| |
| |
| |
Schillebeeckx' christelijk humanisme
Herman-Emiel Mertens
Geboren in 1928 te Tisselt-Willebroek. Studeerde theologie aan de Gregoriaanse universiteit. Gewoon hoogleraar aan de K.U. Leuven waar hij dogmatische theologie doceert. Publiceerde o.m. Bidden in Geest en Waarheid (1961), Ik waag het met God (1968), Veraf en Dichterbij (1971), Geloof en Politiek (1972), Zonder Opium (1972), Waaraan je hart zich hecht (1982).
Adres:
Willem Geetsstraat 12, B-2800 Mechelen.
Op vrijdag, 17 september 1982 ontving de Nijmeegse theoloog, Edward Schillebeeckx de Erasmusprijs. In de voormiddag werd hij in de Nieuwe Kerk te Amsterdam door familieleden, vrienden en collega's in de bloemen gezet. In een zeer gemoedelijke sfeer werden hulde-toespraken gehouden door de theologen H. Kuitert (Amsterdam) en H. Küng (Tübingen) en door de dichter H. Oosterhuis. Ook werd het kersverse boek God is ieder ogenblik nieuw (gesprekken van Edward Schillebeeckx met Huub Oosterhuis en Piet Hoogeveen) gepresenteerd. In de namiddag werd tijdens de officiële plechtigheid de Erasmusprijs overhandigd door Prins Bernhard, in aanwezigheid van Koningin Beatrix en de koninklijke familie en van een vrij groot select publiek. De Vlaamse prominenten kon men echter op de vingers van één hand tellen. Opvallend was ook het zwijgen van de Vlaamse pers (één krant uitgezonderd), hoewel het toch een unieke gebeurtenis is, voor wie begaan is met de culturele integratie Noord-Zuid.
Dank zij het initiatief van de cultuurgroep ‘Duidelijk’ werd aan de Erasmuslaureaat toch een ‘Vlaamse’ hulde gebracht in het Osterrieth-huis te Antwerpen op 22 november 1982, met toespraken door prof. B. Coolsaet (Utrecht), prof. em. L. Apostel (Gent) en prof. H.E. Mertens (Leuven) en met een gelegenheidsrede door Schillebeeckx zelf over de ‘diagnose van kultuur en godsdienst met het oog op de toekomst’.
De Erasmusprijs is geen kerkelijke onderscheiding, geen religieuze aangelegenheid. Schillebeeckx is de eerste theoloog die hem ontving. Uitgerekend om zijn theologisch oeuvre is hem deze hoge culturele onderscheiding toegekend. Door zijn theologisch denk- en schrijfwerk heeft hij op uitzonderlijke wijze bijgedragen tot de promotie van de Westeuropese cultuur. Uiteraard ligt Schillebeeckx' grote
| |
| |
Edward Schillebeeckx (o1914).
verdienste allereerst op het eigen vakgebied, nl. dat van de fundamentele en systematische theologie. Daar heeft hij baanbrekend werk verricht. Als geen ander heeft hij, gedurende de laatste kwarteeuw, zich ingezet om de christelijke openbaring opnieuw te verwoorden tegenover het geseculariseerde leefklimaat en de concrete levensvragen van zijn tijdgenoten. Op meesterlijke wijze heeft hij dit voorgedaan, als een ware ‘magister’ van zowel collega's als studenten. Zijn vakkundigheid wordt trouwens zowel door protestanten als katholieken erkend. Maar Schillebeeckx' invloed reikt verder dan de vaktheologie en de kerkelijke verkondiging. Door zijn ‘hertaling’ van het christelijk erfgoed heeft hij dit weer geloof-waardig gemaakt binnen de huidige culturele context. Vele geloofsgenoten heeft hij op vaardige en efficiënte wijze geholpen bij de bevrijding van verouderde opvattingen en waanbeelden, die als vervreemdende apriori's de herwaardering van de authentieke geloofstraditie verhinderen. Zodoende heeft hij bijgedragen tot de verruiming van de denkhorizon en tot de sanering van het leefklimaat, niet alleen binnen de christelijke kerken, maar ook daarbuiten.
Het is mij in dit artikel geenszins te doen om een schematisch overzicht van de
| |
| |
grote thema's van Schillebeeckx' theologie, noch om een bondige tekening van de krachtlijnen van zijn denken. Ik bedrijf hier geen vaktheologie, niet eens theologische journalistiek. Ik probeer slechts duidelijk te maken aan ‘leken’ waarom wij theologen, - althans velen onder onze vakgenoten -, Schillebeeckx waarderen en danken, en in het bijzonder, waarom wij menen dat hij via zijn theologie heeft bijgedragen tot de humanisering van onze westerse cultuur.
| |
Levensechte theologie.
Laat mij in één woord deze mening samenvatten: Schillebeeckx heeft de theologie dichter bij het concrete leven gebracht, en wel met de uitgesproken bedoeling de zo bedreigde humaniteit in onze leefwereld te redden en te verhogen. Zinvolle theologie moet bemiddelen tussen de eeuwenoude boodschap van heil en de huidige wereld vol ellende. De mensen om wie het gaat, zijn er belangrijk genoeg voor.
Bij de aanvaarding van zijn ambt als gewoon hoogleraar in de dogmatische theologie aan de R.K. universiteit te Nijmegen op 9 mei 1958 beleed de jonge professor Schillebeeckx: ‘het levende leven van de mensheid in haar dialogische situatie tegenover de God van het heil is uiteindelijk de vind- en werkplaats van de levensechte teologie’. Aan deze programma-verklaring is de Nijmeegse professor trouw gebleven. Gelovend in Gods Woord heeft hij behoedzaam en geboeid de steeds wisselende vragenhorizon afgetast, - scherp luisterend naar de resultaten van zowel de moderne humane wetenschappen als de kritische bijbelexegese, vanuit de zorg ‘de geloofsschat heilig te bewaren en trouw uiteen te zetten’. Ik ontleen deze formule aan Vaticanum I (1870), weliswaar destijds bedoeld om het pauselijke leerambt te omschrijven (‘fidei depositum sancte custodire et fideliter exponere’). Met opzet citeer ik deze woorden, ook al worden deze vaak verkeerd gebruikt door fundamentalisten en andere kerkelijk behoudsgezinden. In de bijwoorden ‘sancte’ en ‘fideliter’ liggen sterke nuances die de openheid suggereren voor de noden van de veranderende tijden en voor de universalisering van de adressaten van het ‘bewaren en verklaren’.
De theoloog is geen uitvinder van de boodschap: hij verkondigt niet ‘zijn’ evangelie. Wel is hij een voorganger in het ‘voordenken en na-denken’ (R. Michiels). En als het evangelie een blijde boodschap is, bestemd voor alle mensen op zoek naar de zin en verlangend naar geluk, als het christendom veeleer is ‘een verhaal en een praxis’ (E.S.), dan een doctrine, een moreel systeem, een sociologisch instituut, een cultus, dan heeft dit ‘schroomvolle bewaren en trouw verklaren’, niets te maken met het zich halsstarrig vastklampen aan de interpretaties uit een compleet voorbijgestreefde cultuur en aan beelden die hun oude kracht vandaag de dag verloren hebben. Theologie is vertaalwerk. De theoloog is een tolk, een twee-talige, die de boodschap van de bijbel en de traditie kan her-denken en her-talen voor de hier-en-nu levende medemensen.
| |
Theologie is hermeneutiek.
Op een uitmuntende wijze heeft Schillebeeckx deze hermeneutische opdracht van de theoloog toegelicht en zelf voorgeleefd. Steeds is hij de advokaat geweest van een (begrensd) theologisch pluralisme (altijd is er een pluralisme van theologische scholen geweest, al was het vroeger binnen de gemeenschappelijke context van vooronderstellingen en vragen).
Een geloofsgemeenschap die, in de veranderde leef-, denk- en taalcontext, de trouw aan de letter van haar traditionele
| |
| |
credo-formules verkiest boven de creatieve trouw aan de met het leven evoluerende taal, dreigt te vervreemden van haar eigen oorsprong. De huidige identiteits- en relevantiecrisis van het christendom is grotendeels een taalcrisis. Indien het geloven is ‘een eigen wijze van waarnemend en interpreterend in deze geschiedenis staan’ (E.S.), onder de kritische én hoopgevende belichting van het evangelie en naar het aanstekelijke voorbeeld van Jezus, dan moet het ‘heilig bewaren van de geloofsschat’ verstaan worden als een steeds opnieuw te gelde maken van de heilsboodschap, en dan is anderzijds het zweren bij de oude, materiële letter een verraad aan de geest van de boodschap.
Goed begrepen betekent rechtgelovigheid én orthodoxie én orthopraxie. ‘Het doen, de orthopraxie, moet een innerlijk element zijn van het verificatiebeginsel. Christendom is geen louter hermeneutische onderneming, geen kwestie van zuivere theorie, maar uiteindelijk van gelovig doen’ (E.S.). Dit is geen pleidooi voor pragmatisme, want ‘evenzeer is christelijke ortopraxie ondenkbaar zonder een element van christelijk-theoretisch kennen, en in die zin van orthodoxie’. De spanning tussen luisteren en doen, tussen verhaal en praxis is trouwens zo oud als de bijbel zelf, waarin een ‘gelovig-taal-pluralisme’ zijn onmiskenbare sporen heeft nagelaten.
Geen fundamentalisme, geen steriel dogmatisme. Een vernieuwd begrip van ‘openbaring’ als ‘Gods heilshandelen, niet op zich, doch als ervaren en ter sprake gebracht door gelovigen in antwoord op hun vraag naar de zin van het leven’ (E.S.). Pas in het menselijke antwoord wordt de Godsopenbaring ge-actualiseerd en voltooid. Aan de oorsprong van het christendom staat geen leer, maar een ervaring: de godservaring van Jezus en zijn leerlingen, ingebed in een brede werkelijkheidservaring. En vandaag de dag is de actuele levens- én geloofservaring van christenen au sérieux te nemen als een soort vijfde evangelie. Dus staat op de dagelijkse agenda van de theoloog ook het wereldgebeuren. Christelijk geloof is immers een ‘integrale levenshouding die ook ons zijn-in-deze-wereld omvat’ (E.S.).
Door zowel het biblicisme en het dogmatisme als de louter existentiële interpretatie van de geloofsuitspraken af te wijzen, slaagt Schillebeeckx erin de tegenstelling op te heffen tussen de goddelijke openbaring en de menselijke bestaanservaring. Anders gezegd: ‘Theologie is geen antropologie, maar een theologische uitspraak is tegelijkertijd een antropologische uitspraak’ (E.S.).
| |
Menselijk heil.
Gods openbaring betreft het heil van mensen. Het christendom is het lange verhaal van Gods herhaalde aanbod van geluk, inspelend op de eeuwenoude geschiedenis van menselijk onheil. Net zoals de bijbel moet ook de theologie de dringende levensvragen vertolken en klankbord zijn van het concrete menselijk leed. De theoloog beluistert, analyseert en interpreteert de onheilservaring van zijn medemensen, in de overtuiging dat ‘de zorg voor de medemens de zichtbare gestalte is, waarin het rijk Gods zich manifesteert’ (E.S.). ‘Jezus weigerde elke concurrentie tussen Gods eer en 's mensen geluk’ (E.S.).
Schillebeeckx vat het ‘verhaal van Jezus, de levende’ op als ‘de openbaring van de op menselijkheid bedachte Gods heerschappij’. Vanuit zijn radicaal beleefde Godsrelatie heeft Jezus zijn verbondenheid met zijn medemensen tot de laatste consequenties, ja tot het bittere einde toe, waar gemaakt. Geen tegenstelling dus tussen Gods-dienst en mensen-dienst, integendeel. Het ‘heil van
| |
| |
Godswege in Jezus Kristus geopenbaard’ (E.S.) is ook biologisch, ecologisch, maatschappelijk, cultureel en politiek. Maar ook hier waarschuwt Schillebeeckx voor gevaarlijke eenzijdigheden en reducties, want ‘in het evangelie komen juist die vervreemdingen ter sprake die door geen menselijk, wetenschappelijk en technisch ingrijpen weg te werken zijn’ (E.S.). ‘Er is menselijk leed dat sociaal-politiek niet op te lossen is’ (E.S.). Structuurhervormingen, hoe noodzakelijk ook, zijn hoegenaamd geen tovermiddel en lossen niet alles op. In zijn ‘Gerechtigheid en Liefde’ herhaalt Schillebeeckx het voortdurend: ‘het lichamelijke en de structuren constitueren het heil nooit’. Totale ‘zelf-bevrijding’ is een illusie. Het christendom predikt een heil ‘van Godswege’ en stelt geen ingevulde heilsleer voor. Christelijk heil is menselijk geluk. Het heeft dus vele dimensies: lichamelijke, geestelijke, ecologische, sociale, maatschappelijke, culturele, politieke. Christelijk heil is méér dan dit alles, maar het is ook dat. Christendom is humanisme, maar het is een christelijk humanisme, want ‘verlost zijn we tot een menselijkheid die zichzelf mag en kan overstijgen’ (E.S.).
| |
Geseculariseerde godsdienst.
Schillebeeckx' humanisme is door en door christelijk, want de levensbeschouwing en -praxis zijn niet los te denken van Jezus, ‘het verhaal van een levende’. In naam van het evangelie en van de erkenning van Gods transcendentie verzet Schillebeeckx zich met hand en tand tegen iedere ideologisering, tegen iedere verabsolutering, tegen iedere reductie van het godsdienstige tot het louter ethische en het esthetische. Wel bepleit hij de onlosmakelijke verbondenheid van godsdienst en medemenselijkheid. In deze geseculariseerde wereld moet het christendom tegelijk zijn mystieke én politieke dimensies waar maken. Om het in de taal van de Duitse theoloog Friedrich Gogarten uit te drukken: secularisatie, ja; secularisme, neen.
Godsdienst is hoegenaamd geen synoniem van medemenselijkheid; het christendom is echter ook medemenselijkheid en kan overigens geenszins zonder de historische bemiddeling van deze medemenselijkheid. Van enige reductie tot een sociale praxis kan geen sprake zijn, maar evenmin van een wereldvreemde vroomheid. ‘Ik vraag me af’, zo schrijft Schillebeeckx ‘wat het gehalte aan religieuze ervaring en dus aan werkelijkheid nog kan zijn bij de beleving van Gods reële presentie in de liturgie, wanneer we verleerd hebben ook buiten de liturgie onszelf, onze medemens en onze wereld symbolisch waar te nemen als Gods reële, zij het verborgen aanwezigheid. Geloofstaal en kerkelijke taal worden zinloos of leeg naarmate zij geen herkenbare verwijzing meer bevatten naar reële ervaringen in de wereld van alledag’ (Gerechtigheid en Liefde, p. 748).
Zonder liturgie en gebed dreigt het humanisme te verschralen en van zijn ‘diepte’ beroofd te worden. Maar een godsdienstigheid zonder humanitaire inslag, zonder invloed op het ethische gedrag, is ‘het najagen van een leegte’ (E.S.).
| |
Maatschappijkritisch.
Menselijk heil is maatschappelijk en politiek geconditioneerd. Het christendom is een verhaal van liefde dat oproept tot een ‘praxis’ van liefde. Deze praxis impliceert de innerlijke omkeer van de individuele persoon én de reconversie van de maatschappelijke structuren. Vaak heeft Schillebeeckx geïnsisteerd op de dialectische verhouding tussen de bekering van het hart en de sanering van de socio-culturele context. Christelijk heil is menselijk heil, dus én persoonlijk én sociaal.
| |
| |
Zoals J.B. Metz, J. Moltmann e.a. reageert Schillebeeckx tegen de spiritualisering en privatisering van de christelijke heilsboodschap. Deze moet immers ook maatschappelijk en zelfs politiek relevant zijn. Enerzijds onderschrijft Schillebeeckx de stelling dat geloof en politiek twee zijn. Het evangelie is geen sociaal manifest, geen politieke proclamatie. Iedere vorm van neo-clerikalisme is uit de boze. Maar anderzijds kunnen christenen niet onverschillig blijven tegenover het bestaande onrecht en lijden. De nijpende politieke en ethische problemen van de honger, het geweld, de milieuvervuiling, de werkloosheid, de bewapening, de etnische verdrukking, raken het christelijk geloof en vormen een uitdaging voor de kerken. ‘Het christelijk geloof met zijn caritas-inspiratie is pas dan concreet politiek relevant en actief, wanneer door de analyse en interpretatie van 's mensen ervaring en van de samenlevingsstructuren de historische bemiddeling is gelegd tussen geloof en politiek handelen’ (E.S.). Met Jezus de Gekruisigde kiest de christen partij voor de armen en de verdrukten, voor de marginalen en de zondaars. Waar de humaniteit bedreigd wordt in deze wereld stelt de christen zich te weer, samen met medechristenen en ook samen met alle nietchristenen, bezorgd om de humane waarden. Actieve deelname aan de vrouwenbeweging en aan de vredesbeweging kan een authentieke vorm zijn van christelijk geloof. Toch is dit alles geen verkapte propaganda voor de zich christelijk noemende politieke partijen.
‘Men kan een politieke consensus niet direct op een religieuze consensus bouwen’ (E.S.). Deze bevrijdende uitspraak is door velen in Nederland en in Vlaanderen ten zeerste gewaardeerd. Schillebeeckx' pleidooi voor deconfessionalisering van de politiek is geenszins in tegenspraak met zijn politieke hermeneutiek van de christelijke verlossingsleer. Kritiek op de confessionele partijen kan samengaan met een door het christelijk geloof geïnspireerde politieke praxis.
Sommige christenen weigeren Schillebeeckx' recente verklaringen over pacifisme en ontwapening te onderschrijven. Een politiek pluralisme binnen de kerken, althans een begrensd pluralisme, ligt in de lijn van Schillebeeckx' politieke theologie. Bij de analyse en de interpretatie van de concrete politieke situatie (die meestal complex is) en bij de beleidsvorming zijn vele andere dan geloofs-factoren in het spel. Persoonlijk voel ik mij niet zo gelukkig met de ietwat sloganachtige uitspraak dat ‘het voor christenen op dit ogenblik, vanuit het evangelie, een plicht is om wat men noemt links te stemmen’. Maar wie Gerechtigheid en Liefde heeft bestudeerd weet veel beter. Schillebeeckx zet zich schrap tegen iedere ideologie van welke kleur ook, tegen iedere dictatuur zowel van links als van rechts. Hij pleit voor een politieke bevrijdingspraxis (bijv. in Latijns-Amerika), maar ook voor een liefdadigheid in het zogenaamde ‘interim’ de tussentijd waarin de structuurhervorming nog volop aan de gang is. Hij maakt een ‘eschatologisch voorbehoud’ tegenover ieder menselijk project, ieder politiek beleid, zelfs tegenover iedere theologie, de zijne niet uitgezonderd (ook hij schrijft niet voor de eeuwigheid).
| |
Bevrijd en bevrijdend humanisme.
Schillebeeckx' duizenden bladzijden omvattend oeuvre kan moeilijk in enkele pagina's geresumeerd worden. Dat lag trouwens niet in mijn bedoeling. Over zeer belangrijke onderwerpen heb ik geen woord gerept: de christologie, het kerkelijke ambt, het huwelijk, de eschatologie, het oecumenisme. Evenmin zijn de evolutie en de bronnen van zijn theologisch denken ter sprake gekomen. Het
| |
| |
ging hier slechts om enkele aspecten die de humanitaire inslag van zijn theologie weergeven.
Een theoloog spreekt over God. Edward Schillebeeckx spreekt als christelijk theoloog over de op menselijkheid bedachte God van Jezus van Nazaret, die ‘zich ontfermt over kleinen, weggedrukten, mensen die behoefte hebben aan een glas water en aan kleding’ (E.S.). Sleutelwoord in de evangelie-scène van het Laatste Oordeel is ‘de behoeftige mens, de mens in de knel’. Valt niet hetzelfde uiteindelijke oordeelswoord ook over iedere theologie? Is het niet de grote taak van de theoloog de medemens te begeleiden bij zijn levensbeschouwelijke verdieping en bij zijn interpretatie van het evangelie van de menselijkheid?
Schillebeeckx had het ooit in een homilie over ‘de enorme gave mens te mogen zijn’, en over God die de mens bevrijdt tot een nieuwe vrijheid. ‘God wil een wereld waarin Zijn glimlach over Zijn lieve schepping verschijnt op het gelaat van iedere mens, zodat wij voor elkaar genade en bevrijding, elkaars geluk mogen zijn binnen een bovendien brandschone, heerlijk genietbare natuur’ (Evangelieverhalen, p. 149).
|
|