Komma.
De poëzie van Roland Jooris. De nieuwe bundel Akker. Wat zal ik erover schrijven? Het is zo dun geworden, zo uitgegomd. Het verzet zich zo grondig tegen alle woorden die niet strikt noodzakelijk zijn. Wat er nog staat is niet meer dan een komma. Je wacht even, terwijl rondom de tekst verdergaat, de dingen gebeuren. Maar in plaats van je te concentreren op wat rondom gebeurt, ben je bezig met wat niet gebeurt, met wat zich onttrekt, wat even stopt. Zo het typische gedicht Komma:
Wat doet de komma anders dan wegkruipen? Die nederigste onder alle leestekens. Je moet echt wel de tekst rondom uitgommen, wil je haar zien. En dan nog moet je goed kijken: een haartje, zelfs geen draad in de ruimte, maar slechts het beeld ervan. De voorstelling van het minuscule, het onbeduidende in de overweldigende ruimte. Je moet die eerst leeg maken. Een naald in een hooiberg. Eerst moet de hooiberg weg, dan zie je de naald. Daarmee dus houdt Jooris zich bezig.
Is dat nu belangrijk? Het hangt er maar van af. Het is een keuze voor de stilte, tegen het lawaai, voor de stilstand, tegen het geloop, voor de boom, tegen het bos, voor het bos, tegen de wandelaars, voor de wandelaars tegen de fietsers, voor de fietsers tegen de auto's, de tractoren, de machines. Voor het eenzame blad, voor de akker, het drijfhout op een leeg strand, voor het ‘gerucht / dat stil valt / na het schot’. Niets meer dan dit:
Van Ostaijen schreef het al: ‘het is een lange weg naar de passieloze berg van het blote schouwen’. Zo ook voor Jooris.
Roland Jooris (o1936).
Laat ons maar zeggen dat hij eigenlijk begon in 1969 met
Een konsumptief landschap: anekdotische observatiegedichten over de confrontatie van platteland en verstedelijking, van werkelijkheid en kunst. Daarover schreef ik toen een recensie, met iets van deze strekking: het is een poëzie die zichzelf negeert doordat zij vergeet dat het werkelijke onderwerp van poëzie pas ontstaat door een creatief gebruik van het taalmedium, niet door notering van stukjes werkelijkheid. En twee jaar later, naar aanleiding van
Laarne, ging het vermanende vingertje weer omhoog om de dichter voor te houden dat hij de taal reduceerde tot haar informatieve, communicatieve functies, in dienst van de werkelijkheid.
En nu? Nu nog toont Jooris ons de werkelijkheid door middel van de taal. Maar er is meer. Hij toont ze in de taal. Hij maakt er taal van. Eigenlijk toont hij evenveel de taal als de werkelijkheid. In een enkele jaren oude, ik denk niet gepubliceerde tekst, die heet ‘Zonder ars poetica’, schreef Jooris o.m. dat hij ernaar streeft ‘de bijna onmerkbare, maar intense spanning die uitgaat van eenvoudige dingen, een haag, rimpels op het water, over te brengen in een taal die in haar eenvoud eveneens een bijna onmerkbare spanning bevat.’ En: ‘Voor mij is het gedicht een ruimte, een kamer of een landschap waarin