Muziek
Vic Nees: retrospectieve van een kwarteeuw koormuziek.
Vijfentwintig jaar koorcomponist; een opvallende prestatie die niet ongemerkt voorbij mocht gaan. Vic Nees (oMechelen, 1936) schreef namelijk zijn eerste belangrijk koorwerk in 1958; het was de psalm 23 voor vierstemmig gemengd a-capella-koor ‘Mijn Herder is de Heer’. In het vrij traditioneel gekleurde koorleventje in Vlaanderen viel dit debuut als een bom uit de lucht. Wie reeds vertrouwd was geraakt met de vernieuwde koormuziekbeweging uit Duitsland haalde opgelucht adem: eindelijk brak ook in Vlaanderen een nieuwe lente en een nieuw geluid door. En het bleef hier niet bij. Een levenswarme inspiratie en een solide vakmanschap hebben ervoor gezorgd dat met een onstuitbare regelmaat de nieuwe werken uit de pen vloeiden. Gedurende de afgelopen kwarteeuw stelde Vic Nees een oeuvre samen van meer dan zestig koornummers; de vele volksliedbewerkingen en kleinere zettingen laat ik daarbij buiten beschouwing.
Gedurende die vijfentwintig jaar stond Vic Nees bovendien met zijn twee voeten in de koorpraktijk en was hij met huid en haar gebonden aan de verjonging van het koorleven in Vlaanderen. Jarenlang dirigeerde hij vooraanstaande amateurkoren, verleende hij zijn medewerking aan cursussen voor koordirectie, redigeerde hij verschillende uitgaven van hedendaagse koormuziek of stelde hij als BRT-producer verantwoorde koorprogramma's samen. Sinds 1970 is hij dirigent van het BRT-koor, dat onder zijn leiding tot een eersterangsniveau werd opgetrokken en een internationale reputatie verwierf. Redenen genoeg dus om deze veelzijdige koorspecialist en Vlaamse koorcomponist bij uitstek na een kwarteeuw vruchtbare arbeid een verdiende hulde te brengen. Dat gebeurde in de loop van de maand februari. In Brussel werd die viering op touw gezet door het Koninklijk Muziekconservatorium en in Antwerpen door het Antwerps Bachkoor, dat naar aanleiding van zijn tienjarig bestaan met dit concert een Internationaal Koorfestival inzette. De uitvoerders waren het Vocaal en Instrumentaal Ensemble van het Brusselse Muziekconservatorium o.l.v. Juliaan Wilmots.
Sinds 1970 is Juliaan Wilmots leraar voor koordirectie en koorzang aan het genoemde conservatorium. Zijn eerste openbaar concert met dit ensemble in 1975 betekende het begin van een reeks kwaliteitsprestaties die voordien niet denkbaar waren in een rijksconservatorium. Ook met het Neesconcert scheerde hij hoge toppen. Hij had niet alleen voor een boeiend en gevarieerd programma gezorgd, waarin de vele uitingen van de componist aan bod kwamen, maar ook voor een uitvoering die tot in de kleinste details verzorgd was. Of hij nu het groot gemengd ensemble, het vrouwenkoor of een kamerkoor dirigeerde, telkens stelde hij het geprogrammeerde werk voor in een gave muzikale interpretatie en een geschakeerde expressieve vertolking. Met een sobere maar precieze gestiek haalde hij alle nuances uit de partituur en liet hij elke compositie met haar rijke inhoud tot leven komen.
In 1974 ontving Vic Nees de Eugène Baie-prijs, een onderscheiding die de provincie Antwerpen jaarlijks uitreikt aan een Vlaams kunstenaar van wie de werken getuigen van een buitengewone begaafdheid. Naar aanleiding van die gebeurtenis hebben we in dit tijdschrift (17e jg., 1974, nr. 2, blz. 288-289) de betekenis van de componist belicht en zijn werk en stijlevolutie tot op dat ogenblik geschetst. Voortbouwend op die bijdrage, willen we hier het overzicht van het oeuvre van Vic Nees aanvullen met de voorstelling van enkele representatieve bladzijden uit de laatste tien jaar.
Al heeft Vic Nees gedurende die kwarteeuw scheppende arbeid een opmerkelijke en boeiende evolutie doorgemaakt en weet hij steeds op een doeltreffende en oordeelkundige wijze vernieuwende elementen in zijn idioom te vermengen, toch zijn er constanten die onafgebroken in zijn stijl opduiken. We vermelden slechts zijn zorg om aan elke stem een eigen, volwaardige en overwegend vocale substantie te geven, zijn voorkeur voor een zekere ordening, soms zelfs symmetrie of spiegelbeeld in de structuur, zijn zwak voor een kernachtige, soms obstinaat uitgewerkte motiefbehandeling, zijn streven naar een zinvolle en veelal evocatieve afwisseling in melodische, ritmische of harmonische schrijfwijze binnen elke compositie. De hoofdeigenschap echter die het hele oeuvre kenmerkt, is ontegensprekelijk de originele en beeldende tekstverklanking. De inhoud van de tekst bepaalt bij hem zeer duidelijk het muzikale verloop, de melodische lijnen, de stemvoering, het ritme, het tempo en de dynamische schakering. Hij doet dit evenwel niet op een naïef schilderende manier, maar als een rasechte woorddeclamator die, volkomen in de geest van het gedicht of de psalm, zijn persoonlijke en suggestieve interpretatie aan de tekst geeft, bepaalde woorden of zinsneden in reliëf plaatst en het versmetrum in een origineel deinend muzikaal ritme opvangt.
Als een duif op een dak (1974) is een cyclus met zes korte meditaties voor vierstemmig a-capellakoor, gekozen uit even zoveel psalmen. Het werk begint en eindigt met een eenstemmig en cantabel gezang. Daartussen prijken nummers in homoritmische stijl, bescheiden polyfone schrijfwijze of spreekkoortechniek. Als geheel is het een mooi voorbeeld van verkondigende