Ons Erfdeel. Jaargang 26
(1983)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 403]
| |
Het Nederlandse boek in Italiaanse vertaling
| |
[pagina 404]
| |
‘Louis Couperus. Invito alla lettura’.
Uitgegeven in 1974, ter gelegenheid van een Couperusherdenking. bestudering van de laatste vijfentwintig jaar, dus van een periode waarin Nederland in Italië zeer veel aandacht genoot.Ga naar eind(1) Dit laatste kwam niet bepaald door de literatuur maar door de ontwikkelingen binnen het Nederlandse katholicisme. Alles wat er in de Nederlandse kerkprovincie gebeurde, werd zeer intensief aan de andere kant van de Alpen gevolgd, en niet alleen door het Vatikaan. Het gevolg was dat bijna ieder boek dat in Nederland verscheen en iets met theologie te maken had, vertaald werd. Van de theoloog E. Schillebeeckx werden er achttien werken vertaald, waarvan er één (De Christusontmoeting als sacrament van de Godsontmoeting) in 1975 al aan zijn achtste druk toe was. We vinden verder zeer uiteenlopende figuren als W. van Straaten (Oostpriesterhulp) en P. Schoonenberg. Publikaties als die van de Synode van de Hervormde Kerk of van de niet-gelovige F. Sierksma vonden gretig aftrek. De oproep van een verontruste katholiek (C.J. de Vogel, Aan de katholieken van Nederland. Aan allen, 1973) werd meteen vertaald, evenals het uit hetzelfde jaar stammende geruststellende werk van W. Goddijn: De beheerste kerk. Uitgestelde revolutie in R.K. Nederland. De Italiaanse versie luidt: La vera storia del dissenso olandese (1974). De protagonisten van dit gebeuren waren in Italië goed bekend en het verloop van hun strijd werd ademloos gevolgd.
Er is duidelijk sprake van een golfbeweging: in 1961 werd er geen religieus werk vertaald, evenmin in 1979. Daartussen ligt dan de golf, met als hoogtepunten de jaren 1968 en 1969, toen er per jaar ongeveer vijfentwintig werken vertaald werden. In het voetspoor van de meer theologische geschriften volgden kinderboeken, van onder andere C.M. de Vries en Piet Worm. De priester-dichter H. Oosterhuis boekte met zijn Bid om vrede in 1971 reeds een vierde druk. Dit werk is daarmee waarschijnlijk de meest verkochte Nederlandse dichtbundel in Italiaanse vertaling. Heel opvallend is dat Pieter van der Meer in deze jaren plotseling in Italië veel gelezen wordt. Zes boeken, alle vertaald uit het Frans, worden binnen het tijdsbestek van enige jaren op de markt gebracht. Zijn Dagboek is in 1977 al aan zijn zevende druk toe.
Met deze religieuze ontwikkeling hing nauw samen de evolutie op ethisch en psychologisch gebied. De vertaling van Het volkomen huwelijk van Th. van de Velde beleefde snel haar negende druk. J.H. van de Berg, A. Terruwe, J. Foudraine, J. van Ussel en tal van anderen vinden hun weg, evenals veel pedagogen. Daarentegen duidelijk minder de filosofen: | |
[pagina 405]
| |
Multatuli, ‘Max Havelaar’, eerste Italiaanse vertaling in 1965.
een enkel boek van B. Delfgauw of A. van Melsen. De sociale bewegingen die Nederland in deze jaren beroerd hebben, klinken evenmin door. Weinig hoort men bijvoorbeeld de echo van provo. De Lage Landen staan traditioneel bekend om hun beeldende kunsten. Het zijn dan ook de auteurs die zich op dit terrein bewegen, die in het buitenland succes kennen. Een leuk voorbeeld hiervan is de in Nederland zelf vrijwel onbekende Hendrik Willem van Loon, die in Verenigde Staten populair was en wiens boek over Rembrandt een dertig jaar geleden ook in Italië goed verkocht werd. Van Loon schreef echter in het Engels. Wel veel wetenschappelijke auteurs zijn uit het Nederlands vertaald. Dit geldt vooral voor de historicus Huizinga: zijn werk wordt nog steeds herdrukt. Maar nu de literatuur in engere zin! Wat is er sinds ongeveer 1960 op de Italiaanse markt gebeurd? Welnu, één ding valt meteen op: de Italiaanse belangstelling voor de godsdienstige ontwikkelingen in Nederland heeft zich verder niet uitgestrekt op het gebied van de schone letteren. Evenmin is er een bepaalde trend te ontdekken, behalve dan het feit dat juist vele vooraanstaande na-oorlogse auteurs ontbreken. Er zijn enige kleine uitgeverijen die Vlaamse auteurs uitbrengen. Zo publiceerde Uitgeverij Maia in Siëna: Stemmen en Spiralen van J. Marijnen, Het dwaallicht van W. Elsschot, Het boek van Joachim van Babylon van M. Gijsen en Zuster Virgilia van G. Walschap. In Milaan verschenen er in 1964 drie bundeltjes gedichten, gewijd aan G. Gezelle, J. van Nijlen en P. van Ostaijen. Deze waren uitgegeven door een groepje liefhebbers onder leiding van een zekere Maria Vailati. Opvallend is verder dat de Milanese uitgeverij Mondadori in 1973 twee titels van Heere Heeresma uitbrengt (Een dagje naar het strand en Teneinde in Dublin) en het jaar daarop twee van zijn broer Faber (Francis Pax, Bonbons voor Belinda en Bijzonder Spaans). De uitgever Feltrinelli lanceert in 1977 Gangreen I van Jef Geeraerts en in 1978 Ik ben maar een neger van dezelfde schrijver. Van doorslaggevend belang bij Geeraerts moet de gunstige kritiek van Henry Miller op de Amerikaanse uitgaven zijn geweest.
Verder nog uit Nederland: B. Aafjes, Morgen bloeien de abrikozen; Piet Bakker, Ciske de rat (drie drukken); M. Dermoùt, De tienduizend dingen; J. de Hartog, Stella; G. Krol, Het gemilimeterde hoofd; J. Mens, Meester Rembrandt; Multatuli, Max Havelaar (de eerste Italiaanse vertaling, 1965); J. van Velde, De grote zaal; van S. Vestdijk twee romans: Rumeiland (twee drukken) en De kelner en de levenden. Laatstgenoemd boek had in tegenstelling met het eerste matige kritieken en weinig succes. Tenslotte De nacht der | |
[pagina 406]
| |
Gerrit Krol, ‘Het gemilimeterde hoofd’.
Girondijnen van J. Presser. Deze novelle kreeg zeer veel aandacht in de pers en de kritieken waren vrij positief. Maar van de oplage van vierduizend exemplaren is nu, ongeveer vijf jaar na de publikatie, slechts de helft verkocht. En dit ondanks het feit dat de vertaling verzorgd was door een bekende Italiaanse schrijver, namelijk Primo Levi. Krols Het gemilimeterde hoofd werd in 1969 vertaald. Mevrouw Olga Maria Brouwer, die de vertaling verzorgde, had grote problemen met de uitgever Mondadori naar aanleiding van een foto in de Nederlandse editie. Deze foto, een soort erotische ogentest, vertoont in tweevoud een nogal kubistisch naakt. Om de gevoelens van de Italiaanse lezers te sparen werd zij niet in de Italiaanse editie opgenomen. La testa millimetrata verwierf in 1970 een aanmoedigingsprijs: ‘Il libro giovane’.
Uit Vlaanderen: H. Claus, Thyestes; H. Conscience, Houten Clara; J. Daisne, De trein der traagheid; M. Gijsen, Mijn vriend de moordenaar; M. Gilliams, Winter te Antwerpen; F. Timmermans, De zeer schoone uren van Juffrouw Symforosa, Begijntje en J. Vandeloo, Het gevaar. Ongetwijfeld zullen wel enige werken aan mijn aandacht ontsnapt zijn, maar het totale beeld zal daardoor niet veranderen.
Het eerste wat opvalt, is het aantal grote afwezigen. We noemen slechts L.P. Boon, H. Raes, W.F. Hermans, H. Mulisch, G. Reve en J. Wolkers. De meeste boeken werden niet herdrukt. Rumeiland kende een tweede druk, Ciske de rat een derde; de overige brachten het niet zo ver. De vertaalde werken zijn zeer ongelijk van kwaliteit. De naar ons oordeel kwalitatief betere romans ondergaan geen beter lot dan de andere. Dit brengt ons meteen tot een belangrijke constatering: het is niet gebrek aan kwaliteit die de Nederlandse literatuur in het buitenland onbekend maakt. Immers juist de mindere goden op de Nederlandse literaire Olympus doen het vaak goed. Evenals trouwens de Nederlandse jeugdlectuur, die in Italië tamelijk goed vertegenwoordigd is.
Er is over deze kwestie de laatste tijd veel gediscussieerd, vooral naar aanleiding van een polemiek in het tijdschrift De Gids. De Amerikaanse bevindingen van Ton Anbeek waren hierbij de aanleiding tot vaak felle reacties. Hoe moeten we nu verklaren dat de Nederlandse literatuur het elders zo slecht doet? Hoe komt het dat we slechts kandidaten voor de Nobelprijs leveren, maar geen winnaars? Het blijkt moeilijk om een verklaring te geven. Ongetwijfeld heeft onze literatuur nog geen Shakespeare voortgebracht, | |
[pagina 407]
| |
Maurice Gilliams, ‘Winter te Antwerpen’.
dus een auteur die door zijn kwaliteit iedere barrière doorbreekt. Het toneel heeft trouwens amper onze schrijvers tot grootse schepping geïnspireerd. Verder wordt de taalbarrière gemakkelijk doorbroken als een auteur schrijft in een taal die op dat moment sterk domineert, zoals in het verleden het Frans en nu het Engels. Door de sucessen van zijn Engelse vertaling heeft Jef Geeraerts toegang in Italië gevonden. Dit geldt waarschijnlijk ook voor Jan de Hartog en gedeeltelijk voor Anne Frank.
Indien een land zeer exotisch aandoet of in de belangstelling staat door zeer schokkende gebeurtenissen kan dit eveneens vertalingen bevorderen. Dit geldt bijvoorbeeld de Russische dissidentenliteratuur of die uit Zuid-Amerika. In dit licht kan men eveneens het succes van Anne Frank plaatsen. Evenals de geweldige hoeveelheid vertalingen van Nederlandse religieuze boeken. Maar, zoals we zagen, deze belangstelling is in Italië niet overgegaan op de literatuur. Dit komt misschien doordat er in Nederland geen auteurs waren die in hun romans deze religieuze problematiek indringend verwoord hebben. Er is geen Nederlandse Graham Greene. Des te meer gebeurde dit in het gereformeerde kamp; noch J. Wolkers, noch J. Siebelink of M. 't Hart is echter in het Italiaans vertaald. Vlaanderen had er wel; het is dan ook niet toevallig dat Zuster Virgilia en Het boek van Joachim van Babylon uitgegeven werden. Italië is daarentegen nog niet op de hoogte van de persoonlijke devotie van Gerard Reve voor Maria.
Al met al kende onze literatuur in Italië nog minder succes dan in Engeland, Duitsland, Frankrijk of de Oosteuropese landen. Sinds 1947 wordt onze taal onderwezen aan de universiteit van Rome en op een aantal andere plaatsen. Het is moeilijk om een precies aantal te noemen, want onder andere door een steeds wisselend beleid van de overheid verandert dit ieder trimester. Aan die universiteiten poogt men inderdaad onze letteren wat meer bekendheid te geven. Mevrouw Gerda van Woudenberg, die van 1952 tot 1969 in Rome doceerde, heeft op dit gebied grote verdiensten. Evenals verschillende andere docenten. Jammer genoeg zijn die docenten bijna allemaal Nederlanders of Vlamingen. We hebben nog geen belangrijke Italiaanse neerlandici, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Frankrijk, waar iemand als Brachin zo veel gedaan heeft voor de bestudering en verdediging van het Nederlands, en wel als hoogleraar aan de Sorbonne. Het is van essentieel belang dat invloedrijke en begaafde mensen uit het land zelf zich | |
[pagina 408]
| |
Moderne Nederlandse poëzie in het Italiaans vertaald.
inzetten voor onze literatuur. Dit blijkt voor Italië meteen al bij die ene uitzondering: Giacomo Prampolini (1898-1975). Deze geniale polyglot, auteur van de Storia universale della letteratura, die zich op veel gebieden verdienstelijk maakte, had een bijzondere band met de Nederlandse literatuur. Niet alleen vertaalde hij verschillende romans van zijn vriend Van Schendel en schreef hij in 1927 een bloemlezing (La letteratura olandese e fiamminga, 1880-1924), maar vooral was hij van belang door zijn permanent ijveren voor een zaak die in Italië nog maar weinig verdedigers had. Gerda van Woudenberg noemt hem ‘een der eerste Italiaanse literair-historici en vertalers, die zich serieus en op kunstzinnige wijze voor dit doel ingezet hebben’.Ga naar eind(2) Het ziet er gelukkig naar uit dat enige jonge Italianen zijn voetstappen volgen. Er zijn in Italië beslist deskundige vertalers, die ook steeds bereid zijn om dit te tonen. Er liggen verschillende manuscripten bij uitgevers waarvan sommige reeds aanvaard zijn. Zoals bijna overal worden deze vertalers matig betaald. Alleen bij zekere kassuccessen, bijvoorbeeld bij boeken die het internationaal goed doen of die als basis voor een gevierde film gediend hebben, geeft een uitgever een opdracht. In bijna alle andere gevallen wendt een vertaler zich tot de uitgever, vaak met een reeds grotendeels voltooid manuscript. Zo gaat het met bijna alle Nederlandse romans. De persoonlijke invloed van zo'n vertaler kan hierbij een zeer grote rol spelen; we wezen in dit verband op Primo Levi en Giacomo Prampolini. Evenals het bestaan van Engelse of Franse vertalingen. Tegenwoordig bemiddelt de ‘Stichting ter bevordering van de vertaling van Nederlands letterkundig werk’, die in Amsterdam zetelt. Voordien hing alles af van individuele initiatieven, er was nog geen enkel centraal beleid, hetgeen dan ook de afwezigheid van zo veel belangrijke auteurs verklaart.
De laatste drie jaar is er geen enkel Nederlands literair werk gepubliceerd. De uitgevers maken een economisch zeer slechte tijd door en wagen niets. Maar er zijn projecten: de uitgever Adelphi bijvoorbeeld publiceert deze winter Het verstoorde leven van Etty Hillesum. Er is alle reden om voor dit ontroerende boek een goede ontvangst te verwachten. |
|