Gerrit Komrij, Het Chemisch Huwelijk. V. l.n.r. Pierre Bokma, Adriaan Olree, Huib Rooijmans en Kees Hulst.
‘Fleurons en kwasten voor de ereboog. / Rozetten, ijzerdraad en sparregroen’ ligt de lange weg van deze klassieke tragedie in vijf bedrijven met een entr'acte na het derde bedrijf.
Globe zette onder regie van Gerardjan Rijnders het geheel in de scène. Het indrukwekkende decor van Paul Gallis bestond uit een half ronde zuilengalerij van zwart marmer en binnen deze klassieke ruimte voltrok zich het drama. Een aantal keren werden de zuilen en de fries wit uitgelicht bij droom- en bodeverhalen wat een bijzonder effect had binnen de handeling. De entr'acte werd gespeeld op een klein oplopend verhoog met omlijsting waarop mythologische figuren en een achtergrond met een blauw gordijn met sterren.
De vier personages die de tragedie uitbeelden, zijn als marionetten in het ideeëndrama van Komrij. Personages die poëtische teksten uitspreken, soms lange monologen over liefde en schoonheid, jaloezie en haat, eenzaamheid, chaos en leegte. De personages komen bijeen om een feest voor te bereiden. Een van de toneelmatig aardigste scènes is dan ook tegen het einde van het tweede bedrijf het uitschrijven van de menu's. Het marionettenidee wordt nog versterkt door de aanwezigheid van een marionettenpop met lichtgevende kop, het speelgoedkind van Manfred en Max die later aan Cardenio wordt gegeven en het kritische, soms ironisch-sarcastische commentaar dat gegeven wordt door de buitenstaander Caspar die als bediende optreedt en o.a. zegt: ‘Manfred lijkt ook als hij wakker is / Nog op een pop, uit kurk gesneden...’. Het zijn ‘Lakdoospoppen’. Het stuk heeft een statisch karakter met opera-achtige elementen. Tijdens de menuscène zingt Manfred, zichzelf op een vleugel begeleidend, een Italiaans lied over de lente en de dichters met hun zoetgevooisde zangen. Teksten vol literatuur die de zgn. chemische reacties tussen de personages moet weergeven met tot slot een melodramatische, op een Shakespeare-persiflage-berustende sterfscène, waarbij de twee lijken op elkaar liggen en een bloedgolf het einde aankondigt. Een bloedgolf veroorzaakt door een stukgeslagen medaillon met het portret van de moeder, symbool van geboorte en dood. Vol symboliek is ook de entr'acte waarin Max als Mercurius, Cardenio als demon Antimimos en Marius als raaf optreden. De raaf als verteller en de dialoog tussen Max (Mercurius) en Cardenio (Antimimos) geeft de orakelachtige voorspelling van het einde aan: ‘Samen zullen wij op golven / Lopen en ons nedervleien / Naast de klauwen van de leeuw. / Samen zullen wij een schaduw / Werpen, als een mensenlichaam (De raaf krast)’.
Huilen en kussen, omarmen en afstoten rond een zwarte bank in een zwart marmeren hal in aanwezigheid van een lichtgevende marionettenpop met een cynische huisbediende op de achtergrond. Dit is de voorbereiding op een feest waaraan slechts twee van de vier mannen deelgenomen zullen hebben als het doek valt. Je vraagt je af waarom plotseling het publiek in zo groten getale toestroomt. (Tilburg driemaal praktisch uitverkochte voorstellingen). Is het de naam van de auteur, is het de opvoering door Globe of is het het stuk zelf dat ongetwijfeld boeiende facetten heeft maar naar lengte en literaire hoogstandjes een voor de toeschouwer toch lange, moeilijke luisteropgave is?
Met gemengde gevoelens verlaat je de zaal met het voornemen de tekst en de inleiding nog eens door te nemen en je ontdekt dat het eigenlijk, contradictio in terminis, ‘ergens’ een leesdrama is vol poëtische vergelijkingen en dubbelzinnige ideeën dat Globe op een suggestieve manier toch wist te brengen dank zij decor, spel en regie.
Piet Simons.