Lieve Walbers.
in dit werk zijn kenschetsend voor Walbers: rustig harmoniërend, als beloken in zichzelf getogen. Momenteel maakt ze in haar aquareltekeningen een periode door, waarbij de klemtoon meer op het kleurrijke valt. De vormen werden herleid tot hun louter nog vorm-zijn, zonder franje of opdringerigheid. Het dadelijk herkenbare van het oorspronkelijke motief was weggetaand. Ogenschijnlijk tegenstrijdige elementen gaan, zonder ecclectisme, in haar werk evenwichtig samen: de adem van Hellas en het eigentijdse, de erfenis en de ontginning. Ze durft in onze tijd aan de gekste pirouettes refereren. Ze verwerpt niets van wat goed en degelijk was. Maar ze herkauwt het ook niet. Ze is geen epigone. Walbers zal nooit een avant-garde figuur zijn. Dat wil ze trouwens niet. Maar onze bloedeigen tijd is hoorbaar aanwezig in haar werk.
Het is moeilijk, precies omdat de eenvoud een zo sterke dominante in haar kunst is, haar werk in woorden vast te spijkeren. Je zou kunnen denken aan ‘verdroomde kunst’, maar helemaal zuiver is die term dan niet. Misschien zouden we nog het best kunnen spreken over een optillen der dingen en figuren naar een andere wereld dan de onze, een wereld waarin een haast glazen stilte glans rondom de rustige dingen legt. Alles in haar werk is overwogen zonder dat er cerebraliteit bij te pas komt. Deze soms koel schijnende overwogenheid staat de spontaniteit niet in de weg. De tegenstelling is overigens toch maar schijnbaar omdat slordigheid en overdreven emotionaliteit in de kunst nogal eens met de term spontaniteit goedgepraat worden.
Haar keramiek sluit zeer nauw aan met haar schilder- en aquarelkunst. Ze houdt dit werk graag wit. Een buste op natuurlijke afmeting kan bij een oppervlakkige eerste aanblik altmodisch aandoen omdat er geen vervorming of vermonstering bij komt kijken, omdat er met dat hoofd geen gekke dingen gebeurden. Maar bij nader toezien merk je toch dat ze heel veel aandacht besteed heeft aan de huid van het kunstwerk, aan de behandeling van de materie, ook aan het binnenmenselijke, het mysterie. Maar het blijft zich hardnekkig en koppig beperken tot plastische kunst. Ze glijdt niet weg in een wijze van uitbeelding, die leentjebuur is gaan spelen bij fysica of sociologie. Zo'n inbreng maakt vaak het werk van andere kunstenaars des te boeiender. Walbers zou het niet kunnen integreren in haar eenvouds-principe. Ze idealiseert haar figuur ook niet. Ze put gewoon ongedwongen uit de reserves van haar eruditie en deze worden door haar creativiteit tot een eigen gestalte herschapen.
Volledig in de aard van haar schilderkunst is ook die keramiek, die een wand voorstelt met drie nissen erin. Ze plaatst daar een figuur bij. Er kunnen ook meer figuren bij geplaatst worden. De menselijke figuur is hier enigszins verminkt weergegeven, maar niet brutaal of ontluisterend, louter aangepast aan de plastische oplossing. Een arm ontbreekt, de benen zijn er ook niet, de hals vertoont een scheur. Het hoofd is naar achter gebogen. Schaduwspel omspeelt de nissen en de figuur. Opnieuw krijgen we het in haar schilderkunst zo bekende tegenspel tussen de menselijke figuur en rustige, niet-organische vormen.
Het werk van Walbers bewijst alvast één stelling overduidelijk: er is héél wat inspiratie toe nodig en er is een arsenaal aan bagage en technische kunde vereist, wil men als kunstenaar werkelijk eenvoudig zijn.
Luc Clerinx (A.I.C.A.)