Socialisme onder schijnwerpers.
Het is er de tijd niet naar om eerder opgezette ambitieuze plannen op boekgebied te blijven verwezenlijken, maar de editie 1982 van wat in 1980 werd begonnen als een reeks jaarboeken die zowel in theoretisch als in historisch opzicht aandacht aan het politieke verschijnsel socialisme willen schenken, ligt nu dan toch in de boekhandel. Onder de titel dus van Het derde jaarboek voor het democratisch socialisme staan vier sociologisch en historisch onderlegde Nederlandse redacteuren er garant voor dat de lezer alweer een verzameling opstellen met een min of meer verantwoorde wetenschappelijke inslag onder ogen krijgt, die betrekking hebben op zowel Nederlandse als buitenlandse socialistische en aanverwante verschijnselen.
Wat het Nederlandse compartiment betreft wekt de bijdrage van de historicus C.H. Wiedijk over de legendarische vroegere voorzitter van de Nederlandse Partij van de Arbeid Koos Vorrink onze belangstelling naar zijn aangekondigde proefschrift over deze kleurige figuur. In 1981 gaf hij al Geluidsdocumenten rondom de welbespraakte voortrekker uit.
Wiedijks hier afgedrukte schets behandelt maar een episode uit het veelbewogen leven van de in 1891 in Vlaardingen geboren Vorrink. Het is de periode vanaf 1907, het jaar waarin hij kweekschoolleerling werd in Haarlem, tot 1914, toen hij als onderwijzer met hoofdakte een aantal jaren afsloot dat hij als een bedrijvig propagandist voor de drankbestrijding regelmatig het hele land was doorgetrokken om bekeerlingen te winnen voor zijn Kwekelingen Geheelonthouders Bond. Het is uiteraard niet de meest boeiende periode van Vorrinks leven en een tekortkoming vind ik dat de beschrijving wel erg dicht met de neus op de feiten en zonder veel bredere sociale en culturele context is uitgevoerd. Maar de contouren van de gedreven apostel, die in zijn kweekschooltijd al als een ‘fanatieke wereldverbeteraar’ werd gekarakteriseerd, tekenen zich ook hier af. Wie de latere Vorrink als vooroorlogs voorzitter, of beter voorloper, van de Arbeiders Jeugd Centrale heeft gekend en als naoorlogs voorzitter van de na de Tweede Wereldoorlog zich in breder socialistisch verband organiserende Partij van de Arbeid, vult vanzelf die omtrekken in met heel wat kleurig materiaal. Het levert een plaatje op van de man van wie zijn partijgenoot, het vroegere parlementslid Van der Goes van Naters, eens zei dat hij ‘echt geen nul was maar met zijn poten door de porseleinkast liep’.
De schrijver en journalist Ger Verrips, die eens lid van de Partij van de Arbeid was, het later weer werd en ondertussen tweeentwintig jaar lang de Communistische Partij Nederland aanhing, vult het Nederlandse gedeelte van de bundel aan met een bijdrage over de relatie van deze beide partijen in de periode tussen 1945 en 1982. Ik vind het een nogal aanvechtbaar opstel van iemand die niet alleen moeite had met zijn eigen politieke oriëntatie, maar die ook de geschiedenis te weinig kent om een dergelijke taak naar behoren te voltooien. Wat Verrips bijvoorbeeld ongenuanceerd schrijft over de rol van de CPN tijdens de laatste oorlog is geschiedvervalsing. En hoe hij kan schrijven dat er na de bevrijding geen systematisch onderzoek naar het vooroorlogse verleden is geweest, is mij een raadsel gezien de stapel geschriften van J. de Kadt, S. Tas e.t.q. Om van een ‘blinde afwijzing’ te spreken als het gaat om de houding van de Nederlandse socialisten tegen de communisten, en daarbij de praktijk van de door Moskou geforceerde Poolse regering, de overval van Tsjecho-Slowakije, de Berlijnse verdragsschendin-