Ons Erfdeel. Jaargang 26
(1983)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||
W.F. Hermans (o1921)
(Fotoarchief: Letterkundig Museum). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||
Het evangelie volgens W.F. Hermans
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||
Alvorens over te gaan tot kwesties betreffende analyse en interpretatie van de novelle, geef ik in het kort de inhoud van het verhaal weer. Een Nederlander, de ik-figuur, maakt tijdens de Tweede Wereldoorlog deel uit van een internationale groep partizanen die ergens in Oost-Europa vecht tegen de Duitsers. De Nederlander, die een geïsoleerde positie in de groep inneemt (hij verstaat niemands taal), gaat na de verovering van een kuurbadplaats met een onbegrepen opdracht alleen het stadje in. Hij gaat binnen in een van de verlaten huizen, een luxe villa, en besluit er te blijven. Hij neemt een bad, trekt een burgerkostuum aan en doet zich voor als ‘de zoon des huizes’ tegenover de Duitsers die na herovering van het stadje zich melden voor inkwartiering. Van die Duitsers heeft de nieuwe eigenaar geen last. Wel een probleem vormt de terugkeer van de echte eigenaars. Deze, man en vrouw, worden koelbloedig vermoord. Een bedreiging vormt ook één, afgesloten kamer op de bovenverdieping, waar een kat vaak voor de deur zit te miauwen. Op een dag staat de deur open. In de kamer bevindt zich een oude man, bezig met de verzorging van vissen, die in talrijke aquaria langs de wanden leven. Als de krijgskansen keren en de partizanen opnieuw het stadje veroveren trekt de ik-figuur zijn uniform weer aan, sluit de Duitse kolonel op in de kelder en haalt de zegevierende partizanen in huis. Deze vernielen in een dag vol dronkemanstonelen het interieur en mishandelen de kolonel. Als de troep de volgende morgen aftrekt, gaat de ik-figuur met hen mee. In een boom voor het huis hangen de lijken van de oude man, de Duitse kolonel en de vermoorde vrouw van de eigenaar. De ik-figuur gooit nog een handgranaat in het deerlijk gehavende huis.
In 1964 publiceerde Kees Fens een analyse van Het behouden huis, die geldt als de belangrijkste die tot nu toe van het verhaal gegeven is.Ga naar eind(2) Bronzwaer sprak zelfs, en dat al in 1969, van ‘de definitieve analyse’.Ga naar eind(3) Er is intussen over Het behouden huis nog wel wat meer en ook wat anders te berde gebracht dan Fens aan de orde stelde. Dat neemt echter niet weg dat zijn Merlijn-artikel niet alleen de eerste dieper gravende analyse van Hermans' novelle was, maar ook, zoals gezegd, de tot nu toe meest overtuigende.
De beschouwing van Fens spitst zich toe op de betekenis van het verlaten huis, dat de Nederlandse partizaan in z'n eentje betrekt. Uit de chaos van de oorlog betreedt de ik-figuur een huis ‘waar alles voor het wonen geordend is’.Ga naar eind(4)Ga naar eind(5) Het huis staat voor orde, behoud, zekerheid, veiligheid. Er is echter één onrustwekkend element in het huis: de afgesloten kamer. Fens ziet een parallel tussen het huis en die kamer, tussen de nieuwe bewoner van het huis en de oude man in de aquariumkamer. De functie daarvan is dat de ik-figuur zich zijn overeenkomst met de oude man bewust wordt en daarmee het hachelijke van zijn situatie. Een soortgelijk spiegeleffect is te zien in de verhouding tussen de ik-figuur en de Duitse kolonel. In de ontmoeting met de kolonel, die zich oorlog of geen oorlog iedere morgen om half zeven met warm water scheert, ondergaat de ik-figuur een karikaturale confrontatie met zichzelf: de Duitser is ook iemand die orde heeft gezocht in de chaos, een op de spits gedreven, tot komedie verworden orde.
Dupuis is het met de visie van Fens niet eens. In zijn eerder genoemde boek gaat hij uit van de stelling dat bij Hermans' romanhelden een drietal fundamentele houdingen t.o.v. de buitenwereld te constateren is. Een daarvan bestaat in een onbewuste dierlijkheid, de mens als dier. In dat verband wijst Dupuis op het bij Hermans herhaaldelijk voorkomende motief van de zelfopsluiting. ‘Het dier kruipt in zijn hol om zijn vel te redden’.Ga naar eind(6) Een | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||||
duidelijk voorbeeld daarvan levert de ikfiguur uit Het behouden huis. ‘Zijn vlucht in het huis (beantwoordt) aan een verlangen zich met een primitief dier gelijk te stellen’.Ga naar eind(7) Het huis is zijn hol, dat hij verdedigt en waarin hij zich veilig waant. De cultuur is nog slechts aanwezig in de vorm van een aantal gewetensbezwaren, b.v. het gevoel van innerlijke afkeuring bij het aftikken van sigaretteas op het tapijt, ‘doch zij komt vooral hierdoor tot uiting dat een bepaalde kamer in het huis gesloten blijft en dus de “compleetheidstoestand” van de partizaan steeds bedreigt (...) Dat deze kamer de cultuur symboliseert blijkt verder hieruit dat daarin een aquarium staat waarin een oude man zeldzame vissen in leven houdt’.Ga naar eind(8)
Dupuis stelt zijn visie t.a.v. de betekenis van het huis tegenover die van Fens, maar doet daarbij zijn opponent geen recht door het voor te stellen alsof Fens de relatie oorlog-huis ziet in termen van natuur-cultuur. Maar Fens gebruikt die woorden niet; hij hanteert de veel ruimere begrippen van chaos tegenover orde.
In het verlengde van zijn opvatting over de functie van het huis als een hol waarin de partizaan wegkruipt om er te leven in een primitieve staat van bijna onbewustheid, vermeldt Dupuis dat deze voorstelling van zaken nauw aansluit bij de Freudiaanse idee van de terugkeer in de moederschoot, waarvoor de tekst een aantal treffende indicaties geeft.
Enkele jaren na de dissertatie van Dupuis kwam K. Zickhardt met een uitgewerkte psycho-analytische interpretatie van Het behouden huisGa naar eind(9), waarin eveneens het huis geduid wordt als moedersymbool, als uturus waarin de ik-figuur in een prenataal stadium terugkeert. Tot de andere verhaalelementen door Zickhardt aan een Freudiaanse symboolinterpretatie onderworpen, behoort de oude man, in wie kenmerken van de oervader worden aangewezen. ‘Steun voor die overtuiging vinden we in het feit dat hij zich in een deel van de moeder bevindt dat slechts door klimmen (coïteren) te bereiken is. Voor de deur die de ik niet kan openen omdat hij er geen sleutel (penis) voor heeft, beschikt de Oude zelfs over een hele sleutelbos!’.Ga naar eind(10) Terwijl de oude man het verheven deel van de oervader vertegenwoordigt staat de Duitse kolonel voor het verachte deel van die vader.
De visies van Fens, Dupuis en Zickhardt zijn de meest uitgewerkte die tot nu toe Het behouden huis gegeven zijn.Ga naar eind(11) Ik heb echter alleen die aspecten gereleveerd die voor het vervolg van dit artikel van belang zijn. Ik zou n.m. de genoemde elementen aan een andere interpretatie willen onderwerpen. Alvorens dat te doen geef ik een schematisch overzicht van de hierboven vermelde interpretaties.
Afgezien van een enkele oppervlakkige verwijzing is tot nu toe door niemand, bij mijn weten, gewezen op de religieuze en met name bijbelse aspecten die in Het behouden huis getraceerd kunnen worden. De bijbel als Fundgrube? Het zou | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||||
mij niet verbazen als deze mededeling bij vele Hermans-lezers met enige scepsis ontvangen zou worden. De Sade, Freud, Schopenhauer, Nietzsche, Wittgenstein, dat zijn namen die men verwacht als het om ‘de invloed van invloed’ bij Hermans gaat. Toch is het niet ongerijmd om bij een auteur die God, hemel, engelbewaarder en evangelie opvoert tot in de titels van zijn boekenGa naar eind(12) (en die onder zijn pseudoniemen twee paters teltGa naar eind(13)), om bij zo'n auteur belangstelling voor religie, en met name voor het christendom, te veronderstellen. Wie behoefte heeft aan bewijs leze het artikel dat Coen Bersma schreef ‘over religieuze elementen in het literaire werk van Willem Frederik Hermans’Ga naar eind(14), waarin zestien kolommen lang Hermans' boeken worden uitgekamd op terloopse en breed uitgemeten res sacrae. Dat de wijze waarop die ‘heilige zaken’ bij Hermans ter sprake komen nooit bruikbaar is voor apologetische doeleinden doet in dit verband niet ter zake. Op zijn speurtocht naar religieuze aspecten noemt ook Bersma Het behouden huis niet. Dat ze er wel degelijk in voorkomen zal blijken als we de eerder genoemde elementen nog eens de revue laten passeren.
HET HUIS heeft niet rechtstreeks te maken met bijbel of religie (de gouden engeltjes aan het plafond zijn daarvoor een te zwakke allusie), maar het is wel het decor waarin een aantal bijbelse gegevens hun plaats krijgen. Fens noemt het huis een symbool van de orde. Het is eigenlijk verwonderlijk dat hij die orde niet rechtstreeks verbindt met het begrip cultuur. Want als er iets duideiljk naar voren komt uit de beschrijving van het huis dan is het de nadruk die gelegd wordt op elementen die typerend zijn voor de traditionele westerse cultuur: architectuur, schilderkunst, muziek, wetenschap, materiële welstand en technisch comfort. Het huis staat voor cultuur en beschaving zoals wij die hier in Europa kennen. Een element dat sinds bijna tweeduizend jaar die Europese beschaving sterk medebepaalt is het christendom, met zijn geloof in een persoonlijke God en een bovenzinnelijke wereld zoals die uit de bijbel naar voren komen. Ook dat belangrijke cultuurelement is in het huis aanwezig.
DE AFGESLOTEN KAMER is het symbool van die bovenzinnelijke wereld, van de hemel. Ze ligt op de bovenverdieping van het huis, achter een gesloten deur en vormt wat Fens noemt een ‘voortdurende dreiging, het onrustverwekkende onbekende element’.Ga naar eind(15) De onzekerheid die de ik-figuur voelt in verband met de afgesloten kamer is de angst voor ‘das ganz Andere’, het numineuze, het hiernamaals. De huiver voor de onbekende kamer is de ‘horror coeli’, de schrik voor de hemel, om het met een van Hermans zelf geleende term te benoemen.Ga naar eind(16)
Op een morgen plaatst de ik-figuur een ladder tegen de achtergevel van het huis, onder de ramen van de kamer. Terwijl hij de sporten bestijgt volgt zijn schaduw hem, als een aap. In de bekende droom van Jakob uit het boek Genesis staat: ‘Zie, op de aarde stond een ladder, waarvan de top tot de hemel reikte; en de engelen Gods klommen er op, en daalden er af’ (Gen. 28:12).Ga naar eind(17) De overeenkomst is duidelijk: een ladder tegen de hemelkamer, maar in plaats van engelen, het spiegelbeeld of negatief daarvan: de aap.
De ladderscène kent nog een merkwaardig detail. De ik klimt naar boven ‘opkijkend tegen de witte stenen waarin miljoenen zonnen kleiner dan speldekoppen glinsterden’.Ga naar eind(18) In het Boek der Openbaring van Johannes komt een beschrijving voor van de Heilige Stad, de hemel, die een grote muur had, waarvan de ‘lichtglans leek op edelsteen, op jaspis helder als kristal’ (Openb. 21:11).
Deze poging om via de buitenzijde van het huis achter het geheim van de kamer te | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||
komen levert niets op. Maar op de avond van dezelfde dag komt er een lichtschijnsel uit de kamer. Met uitgestrekte handen (een ritueel gebaar) nadert de ik-figuur. Opnieuw wekken feiten en gebeurtenissen reminiscenties aan het Boek der Openbaring. ‘De deur van de kamer stond op een kier’ (HBH, p. 55). In de Apokalyps begint het hemelvisioen met de mededeling: ‘En zie, een deur stond open in de hemel’ (Openb. 4:1). Johannes raakt in geestverrukking:
De overeenkomsten met wat de partizaan te zien krijgt in de kamer zijn frappant.
Wat de geheimzinnige kamer betreft lijkt er geen twijfel meer mogelijk: ‘het toneel is in den hemel’.
Er zijn nog een paar dingen die de idee dat de aquariumkamer de hemel voorstelt versterken. De vis is vanouds een christelijk symbool. Het Griekse ichthus (vis) is een letterwoord waarmee Christus wordt aangeduid. Er zijn vele soorten vissen in de kamer, maar één wordt met name genoemd: paradijsvissen. In het bij- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||||
belse spraakgebruik is paradijs synoniem met hemel (‘Heden zult ge met Mij zijn in het paradijs’ (Lc. 23:43)).
Lange tijd heeft één gegeven in verband met de afgesloten kamer me voor een raadsel geplaatst. De betekenis n.m. die aan de kat moet worden toegekend, die in het verhaal een opvallende rol speelt. Een zwarte kat die de ik-figuur tijdens een wandeling in de omgeving heeft ontmoet en meegenomen naar het huis. Bijna altijd wanneer die kat ter sprake komt, zo'n keer of tien, is er tevens sprake van de geheimzinnige kamer. Er blijkt een duidelijke relatie te bestaan tussen de kat en die kamer. Natuurlijk, in het oppervlakte-verhaal zijn het de vissen die de kat naar de kamerdeur lokken. Maar een motief dat zo herhaaldelijk terugkomt moet meer betekenen. Bronzwaer meent dat Het behouden huis binnen Hermans' werk een hoge plaats inneemt o.a. door het ontbreken van irrelevante details.Ga naar eind(20) Urenlang zit de kat 's nachts te miauwen voor de deur van de gesloten kamer. ‘Hij liet mij geen rust’ (HBH, p. 42). Later, als de ik-figuur de kamer betreedt is de eerste waar hij op stoot (letterlijk!) de kat. Ondanks deze nadrukkelijke aanwezigheid is er tot nu toe weinig of niets over de symboolwaarde van die kattepassages geschreven. Hermans zelf echter heeft op deze kwestie licht laten schijnen in een interview gegeven kort voor het verschijnen van Het behouden huis.Ga naar eind(21) Op de opmerking van de interviewer dat Hermans zich in zijn laatste boek (Ik heb altijd gelijk, K.K.) tegen het katholicisme keert, antwoordt de auteur: ‘Niet tegen dezen godsdienst als zodanig, daarover heb ik mij nooit uitgelaten, al kan ik verklappen dat ik graag zou zien dat sommige dieren, b.v. de kat, heilig konden worden verklaard, zoals de koe bij de Hindoes. Als ik gelovig was zou ik alleen de voorspraak van heilige dieren willen inroepen. In het algemeen is de lage rang van het dier in het Christendom te betreuren. In den bijbel komt geen enkele kat voor. De mens staat veel dichter bij het dier dan christelijke denktradities ons doen menen’.Ga naar eind(22) De zwarte kat stapt door Het behouden huis als een hommage aan de heilige kat. Daarom komt hij in het beeld telkens als er sprake is van de ‘heilige’ kamer, en geeft Hermans hem een plaats in die hemelkamer. Maar in dat heiligdom vol christelijke symbolen is het dier kennelijk een ongewenste vreemdeling. Als de kat tegen de oude man (= God) opspringt duwt deze hem weg: in het christendom is geen plaats voor heilige dieren
DE OUDE MAN. In de hemel hoort een god. Dat de oude man in de aquariumkamer kenmerken vertoont die hem stempelen tot de incarnatie van het godsbeeld zoals dat uit de bijbel naar voren komt, daarvan is eerder al sprake geweest (zie vorige pag. sub. f): De oude man is zowel de Eeuwige (‘zo oud als ik nog nooit iemand had gezien’ HBH, p. 56) als de Schepper van al wat leeft (tachtig jaar heeft hij gewerkt aan het kweken van zijn ‘vele, vele vissen’ HBH, p. 57). Zickhardt heeft er al op gewezen dat de oude de trekken vertoont ‘van een rijkelijk ouderwets godsbeeld’.Ga naar eind(23) Hermans maakt wel vaker gebruik van die traditionele godsvoorstelling. In Nooit meer slapen b.v. wordt gesproken over een ‘hiernamaals met daarin een eeuwig mannetje, nog ouder dan jij’.Ga naar eind(24)
Dat de oude man God representeert wordt door andere gegevens nog versterkt. Als de ik-figuur de geheimzinnige kamer betreedt ziet hij een man die een brandende lamp draagt op een trapje staan. ‘De man stond met zijn rug naar mij toe’ (HBH, p. 55). Dat doet denken aan de scène uit het Oude Testament, waarin het Mozes wordt toegestaan God te aanschouwen, maar niet in het gelaat, slechts van achteren, ‘want mijn aanschijn kan niemand | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||||
aanschouwen’ (Exodus 33:23). Er vallen druppels water van de vingers van de oude man op het gezicht van de ik-figuur - een doopritueel; en aan het eind van het gesprek verlaat de partizaan achterwaarts de kamer - eerbied voor de Allerhoogste.
Dat de man die de verpersoonlijking van God is tegelijkertijd een dove, monomane en kindse stakker blijkt te zijn, heeft te maken met de rol die hij uiteindelijk in de allegorie die Het behouden huis is, speelt. Daarover straks meer.
DE DUITSE KOLONEL. Aanvankelijk treedt de Duitse kolonel in het verhaal op als representant van de cultuur, en wel als een lachwekkende personificatie van het Ordnung-muss-sein-principe. ‘“Zolang ik in dienst ben”, zei hij, “heb ik mij elke ochtend geschoren, precies om half zeven, met warm water. Ik ben vandaag precies veertig jaar in dienst. Geschoren met warm water, oorlog of geen oorlog! Dat is wat ik onder cultuur versta!”’. (HBH, p. 37) In het laatste deel van de novelle echter, waarin het stadje op de Duitsers wordt heroverd en de partizanen in het huis een bacchanaal aanrichten, krijgt de kolonel een nieuwe rol toebedeeld, die van hoofdpersoon in een luguber passiespel. Er is een treffende overeenkomst tussen wat de Duitser overkomt en het lijdensverhaal zoals dat in de Evangeliën staat opgetekend. Ik geef de scènes in de volgorde waarin ze in Het behouden huis voorkomen, een chronologie die vrijwel geheel overeenkomt met die van het bijbelverhaal.
Gevangenneming. De kolonel, alleen overgebleven nadat al zijn manschappen gesneuveld zijn, wordt door de partizaan gevangen genomen, waarbij hij geen enkele tegenstand biedt (HBH, p. 62). - Het lijdensverhaal begint met de gevangenneming van Jezus. Nadat al zijn leerlingen zijn weggevlucht, geeft Hij zich zonder verzet over (Matteus, 26:47-56).
Voor Pilatus. Staande op het bordes van het huis richt de ik-figuur zich tot de toegestroomde partizanen, die schreeuwen om de uitlevering van de gevangengenomen kolonel. De ik probeert daaraan te ontkomen door te zeggen dat er helemaal geen krijgsgevangene is; dat hij er nooit is geweest; dat hij weg is. Maar niets helpt. De partizanen dringen op, lopen de ik omver. ‘Waar is de krijgsgevangene, Hollander?’ (HBH, p. 65). Tenslotte, murw gemaakt, laat de ik zich neervallen op een bank en geeft hun de sleutels van de kelder waarin de kolonel zit. - Pilatus probeert op alle mogelijke manieren te ontkomen aan de terdoodveroordeling van Jezus, waar de Joden op het plein voor het Rechthuis om roepen. ‘Ik vind geen schuld in die man’ (Lukas, 23:4). Maar ‘luid gillend hielden ze aan, en eisten dat Hij gekruisigd zou worden; en hun kreten wonnen het pleit’ (Lukas, 23:23). Pilatus zette zich op de rechterstoel neer en ‘gaf Hem aan hen over om gekruisigd te worden’ (Johannes, 19:13-16).
Zweetdoek van Veronica. Al gauw komen de partizanen te voorschijn met de hevig bloedende kolonel die na het scheren geprobeerd heeft zich de hals door te snijden. Als de ik hem ziet reikt hij hem zwijgend zijn zakdoek (HBH, p. 70) - Deze scène doet denken aan de bekende, zij het apokriefe, gebeurtenis, waarbij Jezus op zijn kruisweg van de Jeruzalemse vrouw Veronica een doek krijgt aangereikt om zijn bebloed gelaat af te wissen.
Geseling en doornenkroning. Pilatus liet Jezus geselen. ‘Vervolgens vlochten soldaten een kroon van doornen die ze Hem op het hoofd zetten. Ze bespotten Hem en sloegen Hem in het gelaat (Johannes, 19:1-3). - In het relaas van de mishandeling van de kolonel zit een passage die gemakkelijk als een parallel van geseling en doornenkroning gedecodeerd kan worden. Er staat ‘Anderen (d.i. andere partizanen K.K.) deden een eigenaardig spelletje. Zij trokken het behang van de muur | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||||
en vergeleken wie de langste reep in één ruk had afgescheurd. Hoe werd de winnaar beloond? De kolonel lag vastgebonden op de vloer, tegen de lambrizering. Zij hadden zijn hoofd door een schilderij geslagen, de lijst zat om zijn schouders. De winnaar ging naar hem toe en schopte hem’ (HBH, p. 72).
Kruisiging. Op Calvarië voerden vier soldaten de kruisiging uit. (Johannes, 19:23). - Vier partizanen kantelen de vleugelpiano, trappen deksel en klankbodem eruit, zetten hem vervolgens rechtop en wrikken de snaren uit het geraamte. ‘Met de dikste snaren bonden zij de Duitser vast in het vergulde frame; als een dierenhuid spanden zij hem op’ (HBH, p. 73). Een merkwaardig detail versterkt de overeenkomst met de kruisiging op Golgotha. Als de kolonel in het frame van de piano hangt wordt er van hem gezegd: ‘Zijn lippen persten zich samen of hij iets proefde’ (HBH, p. 73). In het bijbelverhaal krijgt Jezus aan het kruis hangend twee maal iets te drinken aangereikt: een spons met azijn en later wijn met gal vermengd. ‘Maar toen Hij het geproefd had, wilde Hij niet drinken’ (Matteus, 27:34).
Misoffer. Onmiddellijk na de kruisigingsscène volgt in Het behouden huis een passage die ik grotendeels citeer. ‘Toen kwamen er twee soldaten binnen met grote wijnglazen in hun handen. Zij droegen een groot aantal japonnen over elkaar. Hun gezichten waren geverfd. (...) Ik keek naar de antieke roemers die zij in hun handen hielden. De glazen waren volgepropt met stikkende tropische vissen. Overal vandaan kwamen soldaten op hen af’ (HBH, pp. 73-74). De scène heeft het karakter van een ritueel gebeuren: speciale gewaden, offervaten, beschilderde gezichten en mensen die van alle kanten toestromen. De vergelijking met het misoffer dringt zich op, waarbij priesters in liturgische gewaden de kelk heffen. Daarin zit wijn die veranderd is in Christus bloed. De vissen in de wijnglazen zijn, zoals eerder gezegd, een oeroud symbool van Christus. Volgens de katholieke theologie is de mis een herhaling, of liever, een opnieuw tegenwoordigstellen van het kruisoffer van Christus. De scène met de wijnkelken is dan ook goed getimed, in onmiddellijke aansluiting op het kruisigingsrelaas.
Wellicht dringt hier bij de lezer (bij deze lezer in ieder geval) de vraag zich op of bij de auteur van Het behouden huis een dergelijke kennis van de katholieke theologie verondersteld mag worden, en of hier niet eerder aan toeval, of erger, aan inlegkunde van de kant van de commentator gedacht moet worden. Het toeval heerst inderdaad wijd en zijd in Hermans' boeken, maar niet in de compositie ervan. Wat er staat en waar het staat zijn het resultaat van duidelijke bedoelingen; daaraan heeft de auteur nooit twijfel laten bestaan. En verder kan Hermans een meer dan alledaagse interesse voor en kennis van catholica niet ontzegd worden.Ga naar eind(25)
In de serie overeenkomsten tussen het bijbelse passieverhaal en wat de Duitse kolonel overkomt rest nog één punt.
CALVARIE. Als de Nederlandse partizaan de ochtend na het bacchanaal aan de voorkant van het huis komt, ziet hij aan de afgeknotte plataan het lijk van de kolonel hangen, samen met dat van de oude man en de vermoorde vrouw. Een Calvariescène. Op de Kruisberg hing Jezus tussen twee misdadigers die tegelijk met Hem gekruisigd waren. ‘Boven zijn hoofd hadden ze een opschrift gehecht met de reden van zijn veroordeling’ (Matteus, 27:37). In Hermans' verhaal is op de buik van de oude man het papier vastgespeld dat onbedoeld de reden van zijn dood werd.
Dat de aanwezigheid van zoveel bijbelse reminiscenties in Het behouden huis zo- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||||
lang onopgemerkt kon blijven zal mede veroorzaakt zijn door het feit dat Hermans nergens in zijn novelle gebruik maakt van bijbelse taal of spreekwijze. Verwijzingen naar bijbelse feiten of gebeurtenissen komen in de wereldliteratuur herhaaldelijk voor; vaak wijst een bijbelse terminologie dan de richting. In Elsschots' Dwaallicht b.v. wordt de aanwezigheid van bijbelse motieven ondersteund door religieuze beeldspraak (woorden als ‘kruisdrager’, ‘kruistocht’ en ‘zijn zending volbracht’.Ga naar eind(26) Bij Hermans niets daarvan. Zelfs als zo'n vergelijking voor de hand ligt, zoals bij de in het houten pianoframe opgehangen Duitser, wijst Hermans zijn lezers niet die weg. De kolonel hangt daar niet als de Gekruisigde, of zoiets, maar als een opgespannen dierenhuid.
Tenslotte, de bijbelse aspecten in Het behouden huis geven geen aanleiding tot een nieuwe interpretatie van het verhaal als geheel. Ze laten zich gemakkelijk invoegen in de bestaande totaalvisie zoals die door Kees Fens gegeven is. Tegenover de chaos van de oorlog lijkt het huis de orde te vertegenwoordigen, de orde van de beschaving. Tot die beschaving behoort ook het Christendom met zijn geloof in God, hemel en Christus als de Verlosser. Maar er is geen werkelijke orde, er is alleen maar chaos. De schijnorde van het behouden huis is dan ook van korte duur. Cultuur is een vernisje en religie een waansysteem. Met het huis gaan ook de hemelkamer, de oude man en de kolonel ten onder. |
|