gerichte nieuwe opera-instelling die zich zal (moeten) toeleggen op coprodukties, hopelijk onder meer met de opera van Brussel.
Een tribunaal van liefde, dat is in feite ook het onderwerp van een absurdistisch sprookje van Peter Hacks, uitgangspunt voor de opera De Oehoe en de vliegende prinses van de Oostduitse jonge componist Udo Zimmermann. De Oehoe, een soort van vogelmens met de kop van een uil brengt de mensen in de war en ontmaskert het schandelijke egoïsme van ons aardbewoners (de hebzucht gerepresenteerd door de Landdrost van Holland; niet ingevoegd voor de Nederlandse produktie, het hoorde reeds bij het oorspronkelijke verhaal) en is tevens te beschouwen als een aanklacht tegen het zinloze militarisme. Ten slotte ontdekt de Oehoe ver achter de wolken een beter land en aan het eind vliegen hij en zijn geliefde prinses, die de Oehoe uit handen van de landdrost weet te bevrijden, over de hoogste bergtoppen naar omhoog. Een lichtgewicht-verhaal dat heel zwaar wordt in de dramatiserende uitwerking en zeker door de dichte muziek vol theatrale klankwolken van diverse aard, maar door regisseur Harry Kupfer weer terugvertaald in een ongelovelijk dartel-speelse omraming: de redding!
Zimmermans werk op een concert geheel aan Oostduitse componisten gewijd (de Sinfonia come un grande lamento) was ook het enige stuk dat enigszins vermocht te boeien. Het bezoekersaantal vormde overigens de minderheid van wat er op het podium aanwezig was: de niet-Japanse bijdragen raakten door het Aziatische accent nogal in de verdrukking.
Gelukkig was er voldoende belangstelling voor de reconstructies van twee fascinerende vroege Hindemith-opera's door regisseur Lodewijk de Boer (provocerend, maar anno 1913 vooral curieus) onder leiding van Reinbert de Leeuw: uitermate to the point. Wat jammer dat Hindemith zijn expressionistische jeugdwerk totaal verloochende!
En klagen over belangstelling viel er al evenmin bij het optreden van Nikolaus Harnoncourt voor het Concertgebouworkest (met een verrukkelijk improviserende Friedrich Gulda, alsof Mozart zojuist zijn pianoconcerten had gecomponeerd, enorm vitaal en vanuit de losse pols, letterlijk en figuurlijk) en ook voor het Residentie-Orkest. Daar toonde hij voor het eerst zijn relatie met de Romantiek, met een vroege Schubert, de schoongewassen symfonieën nr. 4 en 5. Ontdaan van alle (Brahmsiaanse) vetlagen, licht-zwevend, als van parelmoer, iriserend, dansend.
Misschien lijkt de overgang naar een werk van John Cage, de Thirty pieces for five orchestras geforceerd, maar nee: ook deze ruimtelijke compositie zweeft, is heel doorzichtig gehouden, ongelofelijk zoals Cage het klaar speelt om een pompeus uitgangspunt, het vullen van de ruimte vanuit alle hoeken, zo delicaat uit te werken. Bijna zo verbazingwekkend was de bijdrage door twee provincie-orkesten (het Gelders Orkest en het Overijssels Filharmonisch Orkest met uiteraard vijf dirigenten, coordinator: Lucas Vis): een uitermate specialistische hedendaagse compositie verwacht je van een dito ensemble.
In flagrante tegenstelling tot deze geheel vanuit de stilte geconcipieerde instrumentale verkenning van de ruimte, heel indrukwekkend in de pas gerestaureerde Arnhemse Eusebiuskerk, stond het geweld dat Olivier Messiaen oproept in zijn dubbele zevenluik La Transfiguration de Notre Seigneur Jésus-Christ voor zeven instrumentale solisten, koor en orkest. De meest onverzettelijke muziek, schilderingen met licht, het verblindende licht van het wonder, de luister van het eeuwige licht, ook gekoppeld aan natuurtaferelen: de schittering van de sneeuw en de straling van het licht van de zon, meedogenloos fel. En niet in het minst ook imponerend door de schier volmaakte vertolking. Dirigent Kent Nagano en de zijnen zijn even zorgvuldig als meeslepend te werk gegaan. Een combinatie het vermelden meer dan waard.
Ten slotte wil ik wijzen op het eerbetoon aan twee figuren: Matthijs Vermeulen (in een kamermuziek-programma, tevens een accent plaatsend op de eerst verschenen plaat met de verzamelde werken van Vermeulen) en Bruno Maderna. De laatste ook nog in een symfonisch concert.
Vermeulen werd tijdens zijn leven nauwelijks uitgevoerd, moest een halve eeuw wachten tot hij zijn Eerste Symfonie kon beluisteren en Maderna, uitermate onbaatzuchtig, dirigeerde voornamelijk het werk van collega's, zeker Nederlanders hebben veel aan hem te danken.
Vermeulen gold als een schrijver over muziek (extatisch musicograaf slechts te vergelijken met een Lodewijk van Deyssel) en Maderna was voor vrijwel iedereen de dirigent, die óók nog scheen te componeren...
Ernst Vermeulen