Publikaties.
Het speciale nummer 740 (7-9 januari 1983) van het Frans-Vlaamse weekblad Croix du Nord maakt van de jaarwisseling gebruik om via enkele interessante aantekeningen over 1982 de toekomst in te blikken.
Op het vlak van de economie is er onder andere de pragmatische analyse Le Nord-Pas-de-Calais face à la crise internationale van Michel Falise. Ook al schrijft Falise voor sommigen bijwijlen wellicht wat te opvallend naar een welbepaalde ideologie toe, toch kan niemand loochenen dat hier heel wat interessante ideeën en suggesties bijeen staan. Zo waarschuwt hij voor te gespannen verwachtingen van de nieuwste sectoren. Zij zijn meestal het resultaat van nationale opties. Dezelfde waarschuwing geldt ook voor de hoop die men al te graag en al te gemakkelijk in de nationale regering stelt. Falise pleit ervoor dat de Frans-Vlaming zoveel mogelijk zelf zijn moeilijkheden verhelpt. Dit kan via de ontwikkeling van de diensten, een sector die meer industrieel en exportgericht is dan sommigen wel vermoeden. Verder moet de regio zichzelf waarmaken wat haar export betreft. Een gelijkaardige creativiteit of originaliteit wordt verondersteld bij de innovatie van de ondernemingen en de arbeidsmobiliteit van de werknemers. Hij vertrouwt ook op de industriële ervaring van de Frans-Vlaming.
Van de 64 pagina's gaan er ook heel wat naar de gemeenteraadsverkiezingen van maart 1983. Van elk der grootste gemeenten en steden - zomaar eventjes 86! - van het Noorden-Nauw-van-Kales krijgen we in de mate van het mogelijke een beeld van de machtsverhoudingen op de politieke kaart. Wat verder opvalt, is het antwoord op de vraag 1982 fut-il un bon millésime culturel? Voor het Festival van Rijsel is de balans eerder negatief: het aantal manifestaties nam toe, maar de publieke belangstelling stagneerde. Bovendien kan het voortbestaan van ‘l'Automne culturel de Tourcoing’, een andere manifestatie van formaat voor de melomaan, omwille van gemeentelijke budgettaire problemen in het gedrang komen. Positiever is dat Robeke met het ‘Ballet du Nord’ eerlang het regionaal centrum van de danskunst wordt. De politiek van decentralisatie en de culturele conventie tussen de staat, de regio en het ministerie van cultuur heeft wat het toneel betreft alle verwachtingen ingelost. Ook op het vlak van de plastische kunsten kan het Noorden tevreden op 1982 terugblikken: in Duinkerke opende het ‘Musée d'Art Contemporain’ zijn deuren en heel binnenkort gaat ook het ‘Musée d'Art Moderne’ van Villeneuve-d'Ascq open. Algemeen bekeken kondigt 1983 zich beloftevol aan.
In de marge van dit artikel breekt een zekere Annabel ook een lans voor de Vlaamse taal en cultuur in Frans-Vlaanderen in het bijzonder en voor de waardering van etnische minderheden in het algemeen.
In Elseviers Magazine van 22 januari 1983 neemt Michel van der Plas onder de titel Het Nederlands in de Westhoek een interview af van Jozef Deleu. De kern van het artikel handelt over de toenemende interesse én vanwege de Nederlandssprekende én vanwege de Franssprekende Frans-Vlamingen voor het Nederlands uit een reflex van cultureel-historische verbondenheid en op grond van economische overwegingen. Ook de steeds gunstiger taalpolitiek die de Franse overheid de laatste jaren is gaan voeren, komt ter sprake.
In de reeks Histoire des villes du Nord et du Pas-de-Calais, onder leiding van Yves-Marie Hilaire, is op het einde van 1982, na Histoire de la ville de Saint-Omer van Alain Derville e.a. en Histoire de Cambrai van Louis Trenard e.a., Histoire de Valenciennes verschenen.
Zoals dat ook bij de eerste twee volumes het geval was, is Histoire de Valenciennes het resultaat van de samenwerking tussen een aantal historici en geografen, dit keer geleid door Henri Platelle.
In vijftien hoofdstukken ingedeeld, maakt het boek een evenwichtige indruk. De auteurs laten de geschiedenis van Valencijn beginnen met de Romeinen. Dan volgen de grote historische stapstenen die ons tot het 20ste-eeuwse Valencijn brengen: de economische en politieke opgang van de stad in de 11de en aan het begin van de 12de eeuw; middeleeuws Valencijn; de bewogen 16de eeuw met haar politieke en religieuze verwikkelingen; de tijd van de aartshertogen en de daaropvolgende aanhechting bij Frankrijk in 1677; Valencijn tijdens de Revolutie en het Keizerrijk; het ontstaan en de expansie van de steenkoolindustrie in de 18de eeuw en hun impact op de opkomst van de metaalindustrie in de 19de eeuw. Komt dan de 20ste eeuw. Na een periode van welvaart en één van crisis tussen de wereldoorlogen, volgt na de Tweede Wereldoorlog geen echt lange periode meer van onverdeelde economische hoogconjunctuur. Toch eindigt het boek op dezelfde optimistische toon waarin Pierre Carous, senator en burgemeester van Valencijn, reeds het woord vooraf schreef: de stad zal