een redelijk commerciële filmiek in Nederland op gang te brengen. Het tweetal is daar maar ten halve in geslaagd. Dat ten halve is niet uitsluitend en alleen aan hen te wijten, zij konden en kunnen het ook niet helpen, dat het dramatisch verbeelden de Nederlander niet in het bloed zit, noch in het uitdenken van omstandigheden en de omzetting daarvan in dramatisch aanvaardbare scenario's, noch in het acterend uitvoeren van de gegeven dramatische opdrachten. Het zijn meestal al oubolligheid en te sterke aan het karikaturale grenzende, beklemtoningen wat de klok slaat. Verstappen heeft zich daar in zijn jongste film Zwarte Ruiter bij neergelegd. Hij heeft het geval losjes, haast achteloos geregisseerd, waarbij hij vooral een geroutineerde figuur als Rijk de Gooyer ongestoord zijn gang heeft laten gaan. Het totale beeld van de film schijnt Verstappen weinig geïnteresseerd te hebben. Daarvoor was het allemaal, in personen, in dramatiek, in landschappelijk of architectonisch milieu, te magertjes. Er was geen filmische eer aan te behalen, dus kreeg het acteurselement van Verstappen de vrije hand. Het resultaat dus: een film zonder eenheid of geslotenheid. Een typisch Nederlands produkt.
Fons Ruiter (Hugo Metsers), die als jeugdige verzetsman tijdens de Tweede Wereldoorlog, heeft samengewerkt met de douane beambte Rinus IJzerman (Rijk de Gooyer) heeft zich na de oorlog geworpen op het smokkelen van boter. Door zijn gehaaidheid en onverschrokenheid is hij de grote boeman geworden van de Nederlandse en Belgische grensbewaking. Zijn makker in het verzet, IJzerman, heeft promotie gemaakt en is in de streek, die door de Zwarte Ruiter onveilig wordt gemaakt, aangesteld als commandant. Hij heeft als opdracht hoe dan ook een einde te maken aan het steeds driester wordende optreden van de botersmokkelaars. Het leidt automatisch
Christine (Renée Soutendijk) en Gerard (Jeroen Krabbé) in ‘De vierde man’.
tot een felle confrontatie tussen de oude kompanen in het verzet.
De dramatiek van de film is geconcentreerd op het conflict tussen oude hechte vriendschap en plichtsbesef bij IJzerman: bij Ruiter gaat het om een oude uit de verzetstijd daterende wat besmuikte liefde en een gaver liefde voor IJzermans jonge dochter. Volgens het beproefde recept wint het, zowel bij pa en politiechef IJzerman als bij de zich tot boef ontwikkelende smokkelaar, de gave liefde. Overigens wel met een knipoog naar het publiek, dat die gaafheid niet al te zeer au sérieux dient te worden genomen: het vrije leventje van de vrije vent samen met een jonge jolige meid heeft ook zijn aantrekkelijke kanten.
De film had best aardig kunnen zijn, als niet alles er zo net naast had gezeten. Van de beginscènes af, waar een presentatie van verzet en Duits tegen-optreden wordt gegeven dat kant noch wal raakt. Het grenst, zowel in zijn stunteligheid als luchthartigheid aan ironie: oorlog en verzet in grappig pigmee formaat, met de intentie door middel van relativerende luimigheid iets van de dodelijke ernst over te brengen en deze daardoor menselijke maten te verlenen. Maar het zit er allemaal precies naast. Oubollig naast.
Van beter gehalte is de film van Paul Verhoeven De vierde man, gemaakt naar werk van Gerard Reve. Een film met een macabere inslag, waarin een ironiserend spel wordt bedreven met liefde en dood. Het een als een wat vervormde Januskop van het ander.
Ik zeg met opzet een film met macabere inslag, niet een macabere film, daarvoor blijft de huiver te ver van je af staan. Dat niet alleen, de huiver raakt de personen die erbij betrokken zijn ook niet meer dan oppervlakkig. Zij zou, zoals in het geval van de psychische instorting bij de hoofdpersoon, Gerard Reve (in een verdienstelijke vertolking door Jeroen Krabbé), een noodlottige wending moeten geven aan het leven van diverse figuren. Daar is geen sprake van. De huiver vormt geen wezenlijk onderdeel van verhaal en levensaccenten, zij heeft goed bekeken niet meer dan een décorfunctie.