naar 't vleesgeworden leed
dat in de nanacht verder bloeit...
zijn lust was het etteren van mijn tranen,
zijn kus een gaping op het gezicht,
zijn strelen, een verbeten amen
op de litanie van mijn gedicht.’
Een indringende bundel poëzie van een eenzaam talent.
Cornelis Goslinga, die jaren op Curaçao woonde en werkte als geschiedenisleraar, waarbij hij zich in de slavernij in het Caraïbisch gebied verdiepte, schreef een derde bundel Antilliaanse verhalen, De Trinitaria. Ze zijn vlot verteld, maar nogal op het effect geschreven. Aardige anekdoten met weinig diepgang, die het Curaçaose leven bekijken vanuit het perspectief van de buitenstaander. Antilliaans van binnen uit zijn de verhalen die Jules de Palm verzamelde in Antiya. Ze bestrijken een periode van 25 jaar; de oogst uit die lange tijd is een tiental verhalen, ‘die met zweet en tranen tot stand zijn gekomen, verhalen waaraan een nostalgie naar de A.B.C.-eilanden in de jaren veertig de boventoon voert’. De Palm is dus bepaald geen veelschrijver, omdat naar eigen zeggen ‘een bijna ziekelijk perfectionisme’ de produktie afremt. De korte verhalen gaan o.a. over Aruba, Curaçao, en de verhouding tussen die twee eilanden, de afgestudeerde Antilliaan die terugkeert en zich moeilijk aanpast, oude gebruiken, liefde, bijgeloof en het Kerstfeest. Een sympathieke bundel waarin de Antillen van binnen uit in zorgvuldige taal voor de Nederlandse lezer beschreven worden.
Volledigheidshalve moet ik nu een tweetal mislukte werken noemen. Dat zijn het curieuze quasi-mystieke De hemel is zo ver door Hanny Lim, Nederlandse van geboorte maar al jaren op de Antillen woonachtig, en het romandebuut van Gustaaf de Jongh: Zwarte Makamba, dat op Curaçao is uitgegeven.
Zwarte Makamba is het verhaal van een Curaçaose volksjongen die kost wat kost wil bewijzen dat een arme zwarte jongen ook wat kan bereiken in het leven. Hij zal niet rusten voor hij rechter is! Dit mislukt in de loop van het verhaal volledig onder de pen van De Jongh, doordat deze nou net het tegenovergestelde bewijst: de hoofdfiguur wordt inderdaad rechter, maar dat uitsluitend dank zij de medewerking van allerlei vriendjes, niet uit eigen kracht. Op een ongeloofwaardige manier gaat hij te gronde aan eigen carrièrejacht, waarbij hij zijn afkomst volkomen verloochent. De stuntelige verteltrant en de gebrekkige psychologie veroorzaken ook de ondergang van het op zichzelf zeer aardige gegeven, wat jammer is.
De broer van Gustaaf, Edward de Jongh, publiceerde zijn derde roman, De Boog, nu bij Meulenhoff, na eerder op Curaçao Fata Morgana en De Steeg uitgegeven te hebben.
De boog is één van de open ruimtes in de dikke muren van het oude Riffort aan de haveningang van Willemstad op Curaçao. Op deze plaats leven een aantal haveloze, dakloze schooiers en gaan er ten onder. De Jongh schetst de positie van een aantal mannen van de zelfkant van de samenleving, die in armoede en verslaafd aan drank ten onder gaan, maar solidair met elkaar in hechte vriendschap verkeren, met de hoop op een beter leven dat echter uitblijft. De Jongh heeft dit gegeven, na zijn eerste twee zwakke romans, zeer aanvaardbaar uitgewerkt. We zullen na dit succes nog wel vaker van hem horen.
Deze vogelvlucht over twee literaire landschappen leverde voor het onafhankelijke Suriname een beeld op van kleiner werk dat gericht is op het eigene, en voor de Nederlandse Antillen afwisselend succes en mislukking van werk dat nog steeds sterk gericht is op het Europese moederland. Daar probeert men te publiceren en houdt men met het lezerspubliek terdege rekening.
Vroeger sprak men in Nederland nog wel eens minzaam over ‘onze taalkolonies’, nu rekent men de vertegenwoordigers tot de culturele minderheden die ‘een eigen stem’ hebben en een eigen thematiek. Dit overzichtje wilde niet meer dan even aandacht vragen voor wat er in de randgebieden van de Nederlandse taaltuin, erfdeel van ons koloniaal verleden, gebeurt.
Wim Rutgers.
Bibliografie:
Suriname:
Edgar Cairo, Als je hoofd is geboord, Uitgeverij In de Knipscheer, Haarlem.
Albert Helman, Aansluiting gemist,
Nijgh & Van Ditmar, 's-Gravenhage.
Rappa, Opa Djannie en andere verhalen, Drukkerij-Uitgeverij Alberga, Paramaribo.
R. Dobru, Revo & Love in the Sun, in eigen beheer.
Julian With, De weerzinwekkende worsteling, in eigen beheer.
Trudi Guda, Vogel op het licht, Paramaribo, 1981, in eigen beheer.
Nederlandse Antillen:
Tip Marugg, Weekendpelgrimage, Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam.
Oda Blinder, Verzamelde stilte, Meulenhoff, Amsterdam.
Cornelis Ch. Goslinga, De trinitaria, Nijgh & Van Ditmar, 's-Gravenhage. Jules de Palm, Antiya, De Bezige Bij, Amsterdam.
Hanny Lim, De hemel is zo ver, Wedrego b.v., Heerlen.
Gustaaf de Jongh, Zwarte Makamba, Publicacion Scorpio, Curacao.
Edward de Jongh, De boog, Meulenhoff, Amsterdam.