rekend. Een aantal figuren die weliswaar rechts van signatuur zijn maar in de oorlog tot het verzet toetraden of helemaal niet anti-democratisch zijn, worden door de context waarin ze vermeld worden van collaboratie of anti-democratische gezindheid verdacht gemaakt. Hier houdt de eerlijkheid natuurlijk op. Diverse auteurs hanteren ook, gedreven door een apostolische ijver, een rechttoe rechtaan taalgebruik waardoor ze zich als groot-inquisiteurs aanstellen. Twee bijdragen komen er nog een beetje uit: Extreemrechts en de rijkswacht, een poging tot staatsgreep in België op 25 oktober 1936 (Walter Debock) en Het klavertje vier van de CEPIC (Serge Dumont). In het eerste zet Debock uiteen hoe Degrelle in 1936 met de steun van de rijkswacht de regering-Van Zeeland uit het zadel probeerde te lichten. Hij lijkt het allemaal te weten, maar over zijn bronnen is hij erg zwijgzaam. Het tweede artikel is in die zin interessant omdat het aantoont hoe extreem-rechts in de partijpolitiek infiltreert of met de rijkswacht connecties heeft. Dát is een gevaarlijke ontwikkeling voor de democratie, het bestaan van die rechtse groepjes op zich minder.
De kreeft met de zwarte scharen is gelukkig een heel ander boek. Het boek dat vier delen bevat, opent met een theoretisch hoofdstuk Wat is fascisme. Hier analyseren de auteurs, Etienne Verhoeyen en Frank Uytterhaegen, eerst de bestaande opvattingen en theorieën en formuleren daarna het algemeen fascisme-model. Dit theoretisch gedeelte is niet zonder betekenis want het begrip fascisme wordt zo gemakkelijk in de mond genomen dat men niet meer weet welke lading die vlag dekt. De auteurs die wetenschappelijk tewerkgaan waarschuwen geregeld voor een al te gesimplifieerde voorstelling van zaken. Zij wijzen ook op het vernauwde beeld dat de Vlaamse linkerzijde, bij gebrek aan serieus studiewerk, van de Vlaamse Beweging en het Vlaams-nationalisme heeft. Die linkerzijde verwart, niet gehinderd door enige kennis, graag de Vlaamse Beweging met Vlaams-nationalisme. De auteurs tonen bovendien aan dat het politieke Vlaams-nationalisme niet zonder meer een rechtse beweging is. In het tweede deel Zwarte scharen maken de auteurs, beginnend in de jaren dertig en eindigend op onze dagen, een inventaris op van 50 jaar rechts en uiterst-rechts in België. Dit is misschien wel niet het interessantste stuk omdat een inventaris nu toch eenmaal opsommend van karakter is. In Zwarte dagen, het derde deel, behandelen ze een zestal crisismomenten waarbij de aandacht vooral gaat naar de rol van extreem-rechts en haar bindingen met gevestigde kringen. De auteurs gaan hier niet op zoek naar nieuwe feiten of sensationele details, maar ze ondernemen een poging om op grond van bekende feiten een synthese te bieden waarbij het accent gelegd wordt op steeds terugkerende mekanismen. In het laatste deel, Onder de top van de ijsberg, wordt bij de rol van de middenstand in crisisperiodes stilgestaan. De middenstand is een van de elementen die de massabasis van fascistische bewegingen verklaren. In dat
milieu wordt de crisis het eerst aangevoeld en wordt de economische bedreiging het scherpst ervaren. De middenstand wordt er niet alleen mee bedreigd een deel van zijn materiële welvaart in te leveren, maar zijn economische positie, zijn plaats in het produktieproces komt rechtstreeks in gevaar. Zowel voor de tussenoorlogse als voor de huidige periode wordt onderzocht hoe de middenstand op de crisis reageert en zich ofwel binnen een bestaande politieke partij gaat organiseren ofwel zelf tot partijvorming overgaat.
Uit de bespreking is duidelijk dat wie zich over rechts en extreem rechts wil informeren beter gediend zal zijn met De kreeft met de zwarte scharen dan met het journalistiekerige Extreem rechts en de Staat.
Werner Duthoy.
- W. de Bock, J. Capelle, A. Maesschalk, F. Legros, M. Graindorge, S. Dumont, Extreem-rechts en de Staat, met een woord vooraf door E. Verhoeyen, Uitgeverij Epo, Berchem, 1981, 251 blz.
- Etienne Verhoeyen, Frank Uytterhaegen, De kreeft met de zwarte scharen. 50 jaar rechts en extreem rechts in België, met een woord vooraf door Paul Goossens, Uitgeverij Masereelfonds, Gent, 1981, 172 blz.