Ons Erfdeel. Jaargang 26
(1983)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 538]
| |
Een collage voor een star
| |
[pagina 539]
| |
Gaston Burssens (1896-1965) (Foto Egbert Munks, uitgave Letterkundig Museum, Den Haag).
de vorm van een brief aan de twee weken eerder, op 5 augustus overleden Marilyn Monroe.
Dat Burssens met ‘de biecht van Marilyn’ doelde op Monroes laatste interview, ontdekte ik slechts bij toeval. Dit interview werd onder de titel Marilyn speaks out op 3 augustus 1962 door Richard Meryman gepubliceerd in de Amerikaanse (domestic) editie van Life. Tien dagen later verscheen het ongewijzigd in de internationale editie.Ga naar eind(3) Aan deze twee publikaties in Paris Match en Life heeft Burssens fragmenten ontleend en verwerkt in In memoriam Marilyn Monroe.
De strofen zijn afwisselend in romein en cursief gezet, waarin respectievelijk Gaston Burssens en Marilyn Monroe aan het woord zijn. De romeinse strofen, waar Burssens als ik-persoon spreekt, corresponderen met de brief van Jean-Marc Sabathier; de monologen van Marilyn Monroe in de cursieve strofen en de dialoogvorm van sommige gedeelten, corresponderen met het interview van Richard Meryman. Hoewel Paris Match en Life domineren als leveranciers van brontekst, onderscheiden we in het gedicht ook ontleningen die van elders komen dan uit deze tijdschriften en daarnaast geheel oorspronkelijke stukken. Zo is er een gedicht ontstaan dat sterk het karakter draagt van een collage, die we nu zullen proberen in haar samenstellende onderdelen te demonteren door de onvertaalde weergave van de verwerkte bronnen en door toelichtende notities, voorzover die noodzakelijk zijn voor de doorzichtigheid. 1[regelnummer]
Niemand heeft het haar belet.
Niemand had het haar kunnen beletten
naakt te sterven, omhuld met Chanel no 5, en
binnenin met veel barbituur, met veel benzedrin.
5[regelnummer]
Marilyn. Marilyn.
Deze eerste strofe leidt het in memoriam in door twee algemeen bekende feiten te noemen met betrekking tot Marilyn Monroes dood, namelijk haar (inmiddels betwiste) zelfmoord door een overdosis barbituraten (slaapmiddelen) en mogelijk andere verdovende middelen (benzedrin, een soort amfetamine), en het feit dat ze op de avond van haar dood naakt werd aangetroffen. Op dit laatste wijst Burssens kort in regel 3, en meer uitgebreid schrijft Jean-Marc Sabathier in Paris Match: ‘Votre main gauche retenait les draps sur votre corps nu. [...]. Vous ne nous avez pas appelés, Madame’. Met deze laatste zin, en ook elders in zijn brief suggereert hij dat Monroe bewust niemand gewaarschuwd heeft, waarvan we een weerslag vinden in de eerste regels: niemand heeft of had het haar kunnen beletten te sterven.
Soms als ik 's morgens mijn boodschappen doe, ontmoet ik
in de 57e straat dezelfde
altijd dezelfde
straatvegers
| |
[pagina 540]
| |
10[regelnummer]
alsof wij éen familie vormden.
En dan groeten mij de straatvegers:
salut! Marilyn, hoe gaat het nog vanmorgen?
Het was een eer voor mij.
Na de vermelding van haar dood in de eerste strofe, herleeft Monroe hier in haar eigen in memoriam. Ze is in deze regels voor het eerst aan het woord in een bijna letterlijke weergave van haar volgende uitspraak in Life: ‘Sometimes [...] I go shopping [...]. In the morning the garbage men that go by 57th Street when I come out the door say, “Marilyn, hi! How do you feel this morning?” To me it's an honor, and I love them for it’. Die eer is ook voor mij. Misschien voor ons.
15[regelnummer]
Marilyn, Marilyn, bid voor ons,
ontplofte ster aan onze hemel,
want ik hoop dat gij, bastaardjong, aan de poorten van de hemel
zult worden opgewacht en diep begroet door bastaards als
Mozes, als Alexander de Grote, als Romulus.
Het slot van deze strofe, de regels 17-19, correspondeert met twee fragmenten uit Paris Match, waarvan het eerste als volgt luidt: ‘Vous êtes partie aux portes du Ciel. Nous souhaitons que vous soyez accueillie par un bâtard de votre espèce, qu'il soit Alexandre le Grand ou Moïse’. In regel 19 zien we behalve de namen van Alexander de Grote en Mozes, ook die van Romulus. Deze naam heeft Burssens uit het tweede fragment gehaald, namelijk de toelichting van Sabathier waarom Monroe, net als Alexander de Grote, Mozes en Romulus, volgens hem aan het Phaëton-complex leed, een begrip uit de psychoanalyse.
In het gedicht Asta Nielsen uit Bezette stad van Paul van Ostaijen komt twee maal de regel ‘Asta bid voor ons’ voor. Asta Nielsen was een Deense filmactrice die in de jaren van de geluidloze film een vergelijkbare populariteit had als Marilyn Monroe in de jaren vijftig. In regel 15 heeft Burssens de aanroep ‘Asta bid voor ons’ ingepast in zijn eigen gedicht: ‘Marilyn, Marilyn, bid voor ons’. De hierop volgende ‘ontplofte ster aan onze hemel’ herinnert aan de zesde van Burssens' 12 Nigger-songs, waar zijn gedode Congolese kameraadje Jim Banaan ‘is ontploft’. Het woord ‘ster’ is in deze regel dubbelzinnig, doordat het ook de betekenis ‘filmster’ insluit, zoals Van Ostaijen Asta Nielsen enkele keren met ‘Astra’ aanspreekt, een verbuiging van het Griekse ‘aster’ (ster). Hoewel bij Burssens in het algemeen het woord ‘ster’ gereserveerd is voor het hemellichaam en ‘star’ voor ‘filmster’ (in gedicht nr. VII uit de bundel Adieu spreekt hij dan ook over ‘die van Bethlehem’ en ‘die van Hollywood’), laat hij dikwijls de betekenissen door elkaar lopen, zoals hij dat ook hier doet. Mogelijk is dit mede op aangeven van Sabathier gebeurd, die in Paris Match schrijft: ‘Vous n'avez jamais été une star, vous avez été une étoile’. 20[regelnummer]
Het zou mooi zijn.
Maar het gebeurde eens dat ik een huis wou kopen.
Ik zag er een. Ik belde.
Een man deed open, zeer vriendelijk, zeer vrolijk.
Hij zei: o wat een eer; wacht u alstublieft éen ogenblik,
25[regelnummer]
ik wil u voorstellen aan mijn vrouw.
Toen kwam de vrouw, zeer stijf, zeer streng,
die zei: wilt u alstublieft mijn vloer ontruimen.
Telkens als ik een vloer moest ontruimen
dacht ik aan de oude spreuk: ‘wanneer gulle kout en oude
30[regelnummer]
wijn de zorg het harte doen ontruimen’.
Tot en met regel 27 vormt deze strofe de verwerking van het volgende fragment uit het interview in Life: ‘One time here I am looking for a home to buy and I stopped at this place. A man came out and was very pleasant, very cheerful, and said, “Oh, just a moment, I want my wife to meet you”. She came out and said, “Will you please get off the premises?”’ Dit voorbeeld van de lastige kanten van de roem, wordt ingeleid door regel 20-21: ‘Het zou mooi zijn. / Maar...’. Op deze manier geformuleerd kan deze regel worden beschouwd als een interpretatie | |
[pagina 541]
| |
van een andere uitspraak van Monroe: ‘Fame has a special burden, [...] what goes with it can be a burden - like the man was going to show me around but the woman said, “Off the premises”’.
Burssens vertaalt ‘to get off the premises’ als ‘de vloer ontruimen’. Door een associatie hiermee zijn de slotregels met ‘de oude spreuk’ ontstaan. Deze spreuk is ontleend aan Eduard van Gelre, een lyrisch werk in zes zangen van Jacob van Lennep. In de ‘Tweede Zang’ lezen we: ‘Doch, Bisschop! aan het blij festijn, / Wanneer de volle kroezen schuimen, / En gulle kout en oude wijn / De zorg het harte doen ontruimen, / Betamen harp- en vedelspel, / Betaamt het lied des zangers wel’. Zo ver was het dan gekomen.
Zij die met honderd mannen is naar bed geweest
slechts twee zijn ervan overgebleven -.
Soms droomde ik dat zij met een pakketboot kwam aanvaren
35[regelnummer]
tot bij mijn bed. En zij vroeg toen: ‘May I kiss you?’ And
she kissed me. En dan rees ik overeind om na te gaan of
mijn vrienden het hadden bemerkt.
Maar er waren geen vrienden want ik was wakker en in bed.
Hoe bestaat het.
40[regelnummer]
Ik treur niet omdat ik niet éen van die honderd mannen ben.
Ik treur omdat ik niet de ‘derde man’ heb mogen zijn.
Marilyn Monroe is drie keer getrouwd geweest. In 1942 huwde ze met de politieagent Jim Dougherty, in 1953 met Joe di Maggio, een beroemde baseball-speler, en in 1956 met de toneelschrijver Arthur Miller. Het eerste was een gearrangeerd, tot mislukking gedoemd huwelijk. In haar interview zwijgt Monroe dan ook in alle talen over Dougherty. Dit zwijgen wordt hoorbaar waar ze, sprekend over haar huwelijken, alleen die met Joe di Maggio en Arthur Miller memoreert, ‘two of the nicest men I'd ever met up to that time’. Dougherty hoort er kennelijk niet bij en Burssens heeft dit in zijn gedicht overgenomen. In regel 32-33 spreekt hij van ‘honderd mannen’ en ‘slechts twee zijn ervan overgebleven’ en in het vervolg van het gedicht blijken dit ook voor hem Joe di Maggio en Arthur Miller te zijn, ‘de twee van de honderd mannen’ (zie regel 132). Voor het overige bestaat de vijfde strofe uit oorspronkelijk werk, zonder ontleningen. Burssens heeft deze ‘vrije ruimte’ bekleed met enkele kenmerkende eigenschappen van zijn poëzie, zoals onder meer de nuchtere humor in de regels 34-39 en de zelfspot aan het einde, waar hij, met een verwijzing naar Graham Greenes scenario The third man, zijn spijt betuigt dat hij niet (na of naast Di Maggio en Miller) ‘de “derde man” [heeft] mogen zijn’.
Soms treur ik omdat ik een man had willen hebben
die mij niet geoordeeld zou hebben
op wat ik bén,
45[regelnummer]
maar wel op wat ik ánders ben.
Als ik 5 jaar oud was en met mijn vriendjes speelde
zei ik: ‘luister s, als wij eens dit of dat speelden.
Ik zal die zijn en jullie zullen die zijn. Dit zal een
paard zijn en dat zal ik weet niet wat zijn, gelijk wat.
50[regelnummer]
Het zal leuk zijn. Wij zullen ons samen amuseren’.
Maar later wist ik wel beter: het is heel moeilijk zich later te willen amuseren.
De oorsprong van deze regels ligt bijna volledig in het interview in Life, waarvan het volgende fragment deels letterlijk vertaald is weergegeven: ‘When I was 5 [...] I loved to play [...] you could say, “Hey, what about if you were such and such and I were such and such - wouldn't that be fun?” And they'd say, “Oh, yes,” and then I'd say, “Well, that will be a horse and this will be -” it was play, playfulness. [...] But then you grow up and find out about playing, that they make playing very difficult for you’. | |
[pagina 542]
| |
En of. Die was raak.
Maar even raak
is het sprookje: er was eens een verlaten kind dat in een
55[regelnummer]
vuilnisbak geboren werd,
in 12 families en 13 krotten opgenomen werd.
Slechts éen van haar pleegvaders heeft haar zijn liefde
betuigd door haar, 9 jaar oud, te verkrachten, zo maar.
Marilyn Monroe bracht het grootste gedeelte van haar jeugd door in pleeggezinnen en weeshuizen. Dat is het onderwerp van deze strofe, waaraan de volgende regels uit Paris Match ten grondslag liggen: ‘[...], née dans une poubelle, de père inconnu, de mère folle. [...]. Dans une de vos douze “familles” quelqu'un vous aimait bien, un monsieur qui, lorsque vous aviez neuf ans, abusa de votre innocence, tout simplement’. Op grond van de inhoud van deze passage is het begrijpelijk dat Burssens spreekt van ‘een verlaten kind’. Deze uitdrukking komt echter ook letterlijk voor in Paris Match, en wel als besluit van de inleidende tekst vóór de eigenlijke brief: ‘Elle fut toute sa vie une enfant abandonnée...’.
Ik heb nooit kunnen wennen aan het geluk.
60[regelnummer]
Toch heb ik soms het geluk gekend
toen ik te voet naar school ging, 4 kilometer heen,
4 kilometer terug,
en de werklieden die van hun werk kwamen of naar hun werk terug,
klaxoneerden als ze mij voorbijreden, ten telken van groet,
65[regelnummer]
en ik groette hen terug.
Toen ging de wereld voor mij open
een wereld die mij liet verhopen
vol en volledig vrouw te zijn.
In deze strofe zijn twee uitspraken uit het interview in Life opgenomen. De openingsregel is een min of meer letterlijke weergave van ‘I was never used to being happy’, en de overige regels zijn een bewerking van het volgende fragment: ‘When I was 11 [...] everything opened up. [...]. And I had this long walk to school - 2½ miles to school, 2½ miles back - it was just sheer pleasure. Every fellow honked his horn - you know, workers driving to work, waving, you know, and I'd wave back. The world became friendly’. Maar ja, van Marilyn M. was zij geworden tot Mrs. Miller,
70[regelnummer]
maar thans was ze weer M.M. in plaats van Mrs. Miller.
Goethe heeft gezegd
- en Marilyn wist dat van Miller -
dat het talent ontluikt in eenzaamheid.
Om haar in die eenzaamheid te storten heeft de FOX er haar
75[regelnummer]
uitgesmeten.
Something got to give. Do you know that, Ma'me?
‘Un jour, après avoir été l'épouse de l'idole de votre enfance, après avoir été Mme di Maggio, vous avez été Mme M.M. qui ne voulait plus dire Marilyn Monroe mais Madame Miller’. In regel 69-70 herkennen we deze passage uit de brief van Sabathier. Burssens heeft de zin echter ingrijpend veranderd. Hij laat ‘Mme di Maggio’ achterwege en spreekt alleen over huwelijk en scheiding, begin 1961, met Arthur Miller, en keert bovendien het laatste gedeelte van de tekst van Sabathier om. Op deze wijze trekt hij het gegeven, dat Sabathier hem aanreikt, door naar de actualiteit, bijvoorbeeld die van 1962 tijdens het interview: ‘thans was ze weer M.M.’
De hierbij aansluitende regels 71-73 vertalen een uitspraak uit dat interview: ‘Goethe said, “Talent is developed in privacy”, you know?’ Dit citaat is afkomstig uit Goethes drama in verzen Torquato Tasso (1e bedrijf, 2e scène), waar de prinses Leonore zegt: ‘Es bildet ein Talent sich in der Stille, / Sich ein Charakter in dem Strom der Welt’.
De laatste drie regels van de negende strofe slaan op de roerige, laatste fase van Monroes leven. In april 1962 begint ze mee te werken aan de film Something's got to give van Twentieth Century-Fox. Door een virusinfectie heeft ze voortdurend koorts en verschijnt regelmatig niet | |
[pagina 543]
| |
bij de opnamen. Daarom wordt ze begin juni ontslagen wegens ‘willful violation of the contract’.Ga naar eind(4) Sabathier schrijft hierover: ‘C'est pour les autres auxquelles, malade, vous ne pouviez plus vous soumettre, que la Twentieth Century-Fox vous a mise à la porte’. Geparafraseerd vinden we dit terug in regel 74-75, waarna de strofe eindigt met een verwijzing naar de filmtitel, ‘Something got to give’: eens moest de emmer overlopen. ‘Do you know that, Ma'me?’.
Yes, I know. Men vroeg mij: hoe durf je verkouden te zijn,
waar haal je de lef om koorts te hebben?
Alleen directors en producers hebben dit recht. Je bent niet
80[regelnummer]
eens een Star, Norma Jane Baker. Je bent in een vuilnisbak
geboren, op een vuilnishoop zul je vergaan.
You, Sir, do you know that?
We zien hoe Burssens het biografisch gegeven uit het einde van de vorige strofe hier voortzet, maar nu gezien vanuit Marilyn Monroe. In Life lezen we dan: ‘how dare you get a cold! I mean, the executives can get colds and stay home forever and phone it in, but how dare you, the actor, get a cold or a virus’. Dit fragment heeft Burssens verwerkt in de regels 77-79. De uitspraak ‘Je bent niet eens een Star’ is weggehaald uit een andere context, behorend bij strofe 12 (z.a.), en wordt in regel 80-81 gevolgd door een ontlening aan Sabathier, die in zijn brief zogenaamd de filmbazen citeert: ‘Norma Jeane Baker, nous allons te remettre dans la poubelle d'où tu es sortie’.
Norma Jean Baker was de oorspronkelijke naam van Marilyn Monroe, een onecht kind van Gladys Monroe, wier naam ze later aannam, en C. Stanley Gifford. Ze kreeg de naam Baker naar de eerste echtgenoot van haar moeder. Dat Burssens haar tweede voornaam verkeerd spelt, ‘Jane’ in plaats van ‘Jean’, is waarschijnlijk het gevolg van de afwijkende spelling van Sabathier: ‘Jeane’. Yes, Ma'me, I do. En nochtans hebben miljoenen mannen
u verafgood, niet wegens uw woestijnkoorts, niet wegens de
85[regelnummer]
eenzaamheid van uw woestijn,
en niet alleen omdat gij sexy waart, voor wie het naaien
nader stond dan het lachen, maar omdat miljoenen heksen
van Salem zonder sexe u aan de spit hebben gebraden.
Nu weet ik het, slechts éen man heeft u gekend
90[regelnummer]
en, poor York, die man, een barbituromaan, als gij, was ik.
Hoor ze lachen in de tent.
‘Alors, la plus jolie femme du monde [...] faisait rêver des millions d'hommes’; en ‘les songes de millions d'hommes étaient peuplés de votre image’. Van deze twee zinnen uit de brief in Paris Match vinden we een sterke weerklank in de uitspraak aan het begin dat ‘miljoenen mannen / u verafgood’ hebben.
De uitdrukking ‘heksen van Salem’ in regel 87-88 is een verwijzing naar Les sorcières de Salem, de Franse verfilming van het toneelstuk The crucible van Arthur Miller. Dit werk uit 1953 handelt over de heksenjacht in 1692 in Salem, Massachusetts, en stelt indirect de communistenjacht van senator McCarthy aan de kaak.
Zoals wij als lezers in de regels 41 en 42 een band kunnen constateren tussen Gaston Burssens en Marilyn Monroe, beiden treuren, zo wijst Burssens in regel 90 zelf op een overeenkomst, waarvan we in dit geval weten dat ze biografische werkelijkheid had: zowel Burssens als Marilyn Monroe waren ‘barbituromaan’, dus verslaafd aan slaapmiddelen. Het in deze regel als tussenwerpsel ingevoegde ‘poor York’ is afkomstig uit Hamlet. In de eerste scène van het vijfde bedrijf vinden grafdelvers de schedel van de vroegere nar, Yorick, waarop Hamlet klaagt: ‘Alas! poor Yorick, I knew him’. Men ziet dat Burssens een andere spelling voor de | |
[pagina 544]
| |
naam van de nar hanteert dan de oorspronkelijke van Shakespeare. De oorzaak hiervan ligt hoogst waarschijnlijk in de eerste plaats in het interview met Monroe, of beter gezegd: naast het interview. Op pagina 52 van Life staat links van de tekst een reclameadvertentie van YORK-sigaretten. Het zien van deze advertentie ter grootte van een halve pagina, moet Burssens het citaat in gedachten hebben gebracht, waarna hij de spelling van de merknaam heeft overgenomen. Het collage-achtige van het gedicht wordt hiermee vergroot, doordat Burssens behalve een fragment uit Shakespeare ook een advertentie gebruikt.
Laat ze lachen, Sir
Ik ben nooit te koop geweest voor iemand.
Niemand heeft mij ooit onderhouden.
95[regelnummer]
Ik heb altijd mijzelf onderhouden.
Voor Gentlemen prefer Blondes kreeg ik 5000 dollar,
Jane Russel 200.000 dollar
al was IK de blonde.
Toch was ik tevreden. Ik vroeg alleen om een loge.
100[regelnummer]
Je bent geen Star zei men mij.
Maar ik ben de BLONDE zei ik.
Je bent geen Star. Geen loge zei men mij.
Die dag heb ik mij voorgenomen,
die dag die toch moet komen
105[regelnummer]
alleen komeet te zijn.
Het begin van deze strofe, met name de regels 94 en 95, is een vertaling van het volgende fragment uit het interview in Life: ‘I was never kept, to be blunt about it. I always kept myself’. In het vervolg hierop heeft Burssens een uitspraak van Monroe verwerkt die enige bekendheid heeft gekregen: ‘I remember when I got the part in Gentlemen prefer blondes. Jane Russell [...] got $200,000 for it and I got my $500 a week, but that to me was, you know, considerable. [...]. The only thing was I couldn't get a dressing room. I said, finally [...], “Look, after all, I am the blonde and it is Gentlemen prefer blondes!” Because still they always kept saying, “Remember, you're not a star”. I said, “Well, whatever I am, I am the blonde!”’. In de slotregels van de strofe zien we dat Burssens het eerder genoemde betekenisonderscheid tussen ‘ster’ en ‘Star’ expliciteert in ‘star’ en ‘komeet’ (regel 102 en 105). Ook deze combinatie biedt de mogelijkheid om de betekenissen door elkaar te laten lopen, zoals we ook al zien in de vroege gedichten La passante en Mist uit de bundel Piano uit 1924. Het Leger, met of zonder Heil, dat klaar stond om haar
te fusiljeren, staat klaar om haar
haar zonden te vergeven,
die zij, voor haar, niet heeft bedreven.
110[regelnummer]
Een zonnige zonde was haar enig leven.
Zij hield van de zon, maar de zon hield niet van haar.
Als ik die zon had mogen wezen,
als ik die zon had kunnen zijn... maar even...
Bij strofe 3 is het Phaëton-complex genoemd. Dit begrip is afgeleid van de Griekse mythe van Phaëton, de zoon van de zonnegod Apollo. In Paris Match geeft Jean-Marc Sabathier een niet gebruikelijke versie van deze mythe. Een belangrijke afwijking in het verhaal ontstaat door zijn suggestie dat Phaëtons vader, de god van de zon, niet blij was zijn zoon te zien toen deze hem bezocht en hem zelfs afwees: ‘Tu es mon père'. Apollon le rejeta’.
Burssens lijkt deze afwijking over te nemen waar hij in regel 111 interpreterend Marilyn Monroe in de plaats stelt van Phaëton: ‘Zij hield van de zon [tu es mon père], maar de zon hield niet van haar [Apollon le rejeta]’.
Yves Montana, hij was zeer lelijk, zeer lief, fluisterde
115[regelnummer]
in mijn oor, zeer droezig, zeer dronken:
Petit poisson deviendra grand
Pourvu que Dieu lui prète vie.
Eigenlijk was het wachten op Godot. Maar God is dood.
Toen ik voor de eerste maal Arthur ontmoette
120[regelnummer]
- hij was zeer chic, zeer charmant -
zei ik onmiddellijk ja, zeer schuchter, zeer schuw.
Ik die geen God heb, - hij was vierjaarlang mijn God.
Een illusie van een illusie. Want God is dood.
| |
[pagina 545]
| |
Marilyn Monroe (pseudoniem van Norma Jean Baker) (Los Angeles, 1926 - Hollywood, 1962).
Deze regels bevatten geen rechtstreekse ontleningen aan Paris Match of Life, maar wel ontleningen op basis van analogie. De man die Monroe in strofe 4 de deur opent, was ‘zeer vriendelijk, zeer vrolijk’ (origineel: ‘very pleasant, very cheerful’), een formule die in dezelfde strofe zijn eerste analogie krijgt in de vrouw die ‘zeer stijf, zeer streng’ was. Strofe 14 zet deze zegging voort, inclusief de alliteraties. Yves Montand was ‘zeer lelijk, zeer lief’ en fluisterde ‘zeer droezig, zeer dronken’, Arthur Miller was ‘zeer chic, zeer charmant’, en ten slotte zegt Marilyn Monroe van zichzelf dat ze ‘zeer schuchter, zeer schuw’ was. Yves Montand speelde samen met Monroe in de film Let's make love en had in die tijd een twee maanden durende verhouding met haar. Voorts was hij een van de hoofdrolspelers van Les sorcières de Salem, de Franse verfilming van The crucible (zie strofe 11). Het citaat dat Burssens hem in regel 116-117 laat uitspreken, is afkomstig van Lafontaine. Het zijn de beginregels van de berijmde fabel Le petit poisson et le pêcheur. In deze fabel vangt een visser een kleine karper, die daarop tevergeefs probeert zijn leven te redden: wacht liever tot ik groter ben en eet me dan op. Toespelingen op en citaten uit fabels komen op talrijke plaatsen in Burssens' werk voor. In de bundel French en andere cancan was zelfs een aparte afdeling ingeruimd voor fabels, een genre waarmee Burssens steeds op geheel eigen wijze omgaat door het van zijn onderscheidende kenmerken te ontdoen en in dienst te stellen van zijn eigen dichtwerk. In vele gevallen betekent dit onder meer een associatief klank- en betekenisverloop, en in dit licht moeten we ook de uitdrukking ‘de FOX’ in regel 74 bekijken. Met deze benaming kent Burssens de filmmaatschappij Twentieth Century-Fox de spreekwoordelijke sluwheid van ‘de vos’ uit fabels toe, wat past in de geest van de negende strofe.
Het motief ‘wachten’ speelt een belangrijke rol in Le petit poisson et le pêcheur, zoals het citaat al aangeeft. Mogelijk is dit de link geweest tot het ontstaan van de volgende regel (118) met zijn toespeling op En attendant Godot, het bekendste stuk van Samuel Beckett over het vergeefse, zinloze wachten op de onbekende Godot. Toen men aan Miller vroeg of hij zou gaan, vroeg hij:
125[regelnummer]
waarom zou ik? Zij is er niet meer. En bovendien het
zal een cirkus zijn. (Het wás geen cirkus.)
Het was de afschuwelijkste repliek op de mooiste zin van
zijn mooiste stuk:
‘excuseer mij, ik heb de moed niet meer te wenen’.
130[regelnummer]
Maar een ander bleef de moed om toch te wenen.
Zo was het dat gij in uw groene jurk en Chanel no 5
| |
[pagina 546]
| |
door éen van de twee van de honderd mannen
ten grave werd geleid. Hij was uw honderdman,
die alleen hield van televisie en spaghetti. Ere zij hem!
135[regelnummer]
En ik, ik groet hem, Joe di Maggio.
Het eerste gedeelte van deze strofe, tot en met regel 129, is afkomstig uit het volgende fragment in Paris Match, dat Burssens hier heeft gecomprimeerd zonder de inhoud los te laten: ‘Quant à votre troisième mari, M. Arthur Miller, il a déclaré cette chose que l'on peut considérer à la fois comme atroce et splendide: “Je n'irai pas. Elle n'est plus là, pourquoi irai-je? D'ailleurs, ce sera une cirque”. [...], mais cette phrase était la répétition de la plus belle phrase de sa plus belle pièce de théâtre La mort d'un commis-voyageur: “Pardonnez-moi, je n'ai même plus le courage de pleurer”’. La mort d'un commis-voyageur is de vertaling van Death of a salesman uit 1949. Na de zelfmoord en begrafenis van de zakenman Willy Loman, begint zijn vrouw de afsluitende monoloog van het stuk met: ‘Forgive me, dear, I can't cry. I don't know what it is, but I can't cry’.
In deze strofe komt het meest duidelijk tot uiting dat (ook) voor Burssens alleen Joe di Maggio en Monroes ‘troisième mari’ Arthur Miller een rol spelen, ‘de twee van de honderd mannen’. Di Maggio geniet met zijn eenvoud duidelijk Burssens' voorkeur: ere zij hemGa naar eind(5), ‘uw honderdman, / die alleen hield van televisie en spaghetti’. Deze laatste regel is ontleend aan de brief van Sabathier die het huwelijk met Joe di Maggio als volgt typeert: ‘Votre mariage avait été une catastrophe, parce que Joe di Maggio n'aimait que les spaghetti et la télévision’.
Hij was mijn enige vriend die zei dat de roem voorbijgaat.
Hij heeft gelijk gehad.
Roem, ik heb je gehad,
wees vriendelijk en ga voorbij. Adieu Roem!
140[regelnummer]
Je hebt nooit veel te betekenen gehad.
Voor mij was je een spel met een man te meer,
een verschrikkelijk spel. Roem,
je zette mij schaak, en mat.
Marilyn Monroe is hier voor de laatste keer in het gedicht zelf aan het woord. De strofe is in haar geheel opgezet rondom de volgende uitspraak, helemaal aan het einde van het interview in Life: ‘Fame will go by and, so long, I've had you, fame’. In de ‘kern’ van de strofe, regel 138-139, zien we dit fragment vrijwel letterlijk vertaald.
Hiermee zijn we aangekomen bij de laatste strofe, die ons qua woordkeus en gegeven weer bij het begin van het gedicht brengt: de star is overleden. Ze mocht in haar eigen in memoriam herleven en opnieuw de weg naar het einde afleggen. Zo schreed zij achterwaarts naar het einde,
145[regelnummer]
van het ene begin naar het andere begin,
met of zonder barbituur,
met of zonder benzedrin.
Marilyn. Marilyn.
|
|