Een Vlaams theatermagazine.
Sedert het verdwijnen in 1975 van Teater dat gedurende een zevental jaren werd uitgegeven door de Teaterklub Gent, was er in Vlaanderen geen enkel gespecialiseerd kritisch theatertijdschrift meer. Toch is de kritische en wetenschappelijke belangstelling voor het theater in het algemeen beslist toegenomen. Aan verschillende Vlaamse universiteiten werd een begin gemaakt met het uitbouwen van cursussen of afdelingen gewijd aan de studie van het toneel. Er was dus duidelijk behoefte aan een theatertijdschrift dat niet alleen, zoals De Scène, een informatieve taak zou vervullen.
Grondige en afstandelijke theaterkritiek komt slechts heel sporadisch aan bod in de bestaande media. Hier ligt een eerste, uiterst belangrijke functie voor een theatertijdschrift. Niet alle professionele produkties verdienen een grondige analyse, maar alle markante prestaties in alle sectoren van het theater zouden kritische aandacht moeten krijgen. De criticus dient nauwkeurig verslag uit te brengen van een produktie; hij moet het drama zelf en het concept van de regisseur onderzoeken. Decor, kostuums en de acteursprestaties hebben elk hun plaats in een kritische beschouwing.
Een gespecialiseerd blad kan een open forum bieden aan alle theatermensen. Het kan tevens zowel het publiek als de mensen uit de praktijk in contact brengen met en inzicht verschaffen in de ontwikkelingen in het buitenland.
Een tijdschrift dat deze functies naar behoren vervult, wordt automatisch ook een begeleidend instrument in onze theaterwereld.
Ten slotte wil ik nog wijzen op de documentaire waarde van een degelijk tijdschrift dat het eigentijdse theater als het ware op papier vastlegt. De onherhaalbaarheid, de gebondenheid aan het hier en nu, de vluchtigheid behoren tot de essentie van het medium theater. Al te vaak heeft de historicus zich moeten beperken tot het samenbrengen van externe gegevens. De voorstellingen zelf bleven ongrijpbaar. Om deze lacune voortaan te kunnen opvullen, is een zo breed en zo grondig mogelijk opgezet tijdschrift van cruciaal belang.
Sedert begin 1983 verschijnt er ook in Vlaanderen weer een kritisch theaterblad onder de titel Etcetera. Het gaat hier om een initiatief van de Beursschouwburg en het Kaaitheater die de uitgeverij Kritak voor de zaak konden winnen. Tot nu toe zijn er twee nummers verschenen. Het blad wil duidelijk een kritische spiegel zijn van wat er leeft in de Vlaamse theaterwereld. Behalve besprekingen van individuele produkties brengt het ook algemenere bijdragen en interviews. In het eerste nummer wordt uitvoerig aandacht besteed aan de produktie in de Muntschouwburg van La Clemenza di Tito in de regie van Karl-Ernst-Hermann, aan een aantal Shakespeare-produkties en aan het danstheater van Pina Bausch. Tevens vindt men hier een verhelderend interview met de jonge regisseur Mark Vankerkhove. Deze opsomming bewijst meteen al dat het theater in ruime zin wordt opgevat. In het tweede nummer worden de recente Goethe-opvoeringen in Vlaanderen besproken. Interessante opstellen over het ‘postmoderne’ theater en over regisseur Jürgen Gosch verruimen de horizon.
Etcetera is een driemaandelijks blad, dat fraai uitgegeven en uitvoerig geïllustreerd is: redactie en uitgever hebben ongetwijfeld een goede start gemaakt. Toch wil ik hier ook enkele kritische opmerkingen maken. Sommige recensies, bijvoorbeeld in het Shakespeare-dossier, blijven oppervlakkig en komen nauwelijks aan een analyse toe. Het lijken wel haastig geschreven stukjes zoals we ze te vaak in onze kranten vinden. Ook andere bijdragen zijn soms weinig relevant. Zo vertellen de ‘Aantekeningen van een figurant’ van de ‘Belgische Cirque Belge’ vrijwel niets over een overigens niet helemaal geslaagde maar wel erg interessante produktie. De co-