critici spraken toen over een nieuwe kunst en voor het eerst werd ook de bepaling ‘onaards’ gebruikt.
Met houten blokken en ijzeren voorwerpen maakt Van Hoeydonck in 1960 zijn Bonshommes, de eerste robotachtige wezens, die in zijn oeuvre verschijnen. Tegelijkertijd maakt hij zijn Onbewoonde planeten, waarvoor hij verf op een paneel schiet en deze laat exploderen, waardoor er kraters ontstaan, die aan inslaande meteoren doen denken. Deze planeten zijn nog fel gekleurd en doen erg lyrisch aan. In 1961 reisde Van Hoeydonck voor het eerst naar New York en hadden de eerste bemande ruimtevluchten plaats. De kunstenaar zag zijn jeugddromen realiteit worden. Zijn verbeelding wordt er alleen maar door geactiveerd. In 1962 maakt hij een reeks Futuristische steden, waarbij hij allerlei elektriciteitsonderdelen op een paneel bevestigt en het geheel wit spuit. De witte kleur, waartoe hij zich reeds vroeger aangetrokken had gevoeld, krijgt nu een symbolische betekenis. Het wit staat voor het onbekende, het geheimzinnige, het raadselachtige dat in de kosmos geleidelijk wordt onthuld.
Intussen werkt Van Hoeydonck ook aan zijn Planetscapes, wit bespoten landschappen, die bestaan uit kleinere en grotere bollen, bevestigd op een paneel. Deze bollen stellen trossen planeten voor, zwevend in de kosmos, terwijl de witte kleur de stilte en de eindeloosheid oproept.
Met het gebruik van wit bespoten ledepoppen verschijnt ook de mens in deze kosmische kunst. Een mooi voorbeeld is het Ruimte controlestation uit 1963. De mens zal trouwens mettertijd een steeds belangrijker plaats in de kunst van Paul van Hoeydonck verwerven.
Steeds actief in de avant-garde zal Van Hoeydonck ook weer de eerste zijn om het draperen in de moderne kunst in te voeren. In zijn Triptiek van de ruimte uit 1964 blijkt hoe het draperen van een klassieke schoonheid getuigt en zelfs de beelden van het oude Griekenland in herinnering brengt.
Een tragische ondertoon krijgt zijn werk wanneer hij tot het uitbeelden van Mutanten komt. Een bestraling door radioactiviteit kan vroegrijpe kinderen met een grotere intelligentie veroorzaken. Ondanks alle gevaren blijft Van Hoeydonck een optimist. Niet alleen ziet hij onbeperkte mogelijkheden voor het bestaan van de mens in de ruimte, maar ook op aarde zou de mens een eventuele bestraling overleven, zij het dan als mutant. Deze thematiek zal Van Hoeydonck telkens weer met talrijke varianten uitbeelden. Een hoogtepunt in dit genre bereikt hij in 1974 met de mutantengroep De schreeuw.
De mens in de greep van de mechaniek gaat Van Hoeydonck steeds vaker uitbeelden. Dank zij een snelle ontwikkeling van de cybernetica komt men tot een symbiose tussen mens en machine. Van Hoeydonck schept nu armen, benen, torso's, die hoofdzakelijk uit mechanische onderdelen bestaan en die aan ledepoppen worden vastgemaakt. De cybernetica verschaft de mens nieuwe extensiemiddelen, die hem ook grotere mogelijkheden bieden in de verovering van de ruimte. Zo blijkt hoe Van Hoeydonck consequent voortbouwt aan de uitbeelding van zijn jeugddroom, waarbij kunst en wetenschap wedijveren om aan de top te staan.
In zijn jongste beelden zien wij hoe voor het eerst ook de humor een plaats in dit oeuvre krijgt. Deze is merkbaar in beelden als Gretchen im Wald. Die humor komt soms ook voort uit het overdreven vervormen van bepaalde lichaamsdelen. Wij staan hier blijkbaar aan het begin van een nieuwe periode in een oeuvre, waarin mythe en werkelijkheid elkaar voortdurend terugvinden.