Film
De Vlaschaard.
Na de commerciële mislukking van zijn debuut in de lange speelfilm, met name In Kluis (1978) nam de cineast Jan Gruyaert zijn toevlucht tot wat de gemakkelijkste weg naar het succes in de Vlaamse filmproduktie is, nl. de verfilming van een overbekende roman. En welk boek kwam daarvoor meer in aanmerking dan Stijn Streuvels' De Vlaschaard (1907). Was de verfilming van Streuvels' De teleurgang van de waterhoek onder de titel Mira door de Nederlandse cineast Fons Rademakers in 1971 ook al geen kassucces?
In verband met De Vlaschaard kan men spreken van een remake in de betekenis dat Streuvels' bekendste maar niet belangrijkste roman al tijdens de Tweede Wereldoorlog, in 1943, onder de titel Wenn die Sonne wieder scheint (Der Flachsacker) door Boreslav Barlog werd verfilmd. Veertig jaar later dus een nieuwe versie van De Vlaschaard.
Boer Vermeulen (Vic Moeremans) voelt zich verdrongen door zijn zoon Louis (René van Sambeek), die meer en meer de leiding van het landbouwbedrijf op zich neemt. Tussen beiden rijst onenigheid rond het zaaien en het slijten van het vlas op de weidse akkers. In dit conflict speelt Vermeulens vrouw Barbele (Dora van der Groen) een bemiddelende rol. Louis heeft ook nog oog voor de speelse maar arme hoevemeid Schellebelle (Gusta Gerritsen). En ook dat ergert de oude boer mateloos. Uiteindelijk komt het tot een woedeuitbarsting van boer Vermeulen, die zijn zoon met een wandelstok neerslaat.
Gruyaert deed een poging om Streuvels' sterk literaire stijl in filmbeelden om te zetten. Daarbij had hij meer aandacht voor het lyrische karakter van het werk dan voor het epische. Van enige actie is in de film nauwelijks sprake. Het blijft bij wat
‘De Vlaschaard’ van Jan Gruyaert.
men in de Vlaamse film voorbijgestreefd achtte, nl. een vorm van ‘schönfilmerei’. Het is alsof Bokrijk - het Limburgse openluchtmuseum - plots met Vlaamse acteurs in boerenplunje werd bevolkt, prachtige fotografie, fotogenieke locaties, een te fraaie boerenwoning en boeren die nauwelijks lijken te lijden onder de zware levensomstandigheden, of wat men het idealiseren van het plattelandsleven van omstreeks het begin van de 20ste eeuw noemt. Het pittoreske kader is zo de essentie van deze film.
Om de 90 minuten rond te krijgen wordt het gebrek aan dramatische expressie opgevuld door close-ups en extreme close-ups van gezichten, macro-opnamen van fauna en flora en totaalbeelden van landschappen en luchten. Het weinig samenhangende geheel wekt een erg afstandelijke indruk, een koele afstandelijkheid die in dit geval haar functionaliteit mist. Het gebrek aan emotionaliteit wordt nog geaccentueerd door een zwakke regie, waar enkel de actrice Dora van der Groen en een ondergewaardeerde Dries Wieme (in een nevenrol) bovenuitkomen. Naast de onnatuurlijke dialogen is ook de muziek van Rogier van Otterloo vaak echt storend.
De film blijft zo niet meer dan een illustratie bij de roman. De stills lenen zich uitstekend tot het verluchten van de filmeditie van het werk, die inmiddels in de boekhandel prijkt.
Eens te meer wordt verondersteld dat de kijker het werk grondig kent. Hij krijgt tijdens de projectie ook voldoende de tijd om de leemten op het gebied van de dramatisering aan te vullen.
In tegenstelling tot Robbe de Hert (De Witte van Sichem) mist Jan Gruyaert elke visie op zijn onderwerp. De Vlaschaard is een prent waarvan de vlag Streuvels de lading niet dekt. Het is een film die nogmaals aantoont dat heel wat Vlaamse cineasten hun publiek niets te vertellen hebben.
Wie zich echter tevreden stelt met de technisch uitermate verzorgde fotografie, zal in deze film zijn gading vinden. Dat was wel het geval met de jury van