA, in trio's van Haydn, Schumann en Brahms. Pianist Menaham Pressler, violist Isidore Cohen en cellist Bernard Greenhouse gaven een sprankelende interpretatie ten beste, levendig geïnspireerd, muzikaal diepgaand en in perfecte onderlinge harmonie. Muziek met een hoofdletter. Ik had iets dergelijks verwacht van het befaamde Collegium Aureum onder leiding van Franz Josef Maier, maar dat viel eerder tegen. Dat het ensemble met het vijfde Brandenburgs concerto en de suite in si klein van Bach en het concerto voor sopraninoblokfluit van Vivaldi nog maar eens wat schlagers uit de barokmuziek op de lessenaar had staan, is niet zo'n groot bezwaar, wel moeten die overbekende bladzijden dan ook boeiend worden voorgesteld, of de pret gaat er van af. Maier opteerde echter voor een nogal tamme bedoening, weliswaar vrij gaaf maar zonder spankracht en enkel opgefleurd door de klaterende virtuositeit van fluitist Konrad Hünteler die na Bachs Badinerie en de vliegende vaart in Vivaldi's concerto door het publiek zowaar tot ster van de avond werd geapplaudiseerd. Die rol kwam volgens mij veeleer Jos van Immerseel toe, de enige die in zijn bescheiden clavecimbel-continuopartij wat leven in de brouwerij bracht en die met de korte solistische passages in het Brandenburgs concerto zowat het enige bracht dat ook onder de oppervlakte van het notenvuurwerk wist door te dringen.
Het concert gebracht door orgelist Chris Dubois en het Renaat Veremanskoor onder leiding van Roger Deruwe kreeg betekenis als één van die zeldzame diepgaande momenten waar muziek werkelijk ingrijpend werkzaam is, waar van de hele concertentourage, de koude kerk, de ongemakkelijke stoelen alleen nog maar de relatie muziek-luisteraar overblijft. En dit vooral bij het Requiem voor koor en orgel van Maurice Duruflé. Alleen al omwille van de ontroerende kracht van delen als Introitus, Kyrië, Pie Jesu of In Paradisum moet deze partituur hoog worden aangeschreven. Duruflé bereikt in het mengen van Gregoriaanse elementen met de stilistische visies van de Parijse Schola en met de invloed van Fauré een muzikale religiositeit vol verstilde sereniteit. Het Veremanskoor interpreteerde stijlvol en overtuigend. Vooraf had Chris Dubois orgelwerk uitgevoerd van Albert van Haute en van Flor Peeters met als hoogtepunt de Elegie voor orgel op. 38 van Peeters. Hij bewees eens te meer een vaardig musicus te zijn en liet enkel wat bedenkingen achter nopens een nogal monochrome registratie, al kan de dispositie van het orgel daar uiteraard voor een deel tussen zitten.
Het Festival in Brugge was dit jaar aan de twintigste uitgave toe van de Internationale Muziekdagen Musica Antiqua met als onderdelen voor de zevende maal een clavecimbelwedstrijd, het eerste Mozartconcours pianoforte, verder cursussen en referaten, een tentoonstelling door instrumentenbouwers, audities en tal van concerten onder het thema ‘van Bach tot Mozart’. Om het internationaal karakter te illustreren volgende cijfers: voor de wedstrijden waren een vijfenzestig kandidaten ingeschreven uit achttien landen of vier werelddelen, en een vijftigtal bouwers uit Europa en Noord-Amerika stelden hun clavecimbels, spinetten en pianofortes ten toon en te koop. Een internationale jury van befaamde specialisten beoordeelde de concoursdeelnemers en die juryleden gaven zelf druk bijgewoonde interpretatiecursussen, audities of recitals. Tenslotte verzorgde een schare solisten, orkesten en dirigenten allen gespecialiseerd in de uitvoeringspraktijk ‘van Bach tot Mozart’ een boeiende concertveertiendaagse. Dit waren de ingrediënten van dit jaar, maar grosso modo is dit schema ook de voorbije jaren aan bod gekomen, wel met de cyclische wijziging van het hoofdthema (orgel, clavecimbel, blokfluit, ensemble), zodat Brugge daardoor terecht een ereplaats heeft verworven in de verschillende festivals van musica antiqua. Elke manifestatie lokt dan ook een internationaal publiek en gaat door in nokvolle zalen en ker-